ECLI:NL:RBZWB:2013:6072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
763040_E25072013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling wegens onvoldoende motivering en herhaald indienen van vorderingen door het OM

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2013 een verzoek tot machtiging voor het toepassen van het dwangmiddel gijzeling afgewezen. Dit verzoek was ingediend door de bevoegde officier van justitie en volgde op eerdere afwijzingen, waaronder een beschikking van 26 juli 2012. De kantonrechter constateerde dat de officier van justitie zich met deze nieuwe vordering 'hardleers' toonde, aangezien er geen melding werd gemaakt van eerdere beslissingen met betrekking tot de betrokkene en het onderhavige kenteken. De kantonrechter benadrukte dat het verzoek onvoldoende feitelijk was onderbouwd en dat de standaardformuleringen die door de officier van justitie werden gebruikt, niet recht deden aan de individuele omstandigheden van de zaak.

Tijdens de mondelinge behandeling was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.A. Oliemans. De advocaat voerde aan dat er geen verhaalsmogelijkheden waren en dat de officier van justitie geen rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. De kantonrechter merkte op dat het gebruik van gestandaardiseerde vorderingen de rechters structureel relevante informatie onthoudt, wat niet in het belang van een goede rechtsbedeling is. De kantonrechter herhaalde dat de machtiging tot gijzeling alleen kan worden verleend als aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan, wat in dit geval niet het geval was.

De beslissing van de kantonrechter om het verzoek af te wijzen, werd genomen in het licht van de herhaalde vorderingen van het OM, die volgens de kantonrechter niet voldoende rekening hielden met de eerdere uitspraken en de persoonlijke situatie van de betrokkene. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de vereisten voor een goede motivering en dat er geen andere mogelijkheden waren dan het toepassen van het dwangmiddel gijzeling. De beslissing werd genomen met het oog op de rechtsbescherming van de betrokkene en de noodzaak om individuele zaken zorgvuldig te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummer: 763040 \ MD VERZ 13-203
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
uitspraak: 25 juli 2013
Beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV)
aangaande:
naam : [betrokkene] ,
adres : [adres] ,
woonplaats : [woonplaats]
,nader te noemen: betrokkene.
--------------------

1.De beoordeling

1.1
De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2
In het verzoekschrift wordt (onder meer) gesteld dat de gerechtsdeurwaarder het openstaande bedrag niet heeft kunnen verhalen op betrokkene, omdat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stelling onvoldoende aannemelijk is geworden, dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van een minder ingrijpend middel, zoals omschreven onder 1.1 sub b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddel van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen, maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Een verzoek als het onderhavige dient voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd.
Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringeis voldoet het verzoek niet. Het verzoek zal derhalve om die reden al (opnieuw) worden afgewezen.
1.3
Voorts is tijdens de mondelinge behandeling van 25 juli 2013 het navolgende aan de orde gekomen. Betrokkene is tijdens deze mondelinge behandeling verschenen, vergezeld door zijn vader en bijgestaan door mr. R.A. Oliemans, advocaat te Bergen op Zoom.
1.4
Mr. Oliemans voert ten behoeve van zijn cliënt het navolgende aan. Hij verwijst hierbij naar eerder voorafgaande aan deze mondelinge behandeling toegezonden stukken.
Hiertoe behoren een brief d.d. 1 juni 2011 van betrokkene aan de RDW te Veendam, waarin hij -kort gezegd- een relaas geeft van het ongeval wat hij op 21 december 2009 heeft gehad met een Volkswagen Transporter Combi ( [kenteken] ). Hij geeft hierin voorts aan wat met de betrokken VW-bus na het ongeval is gebeurd, te weten: de sloop van deze bus.
Hij beschrijft verder zijn psychische gesteldheid. Hij verzoekt de RDW om hem wat betreft deze bus in de toekomst te vrijwaren zodat hij dit kan afsluiten.
Tevens heeft mr. Oliemans een drietal uitspraken van het team kanton Bergen op Zoom bijgevoegd te weten: een uitspraak van 26 juli 2012 en een tweetal uitspraken van 13 december 2012. Mr. Oliemans verwijst in dat verband vooral naar de inhoud van de uitspraak van 26 juli 2012. Deze uitspraak is gepubliceerd op
www.rechtspraak.nlonder LJN BX3146. Als laatste verwijst mr. Oliemans naar de inhoud van een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2011 van de Politie Midden en West Brabant te Bergen op Zoom, team Bergen-Woensdrecht, waarin door de politie wordt aangegeven, dat het wenselijk zou zijn dat de tenaamstelling van het onderhavige voertuig op naam van betrokkene komt te vervallen.
Mr. Oliemans merkt verder op dat thans ook voor het Openbaar Ministerie (OM) duidelijk zou moeten zijn dat geen sprake is van verhaalsmogelijkheden bij betrokkene maar dat het OM hier kennelijk geen acht op slaat. Tevens constateert mr. Oliemans dat ook nu weer een totaaloverzicht van de jegens cliënt openstaande zaken of nog openstaande zaken ontbreekt. Om die reden had mr. Oliemans aanvankelijk het verzoek om de behandeling van de onderhavige zaak aan te houden en het OM opdracht te geven om een totaaloverzicht van tegen zijn cliënt openstaande zaken te overleggen opdat een einde kan komen aan de terugkerende gang naar de kantonrechter in deze kwesties. Ter zitting heeft mr. Oliemans gevraagd om toch direct uitspraak te doen over deze vordering op basis van de op dit moment bekende stukken. Ter zitting wordt desgevraagd door betrokkene medegedeeld, dat hij nog steeds onder behandeling staat van de GGZ WNB en dat zijn slechte financiële omstandigheden sinds de zittingen in 2012 niet zijn gewijzigd.
1.5
Voor de kantonrechter is het onbegrijpelijk dat de bevoegde officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland blijft doorgaan met het indienen van vorderingen machtiging toepassing dwangmiddel gijzeling met betrekking tot deze betrokkene.
Deze vordering ziet op een sanctie van € 106,00 (inclusief administratiekosten) naar aanleiding van een registercontrole op 28 juni 2011 waarbij bleek dat het op naam van betrokkene staande voertuig, met [kenteken] , niet APK gekeurd was.
In bovengenoemde eerdere uitspraken, waaronder de eerdere uitspraak van deze kantonrechter van 26 juli 2012, zijn in totaal 6 (zes) eerdere vorderingen machtiging toepassing gijzeling afgewezen. Met dit nieuwe verzoek toont de betrokken officier van justitie zich wel erg hardleers! Dit bevestigt overigens ook het oordeel van de kantonrechter dat deze bevoegde officier dit soort (door het CJIB) opgestelde vorderingen kennelijk volstrekt niet ziet.
In de onderhavige schriftelijke vordering wordt ook op geen enkele wijze melding gemaakt van wat er in het verleden is beslist met betrekking tot deze betrokkene (en met betrekking tot het onderhavige kenteken). Door het gebruik van deze gestandaardiseerde vorderingen (zie rechtsoverweging 1.2) wordt de behandelende kantonrechters op deze wijze
structureel relevante informatie onthouden.
1.6
De kantonrechter gaat in deze beschikking niet nog eens herhalen wat hij in zijn beschikking van 26 juli 2012 (LJN BX3146) heeft overwogen. De 14 rechtsoverwegingen (1. t/m 1.14) uit die beschikking dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Een kopie van de beschikking van 26 juli 2012 wordt aan deze beschikking gehecht.
1.7
De kantonrechter stelt vast dat het kennelijk niet uit maakt wat hij beslist op dit soort vorderingen. De bevoegde officier van justitie (en in het verlengde hiervan het CJIB) zullen hun geautomatiseerde en gestandaardiseerde incassotrajecten niet aanpassen. Het is immers wel gemakkelijk om alleen maar te kijken naar iedere individuele zaak zonder oog te hebben voor andere zaken met betrekking tot dezelfde betrokkene en zonder oog te hebben voor de persoonlijke omstandigheden rond deze betrokkene. Dit lijkt heel efficiënt maar heeft naar het oordeel van kantonrechter niets te maken met een goede rechtsbedeling c.q. toepassing van het recht.
1.8
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op dat hij nog steeds grote vraagtekens plaatst bij het gemak waarmee dit ingrijpende dwangmiddel op grote schaal wordt ingezet.

2.De beslissingDe kantonrechter wijst het verzoek af.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.