Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[geopposeerde] B.V.,
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
3.De beslissing
30 januari 2013.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2013 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een debiteur die na het doorlopen van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) door Ziggo werd gedagvaard. De debiteur werd bij verstek veroordeeld, maar kwam in verzet, niet vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder. De kantonrechter overwoog dat de debiteur, ondanks het WSNP-traject, zelf belang had bij zijn vordering, omdat het onduidelijk was of de WSNP met een schone lei zou eindigen. De termijn voor verzet zou voorbij zijn als dit bekend werd na afloop van de WSNP. Hierdoor werd het verstekvonnis vernietigd.
De procedure begon met een inleidende dagvaarding op 29 juni 2012, gevolgd door een verstekvonnis op 11 juli 2012. De debiteur stelde dat de geopposeerde, een besloten vennootschap, onterecht de procedure had gestart en dat hij niet ontvankelijk verklaard diende te worden. De kantonrechter oordeelde dat de geopposeerde haar vordering niet in rechte had moeten brengen, maar deze ter verificatie had moeten indienen. Het vonnis dat tegen de boedel was afgegeven, had geen rechtskracht, waardoor de bewindvoerder geen belang had bij de verzetprocedure. De kantonrechter concludeerde dat de debiteur wel belang had bij het verzet, omdat de afloop van de WSNP nog onbekend was.
Uiteindelijk werd het verzet gegrond verklaard, het verstekvonnis vernietigd en werd de geopposeerde niet ontvankelijk verklaard in haar vordering. De geopposeerde werd veroordeeld tot betaling van € 60,- aan de gemachtigde van de debiteur. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.O. Zuurmond.