ECLI:NL:RBZWB:2013:6051
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en dringende reden bij langdurig dienstverband en eigen onderneming
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, een besloten vennootschap aangeduid als [gedaagde]. De werknemer vorderde onder andere schadevergoeding en de vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat op 11 september 2012 was gegeven. De werknemer was sinds 1965 in dienst bij [gedaagde] en had een langdurig dienstverband. Hij was tevens verhuurder van het bedrijfspand waarin de onderneming was gevestigd en exploiteerde binnen zijn dienstverband een eigen onderneming. De werknemer stelde dat zijn schorsing op 2 april 2012 en het ontslag onterecht waren, omdat hij zich ziek had gemeld en er geen dringende reden voor ontslag zou zijn.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, [gedaagde], een dringende reden had voor het ontslag. De werknemer had zonder overleg het bedrijfspand ontruimd, wat de bedrijfsvoering onmogelijk maakte. De kantonrechter overwoog dat de werknemer, gezien zijn rol en hoedanigheid, een grotere verantwoordelijkheid had ten opzichte van de werkgever. De rechter concludeerde dat de werkgever gerechtigd was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen op basis van de dringende reden die was ontstaan door de ontruiming van het pand. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van het geding.
De uitspraak benadrukt dat niet alleen de gedraging van de werknemer, maar ook zijn rol en hoedanigheid ten opzichte van de werkgever van invloed zijn op de beoordeling van een dringende reden voor ontslag. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in gevallen waarin werknemers ook een eigen onderneming hebben en de relatie met hun werkgever complex is.