ECLI:NL:RBZWB:2013:6304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
C/02/265423 JE RK 13-1167C/02/265434 JE RK 13-1168
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Calkoen-Nauta
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in zaken betreffende minderjarigen met verblijfplaats in België

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen. De minderjarigen verblijven sinds respectievelijk 2010 en 2011 in België en zijn daar volledig geïntegreerd in het sociale en familieleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in België ligt, waardoor de Nederlandse rechter niet langer bevoegd is om van de zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid kennis te nemen.

De Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden had eerder verlengingen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aangevraagd, maar de rechtbank Den Haag had zich onbevoegd verklaard en verwezen naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De kinderrechter heeft in deze procedure de relevante feiten en eerdere beschikkingen in overweging genomen, waaronder de integratie van de minderjarigen in België en de instemming van de ouders met hun verblijf daar.

De kinderrechter concludeert dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die de bevoegdheid van de Nederlandse rechter zouden kunnen rechtvaardigen. De beslissing van de kinderrechter is genomen in het belang van de minderjarigen, waarbij de zorg voor hen moet worden overgedragen aan de bevoegde autoriteiten in België. De beschikking is gegeven door mr. Calkoen-Nauta en is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier Van Gastel aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Jeugdrecht
Breda
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummers: C/02/265423 JE RK 13-1167
C/02/265434 JE RK 13-1168
beschikking betreffende verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing,
in de zaak van
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk,
Neherkade 3054, 2521 VX Den Haag,
hierna te noemen de stichting,
en
de minderjarigen:
[minderjarige], geboren te ‘s-Gravenhage op 26 februari 2009;
[minderjarige 2], geboren te ’s-Gravenhage op 26 september 2010.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikkingen van de kinderrechter in deze rechtbank van 27 juni 2013 en de daarin vermelde stukken;
- de telefoonnotitie van 5 juli 2013;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juli 2013;
- de op 18 juli 2013 nagekomen fax van de stichting.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. mevrouw [moeder minderjarige], moeder van de minderjarigen en gezagdragende ouder, bijgestaan door mr. Nunnikhoven,
2. de heer [naam biologische vader], biologische vader van de hiervoor onder 2. genoemde
minderjarige en vader van de hiervoor onder 1. genoemde minderjarige,
3. de heer en mevrouw[moeder biologische vader], oom en tante (vaderszijde), tevens pleegouders van de minderjarigen.

2.De nadere beoordeling

2.1
De rechtbank Den Haag heeft de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot 28 juni 2013 en dezelfde maatregelen voor [minderjarige 2] verlengd tot 1 juli 2013. Op 12 juni 2013 heeft de stichting opnieuw verlengingen gevraagd en bij beschikking van 14 juni 2013 heeft de rechtbank Den Haag zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de verzoeken en verwezen naar deze rechtbank.
Gelet op de late indiening van de verzoeken door de stichting heeft deze rechtbank omdat de maatregelen buiten de termijn dreigden te lopen, op 27 juni 2013 zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een verblijf pleeggezin 24-uurs, verlengd tot 1 augustus 2013. Bij die beschikking zijn de belanghebbenden en de stichting opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van 12 juli 2013 teneinde op het verzoek van de stichting te worden gehoord.
2.2
De stichting is niet verschenen op deze zitting en heeft na afloop op verzoek van de rechtbank per fax haar standpunt doorgegeven. Zij bericht dat beide minderjarigen na een familie netwerk beraad zijn geplaatst bij oom en tante (vz) woonachtig in België. De stichting is van mening dat het perspectief van beide minderjarigen ligt bij deze pleegouders en dat de ouders daarmee akkoord zijn gegaan. De stichting heeft intern besloten de kinderen over te dragen naar een bureau jeugdzorg dichter bij de grens (Limburg), zodat de contacten met de minderjarigen en de pleegouders beter verlopen. Deze overdrachtsprocedure is in gang gezet.
2.3
De belanghebbenden 1 en 2 zijn evenmin verschenen. Bij monde van haar raadsman heeft de moeder, die gedetineerd is, laten weten dat zij niet in staat is te komen vanwege lichamelijke ongemakken. De raadsman heeft de vraag gesteld of de Nederlandse rechter bevoegd is en verzocht bij de beantwoording van die vraag de belangen van de minderjarigen te betrekken.
2.4
De kinderrechter overweegt het volgende.
Is de Nederlandse rechter bevoegd?
Ambtshalve moet de kinderrechter zich de vraag stellen of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, nu de minderjarigen feitelijk in België verblijven.
Op grond van artikel 8 van Brussel II bis is bevoegd de rechter van het grondgebied waar de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
[minderjarige] verblijft sinds 2010 en [minderjarige 2] sinds 2011 bij familie in België en daar ligt met instemming van de ouders ook hun opgroeiperspectief. De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of de minderjarigen daar volledig zijn geïntegreerd in het sociale en familieleven.
Rechtbank Den Haag heeft als antwoord op dezelfde vraag in de beschikking van 4 januari 2013 met betrekking tot [minderjarige 2] geoordeeld dat deze volledige integratie er op dat moment nog niet was, maar dat dit bij ongewijzigde omstandigheden alleen al door het tijdsverloop over ongeveer zes maanden wel het geval zou zijn. Op dat moment zou de bevoegdheid overgaan naar de Belgische rechter.
De kinderrechter constateert dat er, inmiddels zeven maanden verder, geen sprake is van gewijzigde omstandigheden. Beide minderjarigen verblijven nog steeds in hetzelfde pleeggezin in België en daar ligt – met instemming van de ouders -ook hun perspectief. De kinderrechter concludeert dat thans gezegd moet worden dat beide minderjarigen volledig zijn geïntegreerd in het sociale en familieleven in België en dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in België is aangezien zij met dit land het nauwst verbonden zijn. Dit leidt tot de conclusie die al in januari 2013 door rechtbank Den Haag is aangekondigd dat de bevoegdheid om van de zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid kennis te nemen is overgegaan naar de Belgische rechter en dat de Nederlandse rechter niet langer bevoegd is.
Ten overvloede wijst de kinderrechter erop dat het de taak van de stichting is om overeenkomstig de geldende regelgeving via de bevoegde autoriteiten het toezicht op de zorg voor de minderjarigen over te dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in de zaak van de hiervoor genoemde minderjarigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Calkoen-Nauta, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Van Gastel, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover