ECLI:NL:RBZWB:2013:5349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
700203/10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Pick
  • A. Prenger
  • J. Froger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zeer zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 28 mei 2010 vond er een ernstig verkeersongeval plaats te Breda, waarbij de verdachte, bestuurder van een Volkswagen, een inhaalmanoeuvre uitvoerde zonder zich voldoende te vergewissen van de verkeerssituatie. De verdachte reed met een snelheid van 30 tot 40 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 30 kilometer per uur was. Tijdens het inhalen van een auto, die voor hem reed, keek hij niet over zijn linkerschouder, waardoor hij niet opmerkte dat een andere auto, een zwarte Seat, ook een inhaalmanoeuvre uitvoerde. Dit leidde tot een aanrijding met een fietser, het slachtoffer, die hierdoor zeer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder ernstig hersenletsel en meerdere botbreuken. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig was en dat hij daarmee de zorgplicht als verkeersdeelnemer had geschonden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van het ongeval en legde een taakstraf op van 72 uur, subsidiair 36 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/700203-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juni 2013
in de strafzaak tegen
Verdachte,
geboren op datum en plaats,
wonende te adres,
ter terechtzitting verschenen,
raadsvrouw mr. Verhagen, advocaat te Breda,
ter terechtzitting aanwezig.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 juni 2013 waarbij de officier van justitie mr. Breeman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij Slachtoffer zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel dat hij met zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
De vaststaande feiten
Op 28 mei 2010 te 18.12 uur ontving de regiopolitie midden en west Brabant een melding dat er een verkeersongeval had plaatsgevonden op de Lage Kant, welke straat is gelegen binnen de bebouwde kom van Breda, op het weggedeelte gelegen voor de kruising met de Marterring, welke wegen van gelijke orde waren [2] . Ter plaatse gold een maximum toegestane snelheid van 30 kilometer per uur [3] . Bij dit ongeval was betrokken Mededader (verder Mededader) als bestuurder van een personenauto van het merk Seat, type Ibiza [4] . Tevens was als bestuurder van een fiets bij dit ongeval betrokken Slachtoffer (verder Slachtoffer) [5] . Verder was bij dit ongeval betrokken Betrokkene (verder Betrokkene) als bestuurder van een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf [6] . Als gevolg hiervan heeft Slachtoffer zeer ernstig hersenletsel heeft opgelopen waardoor zij (tijdelijk) in vegetatieve toestand is komen te verkeren. Daarnaast heeft zij meerdere nekwervels, een borstwervel, het rechteronderbeen, het linkerdijbeen en een ellepijp gebroken. Ten gevolge van voornoemd letsel was operatief ingrijpen noodzakelijk [7] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van Getuige 1, Getuige 2, Getuige 3, Getuige 4, Getuige 5 en beide verdachten. Hieruit komt naar voren dat verdachte met een snelheid van 30 tot 40 kilometer per uur reed, hetgeen te hard was nu ter plaatse een maximum toegestane snelheid gold van 30 kilometer per uur. Vervolgens heeft hij een inhaalmanoeuvre ingezet waarbij hij verzuimd heeft over zijn linkerschouder te kijken teneinde zich ervan te verzekeren dat de weg aan die zijde vrij was. Op datzelfde moment werd verdachte zelf echter ook ingehaald door een zwarte Seat waarvan hij wel wist dat deze achter hem reed. Verdachte verklaart dat hij tijdens het inhalen maar net over de helft van de weg is gekomen maar dit kan gelet op de breedte van de weg van 7.20 meter niet juist zijn. Hierdoor is de zwarte Seat verder uitgeweken naar links en in aanrijding gekomen met de hem op de fiets tegemoetkomende Slachtoffer. Naar het oordeel van de officier van justitie levert het weggedrag van verdachte grove schuld op. Als gevolg van dit ongeval heeft Slachtoffer ernstig hersenletsel opgelopen alsmede diverse wervel- en botbreuken. Gelet op het feit dat er ten aanzien van het letsel operatief ingrijpen noodzakelijk was en het letsel zodanig is dat Slachtoffer volledig afhankelijk is en zal blijven van zorgverlening, kan er naar het oordeel van de officier van justitie gesproken worden van zeer zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een integrale vrijspraak en voert daartoe het volgende aan. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het ongeval met een geschatte snelheid van 30 tot 40 kilometer per uur over de Lage Kant reed. Dit wordt ondersteund door de verklaring van Getuige 1, die vóór verdachte reed en heeft verklaard dat zij aldaar 30 kilometer per uur reed. Getuige 4 en Getuige 3 hebben hierover verklaard dat de auto vóór verdachte afremde en dat het erop leek dat deze auto zou gaan inparkeren. Vanwege het feit dat Getuige 1 met haar auto zeer langzaam en tevens volledig rechts van de weg reed, veronderstelde verdachte eveneens dat zij wilde gaan inparkeren op de aldaar aanwezige parkeervakken. Zodoende wilde verdachte deze auto gaan inhalen en heeft daartoe in zijn binnenspiegel gekeken. Hierin zag hij een zwarte Seat achter zich rijden maar deze was op een dusdanige afstand dat hij zonder problemen kon inhalen, hetgeen hij vervolgens ook deed. Met betrekking tot de positie van de auto’s verwijst de verdediging naar de verklaring van Getuige 3 die heeft verklaard over oogcontact dat zou hebben plaatsgevonden tussen hem en verdachte middels de binnenspiegel van de auto van verdachte, hetgeen onmogelijk zou zijn geweest wanneer de zwarte Seat zich naast de auto van verdachte zou hebben bevonden. Deze zwarte Seat bleek echter met een zeer hoge snelheid van 70 tot 80 km/u te rijden. Dit kon en hoefde verdachte echter, mede gelet op de ter plaatse geldende maximum snelheid van 30 km/u, niet te verwachten. Dat de zwarte Seat met een zeer hoge snelheid reed, blijkt uit de verklaringen van Getuige 3, Getuige 5, Getuige 2, Getuige 4, Mededader en het technisch onderzoek waaruit blijkt dat de zwarte Seat bij het tot stilstand komen in de derde versnelling stond.
Dat er sprake zou zijn geweest van een wedstrijd tussen verdachte en Mededader wordt door beide verdachten ontkend en kan evenmin worden aangenomen op basis van de enkele blik van Getuige 1 in haar binnenspiegel waardoor bij haar “een gevoel” daarover ontstond.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Scenario
Gelet op het feit dat er zich in het dossier meerdere verklaringen bevinden die op belang-rijke punten verschillen, moet de rechtbank eerst vaststellen wat de feitelijke gang van zaken is geweest. Hierbij gaat zij uit van de verklaringen van Getuige 1, Getuige 3, Getuige 2, Getuige 6, Mededader en Betrokkene. Uit deze verklaringen komt het volgende naar voren:
Getuige Getuige 1 heeft op 28 mei 2010 bij de politie verklaard dat, zij die dag over de Lage Kant te Breda in de richting van de Marterring reed en niemand zag op de weg. Op het moment dat zij in haar achteruitkijkspiegel keek, zag zij ineens twee auto’s snel naderen. Een zwarte auto reed aan de buitenzijde en een zilveren aan de binnenzijde. Zij probeerde hierop zoveel mogelijk naar rechts te gaan omdat zij het idee had dat de zilveren auto haar zou gaan schampen. Zij had het gevoel dat de zilveren auto de zwarte auto wegduwde. De zilveren auto haalde haar uiteindelijk in. Op dat moment hoorde en zag zij dat de zwarte auto aan de linkerzijde van de weg van alles raakte en omver reed. De zilveren auto was er als het ware tussen geperst [8] .
Op 29 oktober 2010 heeft Getuige 1 bij de politie daar nog aan toegevoegd dat zij één keer in haar achteruitkijkspiegel heeft gekeken waarbij zij beide voertuigen naast elkaar zag rijden. Zij wist niet meer exact ter hoogte waarvan dat was. De afstand tussen haar en de beide andere voertuigen was op het moment dat zij in haar achteruitkijkspiegel keek, schatte zij tussen de 40 en 60 meter. De zilveren auto reed rechts en de zwarte auto links op de manier waarop een ieder zou inhalen [9] .
Bij de rechter-commissaris heeft Getuige 1 op 23 augustus 2013 daar nog aan toegevoegd dat zij 30 kilometer per uur reed omdat zij weet dat daar vaak gecontroleerd wordt. Zij had nog op haar kilometerteller gekeken of zij wel 30 kilometer per uur reed. De witte (de rechtbank begrijpt de zilverkleurige) auto zat schuin achter haar en de zwarte auto zat er nog links naast. De zwarte reed al een stukje voor de witte. Op de vraag wat zij bedoelde met het gevoel dat zij had dat de witte auto de zwarte wegduwde, heeft zij geantwoord dat de zwarte auto niet meer naar rechts kon en het leek of de witte auto zich ertussen duwde [10] .
Getuige Getuige 3 heeft op 31 mei 2010 bij de politie verklaard dat hij op 28 mei 2010 bij Mededader als bijrijder in de auto zat. Dit betrof een zwarte Seat Ibiza. Rond 18.00 uur reden zij vanuit de wijk Heusdenhout in de richting van de cafetaria Woody Woodpecker. Voor hen reed een beige of grijze Golf 5. Hij zag dat Betrokkene als bestuurder in deze auto reed, Hij zag dat voor de auto van Betrokkene nog een andere auto reed. Hij keek in de achteruitkijkspiegel van de auto voor hem en zag dat de bestuurder ook in de spiegel keek. Hij zag en voelde dat de auto naar links ging en dat ze de auto voor hen gingen inhalen. Hij zag dat Mededader terugschakelde en snelheid vermeerderde om de auto in te halen. Hij zag dat de auto voor hen ook naar links kwam. Op dat moment reden ze halverwege de auto voor hen. Door deze manoeuvre werden ze gedwongen naar links uit te wijken om een aanrijding te voorkomen. Vervolgens hoorde hij een knal en glasgerinkel en voelde overal glas. Hij zag dat de voorruit kapot ging. Ze reden nog een stukje door en toen zag en voelde hij dat de auto stilstond. [11]
Op 2 april 2013 heeft Getuige 3 daar bij de rechter-commissaris nog aan toegevoegd dat hij zag dat Naam betrokkene (de rechtbank begrijpt dat hiermee Betrokkene bedoeld wordt) ineens zijn Golf naar links gooide. Hiermee bedoelde hij dat je een auto rustig naar links kan sturen maar dat Naam betrokkene dit niet deed. Vanuit het niets stuurde hij ineens zijn auto naar links. Hij zag en voelde dat Mededader de auto naar links stuurde. Hij had zijn knipperlicht aanstaan. Hij maakte daaruit op dat hij de Golf in wilde halen. Hij schatte in dat Mededader op dat moment maximaal 70 kilometer per uur reed. Hij verklaarde dat Mededader de straat goed kende. Mededader was al aan het inhalen toen de Golf ineens naar links ging [12] .
Getuige Getuige 2 heeft op 28 mei 2010 bij de politie verklaard dat hij op de Lage Kant twee auto’s zag rijden. Hij zag dat de zwarte auto opzij werd geduwd door een grijze auto. Hij zag een fietser ter hoogte van de bushalte. Hij zag dat de zwarte auto tegen de fietser aan reed. De grijze auto is hierna doorgereden [13] .
Op 3 december 2012 heeft Getuige 2 daar bij de rechter-commissaris nog aan toegevoegd dat er naar schatting ongeveer 50 meter afstand zat tussen het speelpleintje en de botsing. Hij zag daar een auto hard aan komen rijden die een andere auto ging inhalen [14] .
Getuige Getuige 6 heeft op 28 mei 2010 bij de politie verklaard dat hij die dag als passagier op de bijrijderstoel in de Golf zat. De Golf werd bestuurd door Naam betrokkene. Ze reden over de Lage Kant in de richting van de Marterring. Ze werden links ingehaald door een zwarte Seat. Zelf reden ze rechts van de weg. [15]
Op 4 juni 2010 heeft Getuige 6 daar bij de politie aan toegevoegd dat hij pas toen naam iets zei, over zijn linkerschouder keek en de zwarte Seat zag door de achterruit. Dat was voor de bushalte op de Lage Kant. [16]
Mededader heeft tijdens het verhoor van de inverzekeringstelling bij de politie op 28 mei 2010 verklaard dat hij die middag in zijn auto reed en er een zilveren Golf voor hem reed. Omdat de auto voor hem remde, moest hij uitwijken naar links. Op het moment dat hij uitweek naar links, ging de Golf plotseling ook naar links waardoor hij nog verder naar links moest uitwijken. Hij zag toen plotseling een vrouw op een fiets maar kon niet meer uitwijken en reed tegen haar aan [17] .
Op 29 mei 2010 heeft hij verder bij de politie verklaard dat hij naar aanleiding van het remmen van de Golf een beetje uitgeweken was naar links omdat hij bang was dat hij anders niet op tijd kon remmen. Hij reed ongeveer 50, maximaal 60 kilometer per uur. Hij heeft niet op de teller gekeken maar hij schat dit. Hij kwam steeds dichter bij de twee auto’s voor hem waaruit hij opmaakte dat zij dus minder hard reden. Hij was aan het remmen en kwam daarbij op de linkerkant van de weg. Op het moment dat hij de linkerbaan op reed en schuin achter de Golf zat, keek hij naar rechts om de situatie in te schatten. Hij wist niet wat de twee auto’s gingen doen, hij dacht misschien inparkeren of zo. Op dat moment zag hij dat de Golf ineens uitweek naar links, naar zijn kant. Hij schrok hiervan en is ook weer verder naar links uitgeweken. Doordat hij zo plotseling moest uitwijken is hij op de stoep terecht gekomen tegen de groene paaltjes aan die daar staan. [18]
Betrokkene heeft op 29 mei 2010 bij de politie verklaard dat hij op 28 mei 2010 als bestuurder van de Golf over de rechterrijbaan van de Lage Kant in de richting van de Karbouwstraat reed met een geschatte snelheid van ongeveer 30 of 40 kilometer per uur. Er reed een auto voor en achter hem. De vrouw in de auto voor hem wilde volgens hem rechts inparkeren. Hij wilde er om heen rijden en maakte dus een beweging naar links. Hij hoorde opeens een harde knal en dacht dat hij geraakt was. De auto achter hem was zwart maar was nog wel een stukje bij hem vandaan. Hij verklaarde dat deze auto hem blijkbaar op enig moment heeft ingehaald, dus zijn snelheid moest groter zijn geweest dan die van hem. Hij reed op 10 tot 15 meter afstand achter de auto voor hem die wilde inparkeren. Hij heeft de zwarte auto op het moment dat hij uitweek naar links niet gezien. Hij heeft wel even in de linker autospiegel gekeken maar niet over zijn schouder omdat hij maar een heel klein beetje naar links hoefde uit te wijken. De auto voor hem stond namelijk al ver naar rechts. Hij is misschien net over de helft van de weg gegaan [19] .
Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat Mededader de twee voor hem rijdende voertuigen is gaan inhalen en dat Betrokkene tijdens deze inhaalmanoeuvre, toen de auto van Mededader links naast hem reed, ook een dergelijke manoeuvre inzette van de auto die voor hem reed. Deze handeling van Betrokkene heeft Mededader verrast waardoor hij verder is uitgeweken naar links.
Plaats fietser
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden waar Slachtoffer zich met haar fiets bevond op het moment dat de zwarte Seat van Mededader met haar in aanrijding kwam. Daarbij baseert de rechtbank zich allereerst op het technisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden. In het rapport verkeersongevalsanalyse wordt omschreven dat ter hoogte van de bushalte een bandspoor is aangetroffen. Dit spoor loopt van 1A op de betonrand van de bushalte tot 1B, 12,15 meter van het 0-meetpunt en 0,55 meter van de linkerrijbaan. Voorts worden op 16,70 meter (1D), 20,20 meter (1E en 1F), 34,60 meter, (1G) en 44,60 meter (1H) bandsporen aangetroffen. Deze sporen eindigen op de plaats waar de zwarte Seat van Mededader tot stilstand is gekomen. Gelet op de rijrichting van de personenauto en de samenhang met de overige sporen wordt door de Unit FTO geconcludeerd dat spoor 1A-1B, wat zich ter hoogte van de busbaan bevindt, is veroorzaakt door de linkervoorband van de auto van Mededader. [20] Door de unit FTO zijn voorts schade-inpassingen verricht teneinde na te gaan op welke plaats de auto van Mededader en de fiets van mevrouw Slachtoffer elkaar hebben geraakt. Uit dit onderzoek volgt dat de auto met de voorzijde in botsing is gekomen met de voorzijde van de fiets [21] . Ten slotte wordt in het rapport verkeersongevals-analyse omschreven dat de fiets van Slachtoffer oorspronkelijk was voorzien van een kinderzitje op de bagagedrager en een plastic tas met boodschappen. Deze twee voorwerpen zijn als gevolg van de aanrijding losgeraakt van de fiets en terechtgekomen op de eerste hoek van de kruising met de Marterring terechtgekomen, 2.30 meter respectievelijk 1.20 meter rechts van de linker rijbaanzijde van de Lage Kant [22] .
Voorts baseert de rechtbank zich op de eerder aangehaalde getuigenverklaringen. Getuige 2 heeft verklaard dat hij de fietser zag rijden ter hoogte van de bushalte. Getuige Getuige 3 heeft verklaard dat hij een knal en glasgerinkel hoorde nadat zij uitweken voor de auto aan hun rechterzijde. Hij zag dat de voorruit kapot ging. Ze reden nog een stukje door en toen zag en voelde hij dat de auto stilstond. Deze verklaringen passen in de aangetroffen situatie, de sporen en de eindpositie van de voertuigen. Op grond van het vorenoverwogene stelt de rechtbank vast dat Slachtoffer op het moment van de aanrijding op haar fiets ter hoogte van de bushalte heeft gereden op het voor haar bestemde weggedeelte van de Lage Kant in tegenovergestelde rijrichting van de voertuigen van Mededader en Betrokkene.
Verkeersgedrag Betrokkene
In de eerste plaats dient in dit kader te worden bekeken met welke snelheid Betrokkene over de Lage Kant heeft gereden. Aanknopingspunten zijn hiervoor te vinden in de verklaring van Getuige 1 die heeft verklaard dat zij 30 kilometer per uur reed. De rechtbank acht haar verklaring op dit punt betrouwbaar nu zij hieraan heeft toegevoegd dat zij nog op haar teller had gekeken omdat zij wist dat hier regelmatig controles plaatsvinden. Daarnaast heeft Betrokkene zelf verklaard dat hij met 30 of 40 kilometer per uur over de Lage Kant heeft gereden en dat hij de auto van Getuige 1 wilde inhalen. Op grond van deze twee verklaringen concludeert de rechtbank dat Betrokkene met een hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur over de Lage Kant heeft gereden.
In de tweede plaats dient het verrichten van de inhaalmanoeuvre door Betrokkene te worden bezien. Uit zijn verklaring op dit punt blijkt dat hij bij het inzetten van de inhaalmanoeuvre enkel in zijn linkerbuitenspiegel heeft gekeken en niet over zijn linkerschouder. Hij heeft hierover verklaard dat hij geen verkeer verwachtte omdat hij middels zijn binnenspiegel had gezien dat de zwarte auto die achter hem reed nog een stukje van hem vandaan was. Vervolgens heeft hij zijn auto naar links gestuurd om de auto die voor hem reed, voorbij te gaan. Op dat moment was Mededader echter ook reeds aan een inhaalmanoeuvre begonnen. Betrokkene heeft Mededader niet gezien terwijl deze wel voor hem waarneembaar was geweest als hij over zijn linkerschouder had gekeken. Dat Mededader Betrokkene met hoge snelheid is genaderd doet niet af aan het feit dat Betrokkene bij het verrichten van de bijzondere manoeuvre zich er volgens de standaardregels van had moeten vergewissen of de handeling veilig uitgevoerd kon worden. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Causaal verband
De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van Betrokkene, zoals hierboven beschreven, in causaal verband staat met de aanrijding die heeft plaatsgevonden tussen Mededader en Slachtoffer. Immers doordat Betrokkene onder voornoemde omstandigheden een inhaal-manoeuvre inzette, werd Mededader gedwongen om uit te wijken naar links waardoor hij in aanrijding kwam met Slachtoffer. Het feit dat Mededader zelf veel te hard reed en op die plaats en onder die omstandigheden nooit had moeten inhalen, maakt het voorgaande niet anders.
Schuldgradatie
Van een ervaren bestuurder mogen de juiste handelingen worden verwacht, hetgeen in dit geval op de eerste plaats zou zijn geweest dat Betrokkene maximaal de toegestane snelheid van 30 km per uur had gereden. Uit het voorgaande is gebleken dat hij met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid heeft gereden. Daarnaast had Betrokkene zich er bij het uitvoeren van de bijzondere manoeuvre, te weten het inhalen van een voor hem rijdende auto, van moeten vergewissen dat hij deze handeling veilig uit kon voeren. Door niet over zijn linkerschouder te kijken om zich ervan te vergewissen dat de linkerzijde vrij van verkeer was, terwijl hij wel wist dat er een personenauto achter hem reed, is verdachte verwijtbaar nalatig geweest. Gelet op deze omstandigheden heeft Betrokkene de op hem rustende zorgplicht om gevaarzettende situaties te voorkomen terwijl hij met zijn personenauto aan het verkeer deelneemt, geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verkeersgedrag van Betrokkene als aanmerkelijk onvoorzichtig aan te merken.
Letsel
Slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval zeer ernstig hersenletsel opgelopen waarbij operatief ingrijpen door een deel van de schedel aan de rechterzijde te verwijderen noodzakelijk was om de hersenen de ruimte te geven. Als gevolg van dit hersenletsel is een zodanige stoornis van het bewustzijn ontstaan, dat zij gedurende vijf maanden in een vegetatieve toestand heeft verkeerd. Daarnaast heeft zij meerdere nekwervels, een borstwervel, het onderbeen, het dijbeen en de ellepijp gebroken waarbij ten aanzien van enkele breuken eveneens operatief ingrijpen noodzakelijk is geweest teneinde deze te fixeren [23] . Gebleken is dat Slachtoffer niet zelfstandig kan eten en niet kan spreken en lopen. In haar toestand wordt geen verandering verwacht waardoor zij voor de rest van haar leven volledig afhankelijk zal zijn van zorgverlening [24] . De rechtbank is van oordeel dat het door Slachtoffer als gevolg van het ongeval opgelopen letsel te kwalificeren is als zeer zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zij acht verdachte derhalve daaraan schuldig.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij,op
of omstreeks28 mei 2010 te Breda, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto, Volkswagen
), daarmede rijdende
over de weg, de Lage Kant
=welke weg was gelegen in een als zodanig
(door borden volgens model A1 van
bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop
het getal 30 en daarboven het woord ZONE
)aangeduide zogenaamde 30 kilometer
per uur zone, alwaar derhalve de maximumsnelheid ter plaatse 30 kilometer per
uur bedroeg=
zich zodanig heeft gedragen dat een
medeaan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden
door
roekeloos, in elk gevalin
hoge, althansaanzienlijke mate onvoorzichtig
en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
bij nadering van de kruising of splitsing van die Lage Kant met de weg, de
Marterring, welke wegen van gelijke orde waren,
met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto,
Volkswagen
), met een
(aanzienlijk)hogere snelheid dan de toen aldaar geldende
maximumsnelheid van 30 kilometer per uur,
in ieder geval met een gelet op de
verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid,
een vóór hem, verdachte, in gelijke richting als hij, verdachte, eveneens over
die weg, die Lage Kant, rijdend motorrijtuig (personenauto), gezien zijn,
verdachte
's, rijrichting,
"links
", in te
(gaan
)halen, op het moment dat een,
in gelijke richting als hij, verdachte, eveneens over die weg, die Lage Kant,
(met hoge
/aanzienlijke snelheid)rijdend motorrijtuig
(personenauto, Seat,
bestuurd door: Mededader
), zich reeds
"links naast
",
althans "dicht links
achter",dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto,
Volkswagen
)bevond,
tengevolge waarvan
(vervolgens), dat genoemde motorrijtuig
(personenauto,
Seat, bestuurd door Mededader
), gezien diens rijrichting, nog meer
"naar
links
"op het rijbaangedeelte van die weg, bestemd voor het tegemoetrijdende
/tegemoetkomende verkeer is gaan
en/of is blijvenrijden,
zulks terwijl de bestuurster van een hem over voormeld rijbaangedeelte tegemoet
rijdende fiets, hem
(dicht) genaderd was, althans (dicht
)naderde,
waardoor
(vervolgens)dat motorrijtuig
(personenauto, Seat, bestuurd door:
mededader
), nagenoeg frontaal, in
botsing of inaanrijding is gekomen met
de bestuurster van die fiets en/ofdie fiets,
waardoor
althans mede waardoorde bestuurster van die fiets
(genaamd:
Slachtoffer
)zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
althans zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan,te
weten zeer ernstig hersenletsel, waardoor zij in
(mogelijk blijvende)
vegetatieve toestand is komen te verkeren, en
/offracturen van meerdere
nekwervels en
/ofeen fractuur van een borstwervel en
/ofvan het
(rechter)onderbeen en
/ofhet (linker)dijbeen en
/ofvan een ellepijp.
De rechtbank heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen zoals hierboven - vet cursief - is aangegeven. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 200 uur subsidiair te vervangen door 100 dagen hechtenis. Daarnaast vordert zij een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. Vanwege de ernst van het letsel van het slachtoffer baseert zij zich hierbij voor wat betreft de geldende richtlijnen op de grens tussen de categorie zwaar lichamelijk letsel en de categorie overlijden. Nu het slachtoffer door het ongeval in een zodanige toestand is komen te verkeren, waarbij zij volledig afhankelijk is van zorgverlening, niet zelfstandig kan wonen, zichzelf niet kan voeden, niet kan spreken en lopen, en waarbij er geen uitzicht is op verbetering, is het immers de vraag of dit nog leven genoemd kan worden. Tot slot houdt zij er bij haar eis rekening mee, dat verdachte zich na het ongeval op geen enkele wijze heeft bekommerd om het slachtoffer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de door de verdediging bepleitte vrijspraak, wordt er geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij neemt zij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft op 28 mei 2010 te Breda een mede aan zijn schuld te wijten ongeval veroorzaakt. Zo is hij met een hogere snelheid dan de toen aldaar geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur een personenauto die vóór hem reed links gaan inhalen zonder daarbij voorafgaand aan het inzetten van die inhaalmanoeuvre links over de schouder te kijken om zich er van te verzekeren dat de weg aan die zijde vrij was, terwijl hij bij het kijken in zijn binnenspiegel wel een zwarte personenauto achter zich had zien rijden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de bestuurder van de Seat, die eveneens reeds een inhaalmanoeuvre had ingezet van de personenauto van verdachte en de dáárvoor rijdende personenauto, verder naar links is uitgeweken waardoor hij in aanrijding is gekomen met de op de fiets tegemoetkomende Slachtoffer. Hierdoor is aan Slachtoffer zeer zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Verdachte heeft zich door zijn aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij als bestuurder van een motorvoertuig ten opzichte van andere verkeersdeelnemers heeft. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk verkeersgedrag, hetgeen de rechtbank hem aanrekent. De gevolgen die het ongeval voor Slachtoffer heeft gehad, kunnen niet anders dan dramatisch genoemd worden, hetgeen ook is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring die tijdens de terechtzitting is voorgelezen.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor verkeersfeiten.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van een grove verkeersfout van verdachte. Nu de rechtbank slechts een aanmerkelijke verkeersfout bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Met de officier van justitie is zij echter wel van oordeel dat het letsel van het slachtoffer zodanig ernstig en van dien aard is, dat afwijking van de oriëntatiepunten in de straftoemeting van het LOVS in de richting van de categorie overlijden gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet hiervoor ook ruimte nu de verschillende categorieën niet direct op elkaar aansluiten waardoor er enige speelruimte beschikbaar is. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair te vervangen door 40 dagen hechtenis passend en geboden is.
Wel zal de rechtbank een verrekening toepassen wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting waar verdachte recht op heeft. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is aangevangen op het moment van de inverzekeringstelling van verdachte, te weten 29 mei 2010. Gelet op de datum van de inhoudelijke behandeling houdt dit in, dat de redelijke termijn is overschreden met meer dan een jaar. Nu de verdediging zich bij een aanzienlijk aantal onderzoekswensen van de medeverdachte heeft aangesloten, is deze vertraging deels aan de verdediging te wijten. Om die reden gaat de rechtbank uit van een overschrijding van de redelijke termijn gelegen tussen de zes en twaalf maanden, hetgeen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 17 juni 2008, LJN: BD2578) een verrekening inhoudt van tien procent. Concreet betekent dit dat de rechtbank aan verdachte een werkstraf op zal leggen voor de duur van 72 uur, subsidiair te vervangen door 36 dagen hechtenis.
Tevens dient er naar het oordeel van de rechtbank vanuit het oogpunt van normhandhaving in casu een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te volgen van nagenoemde duur.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;

- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. Pick, voorzitter, mr. Prenger en mr. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juni 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
hij, op of omstreeks 28 mei 2010 te Breda, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto, Volkswagen), daarmede rijdende
over de weg, de Lage Kant
=welke weg was gelegen in een als zodanig (door borden volgens model A1 van
bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop
het getal 30 en daarboven het woord ZONE) aangeduide zogenaamde 30 kilometer
per uur zone, alwaar derhalve de maximumsnelheid ter plaatse 30 kilometer per
uur bedroeg=
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden
door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig
en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
bij nadering van de kruising of splitsing van die Lage Kant met de weg, de
Marterring, welke wegen van gelijke orde waren,
met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto,
Volkswagen), met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen aldaar geldende
maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in ieder geval met een gelet op de
verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid,
een vóór hem, verdachte, in gelijke richting als hij, verdachte, eveneens over
die weg, die Lage Kant, rijdend motorrijtuig (personenauto), gezien zijn,
verdachte's, rijrichting, "links", in te (gaan) halen, op het moment dat een,
in gelijke richting als hij, verdachte, eveneens over die weg, die Lage Kant,
(met hoge/aanzienlijke snelheid) rijdend motorrijtuig (personenauto, Seat,
bestuurd door: Mededader), zich reeds "links naast", althans "dicht links
achter", dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto,
Volkswagen) bevond,
tengevolge waarvan (vervolgens), dat genoemde motorrijtuig (personenauto,
Seat, bestuurd door Mededader), gezien diens rijrichting, nog meer "naar
links" op het rijbaangedeelte van die weg, bestemd voor het tegemoetrijdende
/tegemoetkomende verkeer is gaan en/of is blijven rijden,
zulks terwijl de bestuurster van een hem over voormeld rijbaangedeelte tegemoet
rijdende fiets, hem (dicht) genaderd was, althans (dicht) naderde,
waardoor (vervolgens) dat motorrijtuig (personenauto, Seat, bestuurd door:
mededader), nagenoeg frontaal, in botsing of in aanrijding is gekomen met
de bestuurster van die fiets en/of die fiets,
waardoor althans mede waardoor de bestuurster van die fiets (genaamd:
Slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, althans zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan, te
weten zeer ernstig hersenletsel, waardoor zij in (mogelijk blijvende)
vegetatieve toestand is komen te verkeren en/of fracturen van meerdere
nekwervels en/of een fractuur van een borstwervel en/of van het
(rechter)onderbeen en/of het (linker)dijbeen en/of van een ellepijp;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2010 te Breda als bestuurder van een van een
motorrijtuig (personenauto, Volkswagen), daarmede rijdende over de weg, de
Lage Kant
=welke weg was gelegen in een als zodanig (door borden volgens model A1 van
bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop
het getal 30 en daarboven het woord ZONE) aangeduide zogenaamde 30 kilometer
per uur zone, alwaar derhalve de maximumsnelheid ter plaatse 30 kilometer per
uur bedroeg=
bij nadering van de kruising of splitsing van die weg met de weg, de
Marterring, welke wegen van gelijke orde waren,
met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto,
Volkswagen), met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de toen aldaar geldende
maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in ieder geval met een gelet op de
verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid,
een vóór hem, verdachte, in gelijke richting als hij, verdachte, eveneens over
die weg, die Lage Kant, rijdend motorrijtuig (personenauto), gezien zijn,
verdachte's, rijrichting, "links", is (gaan) halen, op het moment dat een, in
gelijke richting als hij, verdachte, eveneens over die weg, die Lage Kant,
(met hoge/aanzienlijke snelheid) rijdend motorrijtuig (personenauto, Seat,
bestuurd door: Mededader), zich reeds "links naast", althans "dicht links
achter", dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto,
Volkswagen) bevond,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die (kruising of splitsing
van weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die (kruising of splitsing van) weg(en) werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, p. 4-8.
3.Aanvullend proces-verbaal van de politie midden en west Brabant, BVH-nummer 2010107707, p. 3 en 4.
4.Registratieset aanrijding blad 2.
5.Registratieset aanrijding blad 6.
6.Registratieset aanrijding blad 4.
7.De e-mailberichten van dr. naam van 29 juli 2010 te 14.01 uur en 15.09 uur.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige get 1, p. 49-50.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige naaml d.d. 28 oktober 2010.
10.Proces-verbaal van getuigenverhoor van naam bij de rechter-commissaris van 23 augustus 2012.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige naam, p. 51-53.
12.Proces-verbaal van getuigenverhoor van naam bij de rechter-commissaris op 2 april 2013.
13.Proces-verbaal van verhoor van getuige naam, p. 46.
14.Proces-verbaal van getuigenverhoor van naam bij de rechter-commissaris op 3 december 2012.
15.Proces-verbaal van verhoor van getuige naam, p. 48.
16.Proces-verbaal van verhoor van getuige naam, p. 60-61.
17.Proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. inverzekeringstelling naam, p. 17-18.
18.Proces-verbaal van verhoor van naam, p. 21-25.
19.Proces-verbaal van verhoor van naam, p. 39-42.
20.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, p. 14.
21.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, p. 34-36, 39, 40.
22.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, p. 17.
23.De medische verklaring betreffende naam d.d. 29 juli 2010.
24.De schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 10 juni 2013 namens naam door naam.