ECLI:NL:RBZWB:2013:7137
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Tussenvonnis in kort geding met betrekking tot huurgeschil en voorlopige voorzieningen
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een huurgeschil, heeft de voorzieningenrechter op 29 mei 2013 uitspraak gedaan in een kort geding. De eisers, vertegenwoordigd door de vennootschap onder firma Brasserie [eiser 3] VOF, vorderden schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis in kort geding, gewezen op 15 april 2013, en vroegen om terugbetaling van huurpenningen op straffe van een dwangsom. De gedaagde, [naam 1], voerde verweer tegen deze vorderingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een tussenvonnis was gewezen in de bodemprocedure, waarin de beslissing over de huurprijsvermindering was aangehouden in afwachting van een deskundigenrapport. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de voorlopige voorziening niet in strijd was met het tussenvonnis, omdat de verschillen in beoordeling niet van betekenis waren voor de dragende overwegingen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vorderingen van de eisers moesten worden afgewezen, omdat er geen sprake was van misbruik van de executiebevoegdheid en de uitleg van de contractuele bepalingen niet onjuist was. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de eisers, die als de in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt.