In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2013 een beschikking gegeven op een verzoek tot ontslag van de huidige beschermingsbewindvoerder en de benoeming van een opvolgend beschermingsbewindvoerder. Het verzoek is ingediend door de rechthebbende, die de kosten van de huidige bewindvoerder als reden voor het verzoek aanvoert. De huidige bewindvoerder, die op 31 januari 2012 was benoemd, heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek, omdat dit een voorbeeldwerking zou kunnen hebben voor andere gevallen van problematische bewindvoering. De kantonrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 18 september 2013, waarbij de rechthebbende en zijn begeleidsters aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de voorgestelde opvolgend bewindvoerder, de Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen, aanzienlijk lagere kosten in rekening brengt dan de huidige bewindvoerder. De rechthebbende heeft aangegeven dat hij het verschil in kosten wil sparen voor onvoorziene uitgaven. De kantonrechter oordeelt dat de reden voor het verzoek plausibel is, gezien de eenvoudige aard van het bewind en het feit dat er tot nu toe geen problemen zijn geweest. Bovendien is het niet aannemelijk dat er in de nabije toekomst bijzondere bijstand nodig zal zijn voor de rechthebbende.
De kantonrechter heeft besloten het verzoek toe te wijzen en heeft de wijziging van de bewindvoerder per 1 januari 2014 vastgesteld. De huidige bewindvoerder wordt ontslagen en de Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen wordt benoemd als nieuwe bewindvoerder. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open voor de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.