Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 maart 2013,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 31 mei 2013.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert eiser, de zoon van de overledene, de afgifte van een derde deel van de as van zijn overleden vader, die op 1 januari 2012 is overleden. De overledene was gehuwd met gedaagde, die de urn met de as na de crematie heeft opgehaald. Eiser stelt dat er tijdens een gesprek op 2 januari 2012 mondelinge overeenstemming is bereikt over de verdeling van de as, maar gedaagde betwist dit en stelt dat de overledene heeft gewild dat zijn as bij haar zou blijven. De rechtbank oordeelt dat gedaagde de opdracht tot crematie heeft gegeven en daarmee verantwoordelijk is voor de bestemming van de as. De rechtbank concludeert dat de wens van de overledene, zoals vastgelegd in een document dat door gedaagde is overgelegd, was dat de as bij gedaagde zou blijven. Eiser's verzoek om een tastbaar aandenken aan zijn vader in de vorm van een sieraad met as wordt afgewezen, omdat dit niet in overeenstemming is met de vermoedelijke wens van de overledene. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.