ECLI:NL:RBZWB:2013:7266

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
755116 cv 13-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A.M.L. Van den Bosch-van de Sande
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht Heraklion-Brussel door technisch mankement

In deze zaak vorderden eisers compensatie van Transavia Airlines C.V. vanwege een vertraging van ongeveer 12 uur van hun vlucht van Heraklion naar Brussel, veroorzaakt door een technisch mankement aan de Display Electronic Units (DEU) van het vliegtuig. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging in beginsel recht gaf op compensatie op basis van artikel 7 lid 1 van Verordening (EG) nr. 261/2004, tenzij er sprake was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden, omdat het technische probleem inherent was aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De beslissing van Transavia om de DEU pas aan het einde van de levensduur te vervangen, werd als een bedrijfseconomische keuze beschouwd, die niet als buitengewoon kon worden aangemerkt. De kantonrechter wees de vordering tot compensatie van € 1.600,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werd Transavia veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het recht van passagiers op compensatie bij vertragingen, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat er sprake is van buitengewone omstandigheden die niet te voorkomen waren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Breda
zaak/rolnr.: 755116 CV EXPL 13-17
vonnis d.d. 31 juli 2013
inzake

1.Marianus Wilhelmus Antonius Gerardus [eiser],

2.[eiseres],
beiden handelende pro se en alsook in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen
Helle Willemijn [eiser]en
Floor Marieke [eiser],
allen wonende te [adres],
eisers,
gemachtigde: mr. S. Depmann, werkzaam ten kantore van de naamloze vennootschap DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (1117 EE) Schiphol aan het adres Piet Guilonardweg 15,
gedaagde,
gemachtigden: mr. M. Reevers en mr. J.A. Kruyne, advocaten te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” (in mannelijk enkelvoud) en “Transavia”.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 13 maart 2013 met de daarin genoemde stukken;
b. de brief van 27 maart 2013 van de zijde van Transavia met als bijlage het voorstel tot herziening van Verordening 261/2004;
c. de brief van 6 mei 2013 van de zijde van Transavia met als bijlage productie 11 t/m 18;
d. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 14 mei 2013;
e. de comparitie aantekeningen (pleitnotitie) van de zijde van Transavia van 14 mei 2013.
1.2
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.

2.Het geschil

2.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Transavia te veroordelen tot betaling van:
- een bedrag van € 1.600,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 50,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 dagen na vonniswijzing tot de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 dagen na vonniswijzing tot de dag der algehele voldoening.
2.2
Transavia voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten.

3.De beoordeling

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist, staat tussen partijen het volgende vast:
- [eiser] heeft bij Transavia een retourvlucht geboekt van Brussel (België) naar Heraklion (Griekenland) en van Heraklion naar Brussel (vier tickets);
- bij de terugvlucht zou, op basis van de overeenkomst, het luchtvaartuig met vluchtnummer HV1992 op 6 mei 2012 om 12:20 uur lokale tijd vertrekken en op 6 mei 2012 om 15:00 uur lokale tijd aankomen;
- vanwege een technisch mankement aan het betreffende luchtvaartuig is de geboekte vlucht niet op het overeengekomen tijdstip vertrokken;
- de vlucht van [eiser] heeft uiteindelijk om en nabij 12 uur vertraging opgelopen;
- bij brief van 30 mei 2012 heeft [eiser] compensatie gevorderd van Transavia ten bedrage van € 1.600,00;
- Transavia heeft op 4 juni 2012 geweigerd de compensatie te betalen.
- bij beschikking van 1 oktober 2012 heeft de kantonrechter te Breda [eiser] machtiging verleend om in deze procedure ten behoeve van zijn in de kop van dit vonnis genoemde kinderen als eiser op te treden.
3.2
De standpunten van partijen.
3.2.1
[eiser] vordert in rechte betaling van een bedrag van € 1.600,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met rente en kosten. Aan de vordering heeft hij de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (verder te noemen: de Verordening) ten grondslag gelegd. Daarnaast verwijst hij naar het Sturgeon en Böck arrest van 19 november 2009 (respectievelijk zaak C-402/07 en C-432/07) en het Nelson en TUI arrest van 23 oktober 2012 (respectievelijk zaak C-581/10 en C-629/10) van het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder te noemen: het Hof). Hij stelt dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen van € 400,00 per passagier op grond van artikel 7 van de Verordening.
3.2.2
Transavia betwist de vordering. Zij stelt dat er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, waardoor zij niet gehouden is compensatie te betalen aan [eiser]. Zij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen hadden kunnen worden.
3.2.3
Transavia voert ter onderbouwing van haar verweer aan dat er sprake was van een onverwacht vliegveiligheidsprobleem. Tijdens de (aan de onderhavige vlucht voorafgaande) vlucht vanaf Amsterdam naar Heraklion gaf het luchtvaartuig aan dat er een probleem was met de Display Electronic Units (verder te noemen: DEU). Transavia geeft aan dat er in een luchtvaartuig twee DEU zijn ingebouwd, zodat uitval van de ene DEU tijdens een vlucht door de andere DEU kan worden opgevangen en die vlucht aldus voltooid kan worden. Na landing dient een toestel echter weer te beschikken over twee functionerende DEU voordat het weer mag opstijgen. Na de landing op Heraklion mocht het luchtvaartuig daarom niet vertrekken naar Brussel. Transavia heeft vervolgens zo snel mogelijk het technisch mankement verholpen. Zij stelt dat zij het vliegveiligheidsprobleem niet had kunnen voorkomen. Immers, de onderhoudsvoorschriften van Transavia zijn over het algemeen nog strenger dan de onderhoudsvoorschriften van de fabrikant van het luchtvaartuig zelf. Voor de DEU heeft Transavia zelfs geen onderhoudsvoorschriften, nu DEU een gemiddelde levensduur hebben van acht à negen jaar en voordat deze onderdelen defect raken dit niet is op te merken bij regulier onderhoud. Daarnaast stelt zij dat er ook niet van haar verwacht kan worden dat zij op al haar substations verschillende reserve DEU heeft liggen, nu er meerdere soorten DEU voor verschillende typen luchtvaartuigen zijn en deze onderdelen ongeveer
$ 300.00,00 per stuk kosten.
3.2.4
Vervolgens stelt Transavia dat haar standpunt wordt onderbouwd door uitspraken van de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Beleidsregel handhaving Verordening (EG) nr. 261/2004 inzake passagiersrechten luchtvaart (verder te noemen de Beleidsregel), nu in de beleidregel en uitspraken een duidelijk kader terzake de buitengewone omstandigheden is geschetst. Daarnaast heeft de Europese Commissie op 13 maart 2013 een voorstel gedaan tot herziening van de Verordening, waarin de overwegingen van het arrest Wallentin-Herman van het Hof van 22 december 2008 (zaak C-549/07) zijn gecodificeerd, aldus Transavia.
3.2.5
Subsidiair vraagt Transavia de kantonrechter de gevorderde bedragen te matigen. Ook maakt zij bezwaar tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en nakosten.
3.3
De kantonrechter overweegt het volgende.
Recht op compensatie en buitengewone omstandigheden
3.3.1
De kantonrechter stelt voorop dat uit het Sturgeon en Böck arrest en het Nelson en Tui arrest volgt dat passagiers (ook) bij vertraging van een zekere duur recht kunnen hebben op compensatie ex artikel 7 van de Verordening, tenzij sprake is van buitengewone omstandigheden ex artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhavige vertraging van ongeveer 12 uur in beginsel recht geeft op compensatie van € 400,00 per persoon. Voorts heeft [eiser] ter zitting verklaard -na de onderbouwing van Transavia bij conclusie van antwoord- dat hij niet langer betwist dat het probleem met de DEU zich op de vlucht voorafgaand aan de onderhavige vlucht heeft voorgedaan en dat dat de reden van de vertraging is geweest.
3.3.3
Met verwijzing naar artikel 5 lid 3 van de Verordening voert Transavia aan dat zij niet gehouden [eiser] voor de vertraging te compenseren.
Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening hoeft de compensatie van artikel 7 niet te worden betaald indien de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de vertraging “
het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden”.
Ten einde vrijgesteld te worden van de compensatieverplichting, dient Transavia aldus aan te tonen (i) dat sprake is van buitengewone omstandigheden én (ii) dat de omstandigheden in kwestie niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden.
3.3.4
De Verordening definieert niet wat onder buitengewone omstandigheden moet worden verstaan. Wel is in overweging 14 van de considerans van de Verordening bepaald dat buitengewone omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
3.3.5
Het Hof heeft in het Wallentin arrest de buitengewone omstandigheid “onverwachte vliegveiligheidsproblemen” nader ingevuld. Het Hof heeft geoordeeld dat technische mankementen kunnen worden beschouwd als onverwachte vliegveiligheidsproblemen, maar dat deze alleen dan als buitengewoon kunnen gelden, indien zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van de gebeurtenis (r.o. 23).
Het Hof heeft voorts in r.o. 24 en 25 van dit arrest overwogen dat het oplossen van een technisch probleem dat werd vastgesteld bij het onderhoud of dat het gevolg is van onvolkomenheden bij het onderhoud van een toestel moet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij. Alsdan is er geen sprake van een buitengewone omstandigheid.
Het Hof voegt daaraan toe (r.o. 26): “
Evenwel kan niet worden uitgesloten dat technische problemen uitzonderlijke omstandigheden vormen, voor zover zij voortvloeien uit gebeurtenissen die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en laatstgenoemde hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.” Hiervan zou volgens het Hof sprake kunnen zijn ingeval van een verborgen fabricagefout of schade vanwege sabotage of terrorisme.
Op voornoemde overwegingen is het Hof in latere arresten niet teruggekomen.
3.3.6
Transavia stelt dat de DEU, zijnde een elektronisch onderdeel, geen onderhoud kent en daarom pas wordt vervangen aan het einde van de levensduur daarvan. Volgens Transavia volgt uit r.o. 24 en 25 van het Wallentin arrest dat, als het technische mankement niet onder het reguliere onderhoud van een luchtvaartuig valt, de luchtvaartmaatschappij er geen invloed op kan uitoefenen en er dan sprake is van een buitengewone omstandigheid.
De kantonrechter volgt deze lezing van Transavia niet. Uit de betreffende overwegingen van het Wallentin arrest kan niet (a contrario) worden afgeleid dat problemen die niet tijdens het reguliere onderhoud worden vastgesteld of die niet het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud wel buitengewone omstandigheden vormen.
Voorts zien de buitengewone omstandigheden in r.o. 26 van het Hof op technische problemen die ontstaan door invloeden van buitenaf, zoals een fabricagefout of sabotage. Ook kan daarbij gedacht worden aan een birdstrike. Indien hierdoor technische problemen ontstaan, dan vloeien deze voort uit een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de luchtvaartactiviteit. Gesteld noch gebleken is dat het onderhavige technische probleem is ontstaan door een dergelijke omstandigheid.
Naar het oordeel van de kantonrechter is, gegeven het criterium in r.o. 23 van het Wallentin arrest, van een buitengewone omstandigheid geen sprake. De beslissing van Transavia om een DEU pas te vervangen aan het einde van de levensduur is zeer wel te begrijpen vanuit bedrijfseconomisch oogpunt, gegeven de kostprijs van dit onderdeel ($ 300.000,00). Echter, deze beslissing en het feit dat een onderdeel (enkel door regulier gebruik) defect raakt, is, naar het oordeel van de kantonrechter,
juistinherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij.
Voor zover hieraan al toegekomen zou worden, heeft Transavia, anders dan zij stelt, ook daadwerkelijk invloed op het zich voordoen van deze omstandigheid. Het is een bedrijfseconomische keuze van Transavia om de DEU niet al op een eerder moment te vervangen. Indien deze omstandigheid zich dan voordoet en dit tot vertraging van een vlucht leidt, dient Transavia in dat geval passagiers die geconfronteerd worden met deze vertraging (binnen de kaders van de Verordening) te compenseren.
Transavia heeft ter zitting betreffende de zinsnede ‘geen daadwerkelijke invloed’ nog aangevoerd dat de Nederlandstalige versie van een arrest niet bepalend is, omdat de procestalen Engels en Duits zijn. De kantonrechter overweegt dat indien, zoals Transavia stelt, de Engelse vertaling (‘beyond actual control’) en de Duitse vertaling (‘tätsachlich nicht zu beherrschen’) al meer zeggenschap over de omstandigheid eisen, dan leidt dit nog niet tot een andere beoordeling dan hiervoor overwogen.
3.3.7
Voorts overweegt de kantonrechter dat de door Transavia genoemde Beleidsregel en de uitspraken van de Inspectie Leefomgeving en Transport niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Deze zien immers op een procedure in het kader van de handhaving van de Verordening.
3.3.8
Ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de Verordening wijst Transavia op een daaraan gehechte lijst van al dan niet buitengewone omstandigheden (annex 1). Kort gezegd, zouden volgens deze lijst technische problemen die (zouden moeten) blijken tijdens onderhoud of een pre-flight check niet buitengewoon zijn en technische problemen die zich pas openbaren tijdens de vlucht wel buitengewoon zijn.
De kantonrechter stelt voorop dat nu nog sprake is van een voorstel en dat het nog niet zeker is of dit voorstel de uiteindelijk definitieve tekst wordt. Weliswaar betoogt Transavia niet dat vooruitgelopen moet worden op het voorstel, maar stelt zij dat de uitleg van buitengewone omstandigheden in het voorstel een codificatie is van het nu reeds geldende recht. Nog los van het feit dat het onderhavige technische probleem zich voorafgaand aan de onderhavige vlucht voordeed en niet tijdens de onderhavige vlucht, kan de verwijzing naar het voorstel Transavia niet baten. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3.3 tot en met 3.3.6 is overwogen, is het standpunt van Transavia dat het voorstel het nu geldende recht codificeert, namelijk onvoldoende onderbouwt.
3.3.9
Gelet op het voorgaande heeft Transavia niet aangetoond dat sprake is van een buitengewone omstandigheid. Dit brengt mee dat de hoofdsom van € 1.600,00 (4 maal
€ 400,00) in beginsel kan worden toegewezen.
Matiging
3.4.1
Transavia vraagt de kantonrechter vervolgens om, op grond van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:109 van het Burgerlijk Wetboek (BW), de gevorderde vergoedingen te matigen naar 25% van hetgeen betaald is voor de vlucht. Nu de compensatieregeling van de Verordening in beginsel niet ziet op vertragingen is er naar haar mening geen rekening gehouden met situaties als de onderhavige.
[eiser] voert aan dat er geen ruimte is voor matiging, nu er sprake is van forfaitaire tarieven. Daarnaast voert hij aan dat matiging naar nationaal recht niet mogelijk is, nu er een matigingsmogelijkheid is opgenomen in artikel 7 lid 2 van de Verordening. Aan deze matigingsvereisten is niet voldaan, zodat matiging van de forfaitaire vergoedingen niet mogelijk is, aldus [eiser].
3.4.2 In artikel 7 lid 2 van de Verordening is bepaald dat het compensatiebedrag met 50% wordt verlaagd, indien de passagiers een andere vlucht wordt aangeboden en de aankomsttijd niet meer afwijkt dan in dat artikellid bepaald, van de geplande aankomsttijd.
De kantonrechter is van oordeel dat deze regeling niet kan worden gekwalificeerd als matigingsmogelijkheid, nu dit lid de hoofdregel van lid 1 aanvult. De Verordening bevat derhalve geen bepaling die aan toepassing van een in een nationale regelgeving neergelegde matigingsbevoegdheid in de weg zou staan.
3.4.3
Aldus dient beoordeeld te worden of de toekenning van de vergoeding tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen leidt in de zin van artikel 6:109 BW. Deze wettelijke maatstaf brengt mee dat de rechter zich bij de vraag of de vergoeding moet worden gematigd zeer terughoudend dient op te stellen. In dit kader overweegt de kantonrechter dat de bedoeling van de Verordening is om een hoog beschermingsniveau voor luchtreizigers te bieden door de schade die zij tijdens luchtvervoer lijden te vergoeden. De Verordening strekt er toe onmiddellijk en gestandaardiseerde compensatie voor schade te bieden, ook voor schade die bestaat in geleden tijdsverlies. De kantonrechter is van oordeel dat met deze uitgangspunten niet te verenigen is de situatie dat individuele rechters in voorkomende gevallen en in afwijking van hetgeen gemeenschappelijk is geregeld, afbreuk doen aan de uniformering door op grond van matiging andere bedragen voor compensatie toe te kennen dan de in de Verordening genoemde. De door Transavia aangehaalde omstandigheid dat de compensatie niet in verhouding staat tot de prijs van het ticket is voor matiging onvoldoende. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter geen aanleiding de schadevergoeding te matigen ex artikel 6:109 BW.
Buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente
3.5.1
[eiser] vordert een bedrag van € 50,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Transavia voert aan dat, nu [eiser] wordt bijgestaan door zijn rechtsbijstandverzekeraar, de kosten niet door [eiser], maar door zijn rechtsbijstandverzekeraar worden gedragen. De vergoeding voor buitengerechtelijke kosten dient dan ook te worden afgewezen, aldus Transavia.
3.5.2
De kantonrechter overweegt dat de kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert vermogensschade betreft aan de zijde van [eiser], welke in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Dat de gevorderde kosten mogelijk door een verzekering worden gedekt doet hier niet aan af. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
3.5.3
[eiser] heeft, naar het oordeel van de kantonrechter, voldoende gesteld en onderbouwd om tot toewijzing van het gevorderde te kunnen overgaan. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de staffel kantonrechters als bedoeld in het rapport Voorwerk II en daarmee - zijnde conform de tarieven volgens welke zodanige kosten gewoonlijk aan opdrachtgevers in rekening worden gebracht - redelijk. De kantonrechter ziet derhalve geen reden tot matiging en zal het gevorderde bedrag toewijzen.
3.5.4
[eiser] vordert vervolgens de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 4 juni 2012, de dag dat Transavia de claim van [eiser] afwees. Transavia voert aan dat zij nog niet in verzuim was op 4 juni 2012.
3.5.5
De kantonrechter overweegt dat, gelet op artikel 6:83 sub b BW, de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade terstond opeisbaar is en het verzuim intreedt zonder ingebrekestelling op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente is, naar het oordeel van de kantonrechter, dan ook toewijsbaar zoals gevorderd.
Proceskosten en nakosten
3.6.1
Transavia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover Transavia de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 101,85 aan dagvaardingskosten, € 213,00 aan griffierecht en € 300,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 150,00 voor de dagvaarding en comparitie), zijnde een totaalbedrag van € 614,85.
3.6.2
[eiser] vordert tot slot de nakosten. Transavia betwist gehouden te zijn de nakosten te betalen, nu nog niet is komen vast te staan dat nakosten zullen worden gemaakt. Gelet op de stellingen van partijen en het lokale beleid zullen de gevorderde nakosten voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Transavia niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van [eiser] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 65,50. Dit bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van € 34,00 indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. De wettelijke rente over het bedrag van € 65,50 zal vanaf de 15e dag na aanschrijving door [eiser] worden toegewezen en de wettelijke rente over het bedrag van € 34,00 zal vanaf de betekeningdatum van het vonnis worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Transavia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.600,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juni 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt Transavia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 50,00 aan vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 dagen na heden tot de dag van de algehele voldoening
veroordeelt Transavia in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 614,85, daarin begrepen een bedrag van € 300,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiser], te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
veroordeelt Transavia om aan [eiser] te betalen de nakosten, welke voorwaardelijk worden begroot op € 65,50 voor het geval dat Transavia gedurende 14 dagen na aanschrijving door [eiser] niet heeft voldaan aan de bij dit vonnis uitgesproken veroordeling, te vermeerderen met de betekeningkosten van € 34,00 indien het vonnis na die termijn is betekend en vervolgens te vermeerderen met de wettelijke rente:
  • over een bedrag van € 65,50 vanaf de 15e dag na aanschrijving door [eiser] tot de dag van de algehele voldoening;
  • over een bedrag van € 34,00 vanaf de betekeningdatum van dit vonnis tot de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M.L. Van den Bosch-van de Sande en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.