In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 9 juli 2013, wordt het verzoek tot ondercuratelestelling van een minderjarige rechthebbende behandeld. De verzoekers, ouders van de rechthebbende, hebben een verzoek ingediend op basis van artikel 1:379 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende, geboren in 1995 in Elazig, Turkije, wegens een geestelijke stoornis niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen. Dit maakt het noodzakelijk om een beschermende maatregel te treffen, zoals curatele of een combinatie van beschermingsbewind en mentorschap.
De kantonrechter heeft echter geconstateerd dat de verzoekers de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen, wat hen belemmert in de communicatie met de rechtbank. Hierdoor is de kantonrechter van mening dat de verzoekers niet in staat zijn om de rol van curator op een deugdelijke wijze te vervullen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2013 heeft de kantonrechter hen geadviseerd om in plaats van curatele, een combinatie van beschermingsbewind en mentorschap aan te vragen, waarbij een externe organisatie als beschermingsbewindvoerder kan optreden.
De kantonrechter heeft de beslissing op het verzoek aangehouden en verzocht om schriftelijke informatie van de verzoekers over hun keuze voor het handhaven van het verzoek en de eventuele inschakeling van een externe organisatie. De kantonrechter benadrukt dat de verzoekers uiterlijk op de datum van meerderjarigheid van hun dochter moeten aangeven of zij hun verzoek handhaven en in welke vorm. Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.