Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De verdere procedure
- de brief van mr. Bijkerk van 27 december 2012 met bijlage.
2.De verdere beoordeling
De beslissing met betrekking tot de kosten van de rechtbankdeskundigen is aangehouden, aangezien begroting van deze kosten op het moment van het wijzen van voornoemd vonnis nog niet mogelijk was. De rechtbank had nog geen kostenopgave van de deskundigen ontvangen en de deskundigen hadden de rechtbank laten weten dat er tussen de Staat en de deskundigen een discussie bestond c.q. bestaat omtrent de hoogte van de declaratie.
2.2. Bij brief van 12 november 2012 hebben de deskundigen hun gezamenlijke declaratie (gedateerd 23 oktober 2012), met als bijlagen de declaraties van de deskundigen afzonderlijk, aan de rechtbank doen toekomen. Zij hebben de rechtbank verzocht om de aan hen te vergoeden kosten vast te stellen overeenkomstig de bedragen van hun respectieve declaraties, in totaal € 24.065,85 inclusief BTW.
De bezwaren van de Staat richten zich in concreto tegen de declaraties van de deskundigen
[naam deskundige 1] en [naam deskundige 2], omdat deze op bepaalde punten te omvangrijk zijn.
Volgens de Staat is door de deskundigen bovenmatig veel tijd besteed aan (onderling) overleg, althans hebben de deskundigen een aanzienlijk deel van hun beider tijdsbesteding besteed aan het gezamenlijk uitvoeren van werkzaamheden, die ook onderling hadden kunnen worden verdeeld. Van de deskundigen mag worden verwacht dat zij een zo efficiënt mogelijke werkwijze in het oog houden, aldus de Staat.
De Staat ziet verder, gelet op de aard van het onteigende, niet in waarom de betreffende percelen na de descente door de deskundigen nogmaals zijn opgenomen.
[naam deskundige 1] en [naam deskundige 2] hebben de in rekening gebrachte uren voor overleg nader toegelicht. Zij hebben aangegeven dat deze uren, naast overleg, ook kadastrale recherche op agrarische transacties in de regio en werk aan het deskundigenrapport omvatten. Voorts hebben zij toegelicht waarom zij het onteigende nogmaals nauwkeurig hebben opgenomen. Deze opname was vooral van belang in verband met bijvoorbeeld de exacte oppervlakte per bestemming in het bestemmingsplan en de herplaatsing van afrasteringen. De verantwoorde tijd is inclusief reistijd, aldus [naam deskundige 1] en [naam deskundige 2].
[naam deskundige 1] en [naam deskundige 2] hebben van hun fiscaal adviseur de instructie ontvangen om over alle werkzaamheden in dit dossier het nieuwe BTW tarief toe te passen, omdat de dienst pas is verricht op het moment dat de werkzaamheden zijn voltooid, hetgeen op 4 oktober 2012 is geweest toen het pleidooi heeft plaatsgevonden.
De voorzitter stelt dat met betrekking tot de BTW kennelijk verschillende opvattingen bij fiscalisten leven; volgens zijn fiscalist dient wel een uitsplitsing van werkzaamheden voor en na 1 oktober 2012 plaats te vinden. Nu in deze zaak slechts een klein deel van de totale werkzaamheden nog na 1 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, stelt hij voor om de discussie over het juiste BTW-tarief in ieder geval in deze zaak te laten rusten.
Vervolgens komt het standpunt van de Staat aan de orde dat deze tijd in redelijkheid, gelet op het belang van de zaak, niet besteed had moeten worden.
Ten aanzien van deskundigenrapportages in onteigeningsprocedures geldt in het algemeen het volgende. Van de deskundige mag (weliswaar) tot op zekere hoogte verwacht worden dat hij bij een geringer belang een groter beroep doet op zijn intuïtieve kennis om de schade te begroten. Maar door een partij of door partijen wordt vaak de nodige detailinformatie verstrekt en er wordt gerapporteerd ten behoeve van de rechtbank. De rapportage wordt veelal in de procedure in detail besproken door (deskundigen van) partijen. Gelet op deze belangrijke functie van het rapport, kan/mag dan ook bij een relatief gering belang, een goed onderbouwd rapport worden verwacht.
Thans dient te worden beoordeeld aan de hand van de voorliggende bescheiden en bij toepassing van deze maatstaf, of de deskundigen onredelijk veel tijd aan de zaak hebben besteed.
De rechtbank is met de Staat van oordeel dat de deskundigen [naam deskundige 2] en [naam deskundige 1], blijkens de door hen overgelegde urenstaten, veel tijd hebben besteed aan overleg. Zij hebben echter de in rekening gebrachte uren voor overleg (nader) toegelicht en de rechtbank heeft geen reden aan te nemen dat dit overleg onnodig was om te komen tot het (concept)deskundigenrapport.