ECLI:NL:RBZWB:2013:6308

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
AWB- 13_4359
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake maatschappelijke opvang en illegale verblijfstatus

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot maatschappelijke opvang. Verzoekers, een verzoekster en een verzoeker, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat hen geen adequate opvang bood. Het bestreden besluit was gericht aan verzoekster en bevatte geen expliciete beslissing op de hulpaanvraag van verzoeker, wat de voorzieningenrechter als onvolledig heeft beoordeeld.

Tijdens de zitting is gebleken dat verzoekers mogelijk per 3 september 2013 over huisvesting kunnen beschikken, maar dat dit afhankelijk is van de beoordeling door het Bureau Jeugdzorg. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld, met inachtneming van de omstandigheden van verzoekers, waaronder de illegale verblijfsstatus van verzoekster, die het vinden van woonruimte bemoeilijkt.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beleid van het college, dat een opvangperiode van zes weken als voldoende beschouwt, in dit geval niet onredelijk is, maar dat de specifieke omstandigheden van verzoekster aanleiding geven om een uitzondering te maken. Daarom heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst voor zover het de einddatum van de opvang op 28 augustus 2013 betreft en bepaald dat het college opvang moet bieden tot vier weken na deze datum. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers, die zijn vastgesteld op € 944,-.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 13/4359 WMO VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 26 augustus 2013 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats], verzoekster,

[naam verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. W.G. Fischer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 augustus 2013 (bestreden besluit) van het college inzake maatschappelijke opvang. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 26 augustus 2013. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door verzoekster en door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Smulders.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat het bestreden besluit is gericht aan verzoekster en dat het niet expliciet een beslissing bevat op verzoekers hulpaanvraag. De motivering van het bestreden besluit is ook toegesneden op de positie van verzoekster, niet op de positie van verzoeker. Het bestreden besluit is dan ook onvolledig en het college zal daar in de heroverweging voor de beslissing op bezwaar aandacht aan moeten besteden.
3.
Ter zitting is gebleken dat verzoekers waarschijnlijk met ingang van 3 september 2013 over huisvesting kunnen beschikken en dat het college bereid is om tot die datum opvang te verlenen. Of die huisvesting doorgaat hangt af van het oordeel van het Bureau Jeugdzorg over de geschiktheid van de huisvesting. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek om voorlopige voorziening toch beoordelen, voor het geval verzoekers de beoogde huisvesting niet kunnen betrekken.
4.
Het college voert een beleid waarin een periode van zes weken opvang voldoende wordt geacht om zelf andere woonruimte te vinden, al dan niet met hulp van hulpverlenende instanties.
Verzoekster erkent dat het haar verantwoordelijkheid is om woonruimte voor haarzelf en verzoeker te vinden. Dat zij zich daarvoor inspant is ook gebleken. Maar zij heeft ondervonden dat haar illegale verblijfsstatus het wel moeilijker maakt om woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter acht dat aannemelijk.
De voorzieningenrechter acht het door het college gevoerde beleid in zijn algemeenheid niet onredelijk. De problemen die verzoekster ondervindt door haar verblijfsstatus vormen echter voldoende aanleiding om in dit geval op dat beleid een uitzondering te maken.
De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen en bepalen dat het bestreden besluit wordt geschorst voor zover daarin de einddatum van de opvang op 28 augustus 2013 is gesteld. Het college dient opvang te bieden tot vier weken na 28 augustus 2013. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster daarmee voldoende gelegenheid om huisvesting te vinden. Na het verstrijken van die vier weken ligt verdere verlenging van de opvang niet in de rede.
5.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient het college aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
6.
De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit, voor zover daarin de einddatum van de opvang op 28 augustus 2013 is gesteld;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat het college opvang dient te bieden tot vier weken na 28 augustus 2013;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 44,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 944,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.