In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 januari 2013 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een schadevergoeding die is gevorderd door [geopposeerde] wegens blootstelling aan asbest tijdens sloopwerkzaamheden in 2009. Bij verstekvonnis van 12 december 2011 was [opposant] aansprakelijk gesteld voor de schade die [geopposeerde] had geleden en nog zou lijden als gevolg van deze blootstelling. [opposant] heeft hiertegen verzet aangetekend en vorderde de vernietiging van het eerdere vonnis.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [geopposeerde] onvoldoende bewijs heeft geleverd van de door hem geleden schade. Hoewel hij vreesde dat hij schadelijke stofdeeltjes had ingeademd, was er geen bewijs dat hij daadwerkelijk asbestvezels had ingeademd. De kantonrechter benadrukte dat enkel de vrees voor schade niet voldoende is om aansprakelijkheid vast te stellen. [geopposeerde] heeft niet aangetoond waaruit zijn materiële of immateriële schade bestaat, waardoor de vordering niet toewijsbaar was.
De rechter heeft het verstekvonnis vernietigd en [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten van [opposant]. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in aansprakelijkheidszaken, vooral in gevallen van schade door blootstelling aan gevaarlijke stoffen zoals asbest.