Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
MIT CHARTERING SAS,voorheen de vennootschap naar Frans recht
SOCIETÉ TRANSPORT DE PROJET INDUSTRIEL SNC,
gevestigd te Vlissingen en kantoorhoudende te Ritthem,
1.De procedure
- het vonnis in het incident van 10 oktober 2007
- de akte naamswijziging en overlegging producties en verzoek tot voortprocederen van de zijde van TPI
- de antwoordakte in het bevoegdheidsincident van Scheldepoort met productie
- de akte uitlating productie van de zijde van TPI
- de pleitaantekeningen van de zijde van TPI
- de pleitnotities in het bevoegdheidsincident van de zijde van Scheldepoort.
2. De feiten
Sur la compétence internationale concernant la demande de dommages et intérêts formée par la société Tpi
Donne acte à la société Transports de Projet Industriel de ce qu’elle se désiste de son appel incident de chef de la disposition du jugement l’ayant renvoyée à mieux se pourvoir sur sa demande de dommages et intérêts faite sur le fondement de l’article 1382 du code civil,
3.Het verdere geschil in het incident
Volgens Scheldepoort stelt het Franse gerechtshof vast dat Scheldepoort geen aansprakelijkheid treft waar het aankomt op het door haar op 27 mei 2005 in Tuzla gelegde beslag op het m.s. “Clipper Cheyenne”, omdat TPI, althans haar bewindvoerder, op dat moment niet aan de (betalings)verplichtingen jegens Scheldepoort had voldaan.
Tenslotte verwijst Scheldepoort naar haar subsidiaire verweer met betrekking tot samenhang, zoals zij dat reeds in haar incidentele conclusie naar voren heeft gebracht.
Het hof te Rouen heeft dit in zijn arrest van 23 oktober 2008 vastgesteld. TPI verwijst naar de inhoud van het arrest onder het kopje “sur la compétence internationale concernant la demande de dommages et intérêts formée par la société Tpi”.
Met de intrekking van de grief door TPI heeft de beslissing van de rechtbank van koophandel te Le Havre dat zij onbevoegd is om zich over de schadeclaim uit te spreken niet alleen kracht van gewijsde, maar ook gezag van gewijsde gekregen. Daarmee is de hele discussie over litispendentie en connexiteit geneutraliseerd en dient de rechtbank te Middelburg in dezen, als enige bevoegde rechter, zich uit te spreken over de vordering van TPI.
4.De verdere beoordeling in het incident4.1. De rechtbank verwijst naar haar vonnis in het incident van 10 oktober 2007. In dat vonnis is de procedure in de hoofdzaak aangehouden, totdat de bevoegdheid van de rechtbank te Le Havre vaststaat.In het vonnis van 10 oktober 2007 is overwogen dat de vordering tot schadevergoeding van TPI in onderhavige hoofdprocedure, dezelfde vordering betreft als de vordering ten aanzien waarvan de rechtbank te Le Havre zich onbevoegd heeft verklaard, namelijk “la demande de la société Tpi tendant à obtenir des dommages et intérêts sur le fondement de l’article 1382 afin de réparer le préjudice consécutif à la saisie conservatoire du navire”, de vordering op grond van artikel 1382 van de Code Civil tot vergoeding van de schade als gevolg van de conservatoire beslaglegging op het schip.Ten tijde van het wijzen van het vonnis van 10 oktober 2007 was het door TPI ingestelde incidenteel appel tegen de beslissing van de rechtbank te Le Havre dat zij onbevoegd was om van de betreffende vordering kennis te nemen, nog aanhangig.Thans staat vast dat TPI haar incidenteel appel tegen het oordeel van de rechtbank te Le Havre op dit punt heeft ingetrokken. Het hof te Rouen bevestigt in zijn uitspraak (slechts) dat TPI haar incidenteel appel intrekt en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Hiermee staat de onbevoegdverklaring door de rechtbank te Le Havre ten aanzien van de betreffende vordering van TPI tot schadevergoeding vast. De primaire grondslag van de incidentele vordering van Scheldepoort tot onbevoegdverklaring van deze rechtbank is hierdoor komen te vervallen.
€ 149.800,00, “Sur la demande de dommages et intérêts de la société Scheldepoort” (pagina 8 van het arrest), welke vordering ziet op de vordering in het faillissement, heeft het hof geoordeeld dat deze moet worden afgewezen, omdat deze - kort gezegd - niet verenigbaar is met het plan zoals dat is vastgesteld door de Franse rechtbank voor alle crediteuren van de boedel, en ook niet is komen vast te staan dat TPI daaromtrent met Scheldepoort andere afspraken heeft gemaakt.
De grondslag van de vordering tot schadevergoeding veroorzaakt door het onrechtmatig gelegde beslag in België en de dreiging van een onrechtmatig beslag in Nederland is gelegen in de beslissing dat na faillissement geen beslag meer mogelijk is op vermogensobjecten (binnen de EU) waarover het faillissement zich uitstrekt. De vordering in de onderhavige hoofdprocedure is gegrond op de - vermeende - onrechtmatigheid van het beslag in Turkije, in verband met onder meer niet-verschuldigdheid van de vordering waarvoor beslag werd gelegd. Er is dan ook geen sprake van litispendentie of connexiteit.
Daarvan is evenmin sprake met betrekking tot de procedure voor de Turkse rechter. In die procedure vordert Scheldepoort betaling van het bedrag van € 149.800,00, alsmede vaststelling van het aan haar beweerdelijk toekomend voorrecht tot verhaal op het ms Clipper Cheyenne op grond van boek 8 BW. De vordering van Scheldepoort is erkend in het faillissement van TPI. Bovendien heeft het hof te Rouen de vordering van Scheldepoort tot betaling van dit bedrag afgewezen.
Uit het voorgaande volgt dat deze rechtbank bevoegd is om van de vordering van TPI kennis te nemen.