ECLI:NL:RBZWB:2013:6307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
20719121_E20082013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beschermingsbewind wegens ondoelmatigheid en verstrengeling van belangen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom op 20 augustus 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de opheffing van het beschermingsbewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, geboren op [geboortedatum] en thans wonende te [woonplaats], was onder bewind gesteld sinds 10 december 2010. De beschermingsbewindvoerster, die tevens de dochter van de rechthebbende is, heeft de zorg voor haar moeder op zich genomen na een CVA, waardoor de rechthebbende niet in staat is om voor zichzelf te zorgen. Tijdens een mondelinge behandeling op 20 augustus 2013 werd duidelijk dat de rechthebbende weer bij haar echtgenoot woont en dat er geen andere inkomsten zijn dan de toegekende PGB-gelden. De kantonrechter constateerde dat er geen goederen van waarde zijn om te beheren en dat de beschermingsbewindvoerster geen bankrekening voor de rechthebbende kan openen vanwege een centrale registratie. Dit leidde tot een verstrengeling van de PGB-gelden van de rechthebbende en de financiën van de beschermingsbewindvoerster. De kantonrechter oordeelde dat het beschermingsbewind niet op een zinvolle wijze kon worden uitgevoerd en besloot het bewind ambtshalve op te heffen met ingang van 1 september 2013. De beschermingsbewindvoerster stemde in met deze beslissing, ondanks dat de grond voor onderbewindstelling niet was komen te vervallen. De beschikking werd uitgesproken door mr. W.E.M. Verjans en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknr.: 2071921 OV VERZ 13-2884
beschikking d.d. 20 augustus 2013 betreffende het bewind over de goederen
van
[rechthebbende]

1.Het procesverloop

1.1
Bij beschikking van de kantonrechter te Bergen op Zoom d.d. 10 december 2010, zijn de goederen van [rechthebbende], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum], hierna ook te noemen rechthebbende, thans wonende te [woonplaats], [adres], onder bewind gesteld met benoeming van [bewindvoerster], wonende te [woonplaats], [adres], tot beschermingsbewindvoerster.
1.2
Op 4 juni 2013 is ter griffie de rekening en verantwoording over de periode 2012 ontvangen.
1.3
De wijze van afleggen van rekening en verantwoording was voor de kantonrechter aanleiding om de beschermingsbewindvoerster uit te nodigen van een mondelinge behandeling met als doel het verschaffen van nadere inlichtingen aan de kantonrechter over de uitvoering van het onderhavige bewind. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2013. De beschermingsbewindvoerster is tijdens deze mondelinge behandeling in persoon verschenen. Rechthebbende is de moeder van de beschermingsbewindvoerster.
Van het besprokene tijdens deze mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2.De beoordeling

2.1
Tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat rechthebbende thans weer inwoont bij haar echtgenoot. Rechthebbende heeft voorheen ingewoond bij haar beschermingsbewindvoerster (dochter). Rechthebbende blijkt verder geen ander inkomen te hebben dan toegekende PGB-gelden (circa € 12.000,00 op jaarbasis). Rechthebbende is na een CVA niet in staat om voor zichzelf te zorgen. De invulling van de zorg ten behoeve van rechthebbende vindt plaats door haar dochter/beschermingsbewindvoerster. Beschermingsbewindvoerster heeft daartoe met instemming van het Zorgkantoor een zorgovereenkomst gesloten met rechthebbende.
Wat betreft de PGB-gelden, wordt verantwoording afgelegd aan het Zorgkantoor.
De kantonrechter heeft ten aanzien van de PGB-gelden in beginsel geen functie.
2.2
De beschermingsbewindvoerster geeft verder aan dat zij geen beheerrekening en/of leefrekening ten behoeve van rechthebbende kan afsluiten bij een bank. Er is kennelijk in het verleden wat misgegaan tussen rechthebbende en haar bank wat tot een centrale registratie van rechthebbende heeft geleid waardoor zij bij geen enkele bank meer een rekening kan openen.
2.3
Vastgesteld wordt dat rechthebbende zelf geen goederen van enige waarde bezit en dat zij -afgezien van de PGB-gelden- geen inkomsten heeft. Haar echtgenoot -waarmee zij samenwoont- heeft wel een uitkering. Geconcludeerd moet worden dat voor de beschermingsbewindvoerster in feite niets te beheren valt. Daarnaast speelt de problematiek van het niet kunnen afsluiten van een eigen bankrekening ten behoeve van rechthebbende waardoor er een verstrengeling van (PGB-)gelden van rechthebbende en gelden van de beschermingsbewindvoerster ontstaat. Ook is onwenselijk dat een beschermings- bewindvoerster tevens zorgverleenster ten behoeve van rechthebbende is.
2.4
Bovengenoemde feiten en omstandigheden maken dat naar het oordeel van de kantonrechter niet op een zinvolle wijze invulling kan worden gegeven aan het onderhavige beschermingsbewind. Om die reden zal de kantonrechter het onderhavige beschermings- bewind
ambtshalveopheffen
met ingang van 1 september 2013. Hij heeft deze beslissing tijdens voornoemde mondelinge behandeling al aan de beschermings- bewindvoerster medegedeeld. De beschermingsbewindvoerster heeft aangegeven in te stemmen met deze beslissing van de kantonrechter. Het feit, dat de grond voor onderbewindstelling niet is komen te vervallen, doet aan voornoemde beslissing niet af.
Door opheffing met ingang van 1 september 2013 heeft de beschermingsbewindvoerster de tijd om dit bewind op een deugdelijk wijze af te wikkelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
heft het eerder ingestelde bewind over de goederen toebehorende aan
[rechthebbende] voornoemd ambtshalve op en wel
met ingang van 1 september 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 augustus 2013.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.