ECLI:NL:RBZWB:2013:6073

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
763073_E25072013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot gijzeling door de kantonrechter in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter op 25 juli 2013 de verzoeken tot machtiging voor de toepassing van het dwangmiddel gijzeling afgewezen. De verzoeken waren ingediend door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in het kader van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersoorschriften (WAHV). De kantonrechter overwoog dat de machtiging tot gijzeling alleen kan worden verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Dit houdt in dat eerst minder ingrijpende middelen moeten zijn overwogen en dat deze niet tot betaling van de boete hebben geleid of kunnen leiden. De kantonrechter stelde vast dat de verzoekschriften onvoldoende onderbouwd waren en dat de officier van justitie zich bediende van standaardformuleringen die niet recht deden aan de individuele situatie van de betrokkenen.

Tijdens de mondelinge behandeling was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.S. Yap. De gemachtigde voerde aan dat er al betalingsregelingen waren getroffen met het CJIB in andere zaken. De kantonrechter merkte op dat het CJIB niet in staat leek om problemen in hun geheel aan te pakken en dat dit leidde tot onnodige kosten en inefficiëntie. De kantonrechter gaf aan dat de verzoeken niet voldeden aan de motiveringeisen en dat er geen andere mogelijkheid dan gijzeling meer openstond. Uiteindelijk werd besloten om de verzoeken af te wijzen, waarbij de kantonrechter zijn zorgen uitte over het gemak waarmee het dwangmiddel gijzeling op grote schaal wordt ingezet.

De beslissing werd genomen door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummers : 763073 \ MD VERZ 13-216, 763074 \ MD VERZ 13-217, 772280 \ MD VERZ 13-494
CJIB-nummers: [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer]
uitspraak: 25 juli 2013
Beslissing op de verzoeken als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV)
aangaande:
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
,nader te noemen: betrokkene.
--------------------

1.De beoordeling

1.1
De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2
In de verzoekschriften wordt (onder meer) gesteld dat de gerechtsdeurwaarder het openstaande bedrag niet heeft kunnen verhalen op betrokkene, omdat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stelling onvoldoende aannemelijk is geworden, dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van een minder ingrijpend middel, zoals omschreven onder 1.1 sub b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddelen van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen, maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Verzoeken als de onderhavige dienen voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd.
Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringeis voldoen de verzoeken niet. De verzoeken zullen derhalve om deze reden al worden afgewezen.
1.3
Voorts is tijdens de mondelinge behandeling van 25 juli 2013 het navolgende aan de orde gekomen. Tijdens deze mondelinge behandeling is betrokkene verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.S. Yap (advocaat werkzaam bij Ravelijn Advocaten te Bergen op Zoom). Door de gemachtigde van betrokkene wordt aangevoerd, dat betrokkene in een aantal andere zaken al regelingen heeft getroffen met het CJIB. In kopie wordt een Overzicht openstaande zaken d.d. 21 maart 2013 overgelegd. Een kopie van dit overzicht zal aan deze beschikking worden gehecht. In dit overzicht staan ook deze beide zaken vermeld met als toelichting (2), dat voor deze zaken het dwangmiddel gijzeling van toepassing is. Dit geldt ook nog voor 8 andere zaken die in dat overzicht staan vermeld. Verder staan er nog 5 andere zaken in dit overzicht waarvoor kennelijk andere dwangmiddelen en/of verhaalsmogelijkheden worden toegepast. Voor de zitting van 12 september 2013 staan 3 nieuwe vorderingen toepassing dwangmiddel gijzeling betreffende betrokkene ingepland. Uit overgelegde correspondentie blijkt dat de gemachtigde van betrokkene zich tot de Arrondissementsparket Noord-Nederland heeft gewend met het verzoek om in alle nog openstaande zaken een regeling te treffen.
Ter zitting deelt de gemachtigde van betrokkene mede, dat hij hierop nog geen reactie van laatstgenoemd parket heeft mogen ontvangen. Betrokkene deelt desgevraagd ter zitting mede, dat hij op dit moment leeft van een uitkering van € 480,00 per maand. Op deze uitkering ligt een beslag zodat hij ongeveer € 407,00 netto overhoudt. Afgezien van een schuld bij de ziektekostenverzekeraar (groot circa € 2.000,00) heeft hij geen schulden. Laatstgenoemde schuldeiser heeft beslag gelegd.
1.4
Wat de kantonrechter niet begrijpt, is dat het CJIB (en de bevoegde officier van justitie) kennelijk niet in staat is om een probleem “in zijn totaal aan te pakken” en in overleg op te lossen. Zelfs niet als een advocaat van een betrokkene zich schriftelijk meldt met een daartoe strekkend verzoek en ook niet als er al eerdere betalingsregelingen door die advocaat namens zijn cliënt getroffen zijn. Het CJIB gaat in dat geval gewoon door met in iedere individuele zaak (geautomatiseerd) het totale pakket aan verhaalsmogelijkheden en dwangmiddelen af te werken met alle bijkomende kosten van dien. Dit betekent dat deze kantonrechter op 25 juli 2013 de onderhavige 3 zaken heeft mogen behandelen en dat hij op 12 september 2013 3 andere zaken krijgt voorgelegd, welke hij ook weer zal gaan afwijzen. Dit kennelijk onder het motto “Hoe houd ik de rechtbank/de kantonrechter aan het werk”.
1.5
Uit genoemd overzicht van 15 zaken blijkt dat 11 zaken betrekking hebben op een motorrijtuig met hetzelfde kenteken. Waarom wordt dit niet gesignaleerd binnen het door het CJIB gehanteerde automatiseringssysteem?
1.6
Samengevat heeft de kantonrechter voldoende redenen om deze verzoeken hierna af te wijzen.
1.7
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat hij grote vraagtekens plaatst bij het gemak waarmee dit ingrijpende dwangmiddel op grote schaal wordt ingezet.

2.De beslissingDe kantonrechter wijst de verzoeken af.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.