ECLI:NL:RBZWB:2013:7309

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
C/12/83526 / HA ZA 12-113
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake tenuitvoerlegging vonnis uit 1993 door IDM Finance B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen IDM Finance B.V. en een gedaagde. IDM Finance B.V., voorheen bekend als Eurofintus B.V., vorderde een verklaring voor recht dat zij haar rechten uit hoofde van een vonnis van de kantonrechter te Schiedam van 5 oktober 1993 niet heeft verwerkt en dat het haar vrijstaat dit vonnis ten uitvoer te leggen. De gedaagde had eerder in kort geding procedures de tenuitvoerlegging van het vonnis bestreden, maar erkende in deze procedure dat zij gehouden is tot nakoming van de verplichtingen uit het vonnis. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van IDM Finance B.V. voldoende onderbouwd waren en dat de erkenning van de gedaagde niet langer kon worden weersproken. De rechtbank verklaarde voor recht dat IDM haar rechten uit het vonnis niet heeft verwerkt en dat zij vrijstaat het vonnis ten uitvoer te leggen totdat de gedaagde aan de vorderingen heeft voldaan. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.555,17 werden begroot. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. T. van de Poll.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/83526 / HA ZA 12-113
Vonnis van 20 maart 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap
IDM FINANCE B.V.,
voorheen genaamd EUROFINTUS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. A. Robustella te Ede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.W. Boer te Zeist.
Partijen zullen hierna IDM en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 juli 2012
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 oktober 2012;
  • een schriftelijke machtiging zijdens IDM;
  • akte na comparitie zijdens [gedaagde];
  • antwoordakte na comparitie zijdens IDM.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis d.d. 5 oktober 1993 heeft de kantonrechter te Schiedam [gedaagde] veroordeeld om aan (de rechtsvoorgangster van) IDM te voldoen een bedrag van
f. 7.536,70, te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente, met inachtneming van de restrictie dat de toegewezen vordering dient te worden verminderd met de nettowaarde van een motorvoertuig, merk Hyundai, type 1500 L, zoals deze na teruggave of terugname door taxatie komt vast te staan, en aan (de rechtsvoorgangster van) IDM te voldoen de kosten van de procedure ad f. 1.121,40.
IDM heeft op 21 oktober 2010 executoriaal beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank. Vervolgens zijn tussen partijen procedures gevoerd over het gelegde beslag in een kortgeding procedure, in eerste aanleg en in hoger beroep.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan.

3.1.
IDM vordert  samengevat – een verklaring voor recht dat zij haar rechten uit hoofde van het door de kantonrechter Schiedam gewezen vonnis d.d. 5 oktober 1993, niet heeft verwerkt, alsmede een verklaring voor recht dat het haar vrijstaat voornoemd vonnis ten uitvoer te leggen, totdat [gedaagde] aan de in dat vonnis aan IDM Finance B.V. toegewezen vorderingen integraal heeft voldaan, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
3.2.
[gedaagde] heeft aangegeven dat zij in het kader van de kort gedingprocedure bij de Voorzieningenrechter Rechtbank Breda respectievelijk het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter te Schiedam d.d. 5 oktober 1993 door IDM vooralsnog met succes heeft bestreden. In de onderhavige procedure heeft [gedaagde], gelet op het feit dat anders dan in de kort gedingprocedure alle relevante feiten en omstandigheden ter beoordeling aan de rechtbank zijn voorgelegd door IDM alsmede gelet op het bepaalde in artikel 21 Rv, evenwel te erkennen dat:
  • het principe van kredietverstrekking is dat de schuldenaar gehouden is het hem verstrekt krediet, op de condities als in de kredietovereenkomst uiteengezet, terug te betalen;
  • de kantonrechter te Schiedam [gedaagde] in het vonnis van 5 oktober 1993 heeft veroordeeld tot terugbetaling van het ten titel van geldlening door (de rechtsvoorgangster van) IDM verstrekte bedrag, vermeerderd met rente en kosten;
  • het vonnis van de kantonrechter te Schiedam d.d. 5 oktober 1993 op 7 oktober 1993 aan [gedaagde] is betekend en IDM vervolgens tot tenuitvoerlegging van het vonnis is overgegaan, doch die tenuitvoerlegging – nadat een bedrag van f. 1.744,57 was voldaan – heeft gestaakt als gevolg van het feit dat door de preferente crediteur van [gedaagde], de Belastingdienst, executoriaal beslag was gelegd op een [gedaagde] toekomende uitkering uit hoofde van de sociale verzekeringswetten;
  • de vordering van de Belastingdienst afgerond f. 44.000,-- bedroeg en door het executoriale beslag van de Belastingdienst het maximaal toelaatbare bedrag van f. 74,-- per maand werd getroffen en aldus de afwikkeling van de vordering van de Belastingdienst – bij ongewijzigde omstandigheden – 594 maandelijkse termijnen zou belopen;
  • voornoemd, wezenlijk, aspect in de kort gedingprocedure niet is belicht respectievelijk niet in de afweging van het geschil door het gerechtshof is betrokken;
  • in de kort gedingprocedure eveneens onderbelicht is gebleven het feit dat het kenteken van het motorvoertuig, waarop het door (de rechtsvoorgangster van) IDM verstrekte krediet zag, was gesteld op naam van de ex-echtgenoot en de verblijfplaats van dat motorrijtuig aldus niet door (de rechtsvoorgangster van) IDM kon worden achterhaald en die verblijfplaats ook niet door [gedaagde] aan (de rechtsvoorgangster van) IDM is gemeld.
Het vorenstaande impliceert dat [gedaagde] – indachtig het aangehaald principe van kredietverstrekking – de verplichting tot nakoming van al hetgeen waartoe zij uit hoofde van het vonnis van de kantonrechter te Schiedam d.d. 5 oktober 1993 is gehouden, erkent, en aldus ook de door IDM in de inleidende dagvaarding geformuleerde vorderingen erkent.

4.De beoordeling

4.1.
De stellingen van IDM kunnen het gevorderde dragen en zijn, gelet op de erkenning door [gedaagde], niet langer weersproken. Het gevorderde moet daarom worden toegewezen.
4.2.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van IDM worden begroot op:
- dagvaarding €  76,17
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal €  1.555,17

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat IDM haar rechten uit hoofde van het door de kantonrechter te Schiedam gewezen vonnis d.d. 5 oktober 1993, strekkende tot het aanspreken van [gedaagde] tot betaling van de in dat vonnis aan IDM toegewezen vordering respectievelijk bedragen, niet heeft verwerkt;
5.2.
verklaart voor recht dat het IDM vrijstaat het vonnis van de kantonrechter te Schiedam d.d. 5 oktober 1993 ten uitvoer te leggen, totdat [gedaagde] aan de in dat vonnis aan IDM toegewezen vorderingen integraal heeft voldaan;
5.3.
veroordeelt [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, aan de zijde van IDM tot op heden begroot op € 1.555,17;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.