Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De beoordeling
3.De beslissing
[rechthebbende]voornoemd;
[verzoekster]voornoemd;
[verzoekster]voornoemd;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2013 uitspraak gedaan over twee verzoekschriften tot instelling van een beschermingsbewind en een mentorschap voor een meerderjarige, hierna te noemen rechthebbende. De verzoekschriften zijn ingediend door de kinderen van rechthebbende, die verdeeld zijn over wie als bewindvoerder en mentor moet worden benoemd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat rechthebbende, als gevolg van haar geestelijke toestand, niet in staat is om haar belangen zelf te behartigen. De wet vereist dat de kantonrechter de voorkeur van rechthebbende volgt bij de benoeming van de bewindvoerder en mentor, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Tijdens de zitting heeft rechthebbende duidelijk gemaakt dat zij de voorkeur geeft aan haar dochter als bewindvoerder en mentor, ondanks de verstoorde verhoudingen binnen de familie. De kantonrechter heeft deze voorkeur gerespecteerd en besloten om de dochter te benoemen tot beschermingsbewindvoerster en mentrix. De andere verzoekers, de zonen van rechthebbende, hebben hun voorkeur uitgesproken voor een kleinkind of een neutrale bewindvoerder, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de voorkeur van rechthebbende voorop staat. De beslissing is genomen in het belang van rechthebbende, waarbij de kantonrechter hoopt dat de familie de wens van rechthebbende zal respecteren en de verstoorde verhoudingen niet verder zullen voortduren.