ECLI:NL:RBZWB:2013:5248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
AWB-13_821
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing van winstaandeel en aftrekbaarheid van advocaatkosten in het kader van dienstbetrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende, na een juridische procedure, zijn winstaandeel over het jaar 2000 in 2009 van zijn ex-werkgever heeft ontvangen. Belanghebbende had in de jaren voorafgaand aan de uitbetaling advocaatkosten gemaakt ter hoogte van € 50.875, welke hij in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2009 wilde aftrekken. De rechtbank oordeelde dat het winstaandeel, dat belanghebbende in 2009 ontving, als belastbaar loon moet worden aangemerkt, en dat de advocaatkosten niet in aftrek kunnen worden gebracht omdat de beroepskostenaftrek per 1 januari 2001 is komen te vervallen. De rechtbank concludeerde dat het gelijk aan de inspecteur van de Belastingdienst is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/821
uitspraak van 10 juli 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 7 januari 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2009 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 132.085, aanslagnummer [nummer].H.96 (hierna: de aanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Gorinchem vergezeld van [gemachtigde], en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende is met ingang van [datum] 1996 als commercieel directeur in dienstbetrekking getreden bij [de ex-werkgever] BV (hierna: de ex-werkgever).
2.2.
Op 31 december 1997 zijn belanghebbende en de ex-werkgever overeengekomen dat belanghebbende per [datum] 1998 de functie van algemeen directeur zal gaan bekleden. Daarbij zijn partijen overeengekomen (i) dat belanghebbende enkel recht heeft op een winstuitdeling nadat de ex-werkgever aan haar financiële verplichtingen over een kalenderjaar jegens [Beheer BV] heeft voldaan, (ii) dat het vastgestelde winstaandeel pas betaalbaar wordt gesteld in de maand april van het daarop volgende kalenderjaar en (iii) dat bij verkoop van de onderneming de koper vrij is om af te zien van het betreffende beloningssysteem.
2.3.
Belanghebbende is in 2001 ontslagen. De civiele rechter heeft in 2009 beslist dat het aan belanghebbende toekomende winstaandeel over het jaar 2000 van € 126.423 als achterstallig loon moet worden uitbetaald. Bij de uitbetaling in 2009 heeft de ex-werkgever daarop een loonheffing ingehouden van € 65.740.
2.4.
Belanghebbende heeft ten behoeve van de civiele procedure in de jaren 2001 tot en met 2009 in totaal € 50.872 aan advocaatkosten betaald.
2.5.
Belanghebbende heeft zijn aangifte IB/PVV 2009 op 1 april 2011 ingediend. Daarin heeft belanghebbende het onder 2.3. vermelde bedrag en de ingehouden loonheffing aangegeven. Met dagtekening 17 oktober 2012 is de aanslag opgelegd, conform de ingediende aangifte. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
2.6.
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift aan de inspecteur verzocht om de advocaatkosten in mindering te brengen op het belastbare inkomen uit werk en woning.
2.7.
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
Vormt het winstaandeel van € 126.423 belastbaar loon en is dit loon in 2009 belastbaar?
Zo ja, kan belanghebbende de advocaatkosten in 2009 als beroepskosten in aftrek brengen?
Zo niet, kan belanghebbende de advocaatkosten als negatief loon in aanmerking nemen?
De inspecteur beantwoordt vraag a bevestigend en de vragen b en c ontkennend. Belanghebbende beantwoordt de vragen in tegenovergestelde zin.
Belastbaar loon
2.8.
Ingevolge artikel 3.80 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is belastbaar loon: loon verminderd met de reisaftrek. Ingevolge artikel 3.81 van de Wet IB 2001 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder loon verstaan: loon overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten.
2.9.
Belanghebbende heeft gesteld dat de ex-werkgever het aan hem toekomende winstaandeel anders dan loon uit dienstbetrekking had kunnen inkleden. Dit omdat het winstaandeel afhankelijk was van de winst van de ex-werkgever. Gelet op hetgeen onder 2.2. is vermeld kan de rechtbank niet anders oordelen dan dat belanghebbende het aan hem toekomende winstaandeel in het kader van zijn dienstbetrekking heeft verkregen. Derhalve is sprake van loon uit dienstbetrekking, ongeacht dat een deel van het loon winstafhankelijk is. Weliswaar had de ex-werkgever het aan belanghebbende toekomende winstaandeel anders dan als loon kunnen inkleden, maar dat is niet gebeurd.
2.10.
Op grond van artikel 3.146, eerste lid, van de Wet IB 2001 wordt loon geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop dat is ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend geworden, of vorderbaar en inbaar geworden.
2.11.
Belanghebbende heeft uiteindelijk, na een uitspraak van de civiele rechter, het loon betrekking hebbend op de winst van het jaar 2000 van de ex-werkgever, alsnog in 2009 uitbetaald gekregen. Dat het bedrag € 126.423 eerder dan in 2009 is verrekend, ter beschikking is gesteld of vorderbaar en inbaar is geworden is niet gebleken noch aannemelijk. Gelet op hetgeen onder 2.10. staat vermeld vormt de uitbetaling van het winstaandeel dan belastbaar loon in 2009.
Advocaatkosten/Beroepskostenaftrek
2.12.
Belanghebbende stelt dat hij ten aanzien van de advocaatkosten recht heeft op de beroepskostenaftrek. Dit omdat volgens belanghebbende het loon uit het jaar 2000 afkomstig is en dat een redelijke wetstoepassing met zich meebrengt dat de wetgeving uit 2000 op dat loon van toepassing is.
2.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Met de invoering van de Wet IB 2001 is op 1 januari 2001 de, onder de voordien geldende Wet op de inkomstenbelasting 1964, bestaande beroepskostenaftrek voor werknemers komen te vervallen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt belanghebbendes stelling geen steun in de wet, nu een overgangsrecht voor de toepassing van de beroepskostenaftrek onder de Wet IB 2001 ontbreekt. Gelet op hetgeen onder 2.11 is overwogen is het loon in 2009 genoten en is dus de wetgeving uit 2009 (Wet IB 2001) daarop van toepassing. Derhalve kunnen de advocaatkosten niet als beroepskosten op het belastbare inkomen uit werk en woning in aftrek worden gebracht. Dat de ex-werkgever volgens belanghebbende een deel van het bedrag van € 126.423 uit had kunnen betalen als een onbelaste onkostenvergoeding, maakt dat niet anders. De civiele rechter heeft immers beslist dat voormeld bedrag als achterstallig loon moet worden uitbetaald.
2.14.
Voor zover belanghebbende heeft bedoeld aan te voeren dat toepassing van de Wet IB 2001 in zijn geval onredelijk is en daarom de Wet op de inkomstenbelasting 1964 moet worden toegepast, moet dit standpunt worden verworpen. De rechtbank is niet bevoegd op grond van redelijkheid en billijkheid een juiste wetstoepassing achterwege te laten. In artikel 11 van de Wet van 1829, Stb. 28, houdende Algemeene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk, is immers voorgeschreven dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet mag beoordelen.
Negatief loon
2.15.
Van negatief loon kan eerst sprake zijn indien een belastingplichtige aan zijn
(ex-)werkgever een terugbetalingsverplichting heeft van het door hem genoten bedrag aan loon. Voorts kan negatief loon eerst in aanmerking worden genomen in het jaar waarin daadwerkelijk is terugbetaald. Nu in het onderhavige geval geen sprake is van enige terugbetaling aan de ex-werkgever kunnen de advocaatkosten niet als negatief loon worden aangemerkt.
2.16.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.17.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2013 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.