Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verzoekster] B.V.,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, een besloten vennootschap, heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, een werknemer, te ontbinden op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de onderneming gegronde redenen heeft om een reorganisatie door te voeren, ondanks het eerdere oordeel van het UWV dat geen toestemming voor ontslag verleend kon worden. De werknemer bekleedde een unieke functie, waardoor uitwisselbaarheid van functies en het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing waren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de periode waarin de werknemer als uitzendkracht heeft gewerkt, niet meegeteld dient te worden bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 januari 2014 en een vergoeding van € 43.034,00 bruto toegekend, naast een eenmalige vergoeding van € 3.000,00 voor juridische en financiële advisering, scholing of outplacement. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van de werknemer komt te vervallen door de reorganisatie.