ECLI:NL:RBZWB:2013:5173

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
264321 FA RK 13-2770
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2013 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming te krijgen voor een verhuizing met haar minderjarige kinderen naar Vught. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Becking, verzocht de rechtbank om toestemming om met de kinderen te verhuizen, omdat zij een nieuwe start wilde maken na de scheiding van haar man, die door mr. L.S. Timmermans werd vertegenwoordigd. De echtscheidingsprocedure was nog niet gestart en er was geen ouderschapsplan opgesteld. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tussen de partijen al verstoord was en dat het van belang was dat zij in gesprek gingen in het belang van de kinderen. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af, omdat het in het belang van de kinderen was dat zij in hun vertrouwde omgeving bleven en dat er eerst een ouderschapsplan moest worden opgesteld voordat er ingrijpende beslissingen over verhuizing konden worden genomen. De rechtbank benadrukte dat de vrouw haar verblijfplaats mag kiezen, maar dat dit recht beperkt kan worden ter bescherming van de rechten van de man en de kinderen. De rechtbank besloot dat de vrouw niet met de kinderen naar Vught mocht verhuizen en dat de huidige contactregeling tussen de man en de kinderen moest worden voortgezet. De rechtbank wees ook de verzoeken van de man om de (her)inschrijving van de kinderen op scholen en sportverenigingen in Breda af, omdat de vrouw had toegezegd in Breda te blijven wonen als haar verzoek om verhuizing werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Jeugdrecht
Breda
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: C/02/264321 FA RK 13-2770
13 juni 2013
beschikking betreffende artikel 1:253a BW,
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te Breda,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.A. Becking,
en
[de man],
wonende te Breda,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. L.S. Timmermans.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
  • het op 28 mei 2013 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
  • de pleitnotities van de advocaat van de man tevens inhoudende zelfstandige verzoeken;
  • de uittreksels uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarigen;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 mei 2013;
  • het vonnis van de voorzieningenrechter van 13 juni 2013 en allen daarin vermelde stukken (zaaknummer C/02/263546 KG ZA 13-254);
  • de op 7 juni 2013 ontvangen fax van de beide advocaten.
Ter terechtzitting is tevens aanwezig geweest een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, gevestigd Meerten Verhoffstraat 18, 4811 AS Breda, hierna te noemen de raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

2.Het verzoek

De vrouw verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan de vrouw, bij gebreke van toestemming van de man, vervangende toestemming wordt verleend om met de na te noemen minderjarigen naar Vught te verhuizen.
De man verzoekt, bij wege van zelfstandige verzoeken, bij beschikking zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
het de vrouw niet is toegestaan om met de kinderen te verhuizen buiten Breda;
de vrouw, zonodig, haar medewerking dient te verlenen aan het (her)inschrijven van[voornaam kind 1] op het Stedelijk Gynasium te Breda en de andere drie kinderen op de Dr. De Visserschool te Breda alsmede voor het (her)inschrijven van de kinderen op de sportverenigingen, dan wel de man vervangende toestemming te verlenen voor de (her)inschrijving van de kinderen op genoemde scholen en de sportverenigingen;
en voor het geval dat de vrouw inmiddels verhuisd mocht zijn met de kinderen uit Breda: de vrouw te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis terug te verhuizen naar de voormalig echtelijke woning van partijen aan de[adres], dan wel naar een woning in de buurt van de voormalig echtelijke woning van partijen aan de[adres], althans naar een woning binnen een straal van 5 kilometer van de voormalig echtelijke woning van partijen aan de[adres];
en voor het geval dat de vrouw in strijd met het af te geven kort geding vonnis gaat verhuizen uit Breda dan wel inmiddels is verhuisd uit Breda en zij weigert om met de kinderen terug te verhuizen naar de voormalig echtelijke woning van partijen aan de[adres], dan wel naar een woning in de buurt van de voormalig echtelijke woning van partijen aan de[adres], althans naar een woning binnen een straal van 5 kilometer van de voormalig echtelijke woning van partijen aan de[adres]:
te bepalen dat de kinderen met ingang van het nieuwe schooljaar 2013, ingaande op maandag 12 augustus 2013, hun hoofdverblijf hebben bij de man in Breda;
de vrouw de contactregeling zoals tussen partijen overeengekomen voor de periode tot de zomervakantie dient na te leven, in die zin dat de man gerechtigd is tot contact met de minderjarige kinderen
  • tijdens het weekend van 25/26 mei 2013 van vrijdagavond 18.00 uur voor het eten tot zondagavond 18.30 uur na het eten;
  • tijdens het weekend van 8/9 juni 2013 van vrijdagavond 18.00 uur voor het eten tot zondagavond 18.30 uur na het eten;
  • tijdens het weekend van 22/23 juni 2013 van vrijdagavond 18.00 uur voor het eten tot zondagavond 18.30 uur na het eten;
  • en daarnaast iedere woensdag van 11.30 uur (Madelief ophalen van de peuterspeelzaal en de andere kinderen vanuit school, dat wil zeggen om 12.30 uur) tot 18.30 uur na het eten;
de vrouw de vakantieregeling (als onderdeel van de contactregeling) zoals tussen partijen overeengekomen dient na te leven, in die zin dat de man gerechtigd is tot contact met de minderjarige kinderen:
  • van vrijdagavond 28 juni 2013 18.00 uur voor het eten tot vrijdagavond 19 juli 2013 18.00 uur voor het eten;
  • tijdens het weekend van 10 en 11 augustus 2013 van vrijdagavond 18.00 uur voor het eten tot zondagavond 18.30 uur na het eten.
uitgaande van een hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw in Breda:
de man met ingang van het schooljaar 2013/2014, welk schooljaar aanvangt op maandag 12 augustus 2013, gerechtigd is tot contact met de kinderen gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot maandagochtend aanvang school, voor het eerst tijdens het weekend van 24/25 augustus 2013, en daarnaast iedere woensdag uit school tot donderdagochtend aanvang school;
uitgaande van een hoofdverblijf van de kinderen bij de man in Breda:
de vrouw gerechtigd is tot contact met de kinderen, uitgaande van een vierweekse regeling:
  • in week één: van vrijdagmiddag/avond tot zondagavond 19.00 uur, met de bepaling dat de vrouw de kinderen op vrijdagmiddag ophaalt uit school en zij de kinderen op zondagavond om 19.00 uur terugbrengt naar de woning van de man in Breda;
  • in week twee: van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, met de bepaling dat de vrouw de kinderen op zaterdagmiddag om 14.00 uur ophaalt bij de woning van de man in Breda en zij de kinderen op zondagavond om 19.00 uur terugbrengt naar de woning van de man in Breda;
  • in week drie: gelijk aan week één;
  • in week vier: -
uitgaande van een hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw in Vught:
de man gerechtigd is tot contact met de kinderen, uitgaande van een vierweekse regeling:
  • in week één: van vrijdagmiddag tot zondagavond 19.00 uur, met de bepaling dat de vrouw de kinderen, direct na school (uitgaande van een lestijd van de basisschool op vrijdag tot 15.30 uur), brengt naar de woning van de man in Breda en zij de kinderen op zondagavond om 18.00 uur ophaalt bij de woning van de man in Breda;
  • in week twee: van zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, met de bepaling dat de vrouw de kinderen op zaterdagmiddag om 14.00 uur brengt naar de woning van de man in Breda en zij de kinderen op zondagavond om 18.00 uur ophaalt bij de woning van de man in Breda;
  • in week drie: gelijk aan week één;
  • in week vier: -
dat het de vrouw niet is toegestaan om - met uitzondering van haar kleding en persoonlijke eigendommen - zaken uit de woning mee te nemen, de zaken die bestemd zijn voor het gebruik van/door de kinderen daaronder begrepen, een en ander behoudens voor zover tussen partijen vooraf schriftelijke en ondubbelzinnige overeenstemming bestaat over de verdeling van bepaalde zaken;
het sub I. tot en met IV. gevorderde (elk) onder verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vrouw in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen tot een maximum van € 250.000,= met de bepaling dat de vrouw zo nodig met de sterke arm van justitie en politie gedwongen kan worden tot medewerking en naleving van de contactregeling;
met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
Partijen spreken elkaars verzoeken tegen.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat, op grond van de stellingen en overgelegde stukken, het hierna vermelde vast.
  • Partijen zijn met elkaar gehuwd.
  • Uit hun huwelijk zijn geboren de minderjarigen
1. [kind 1];
2. [kind 2];
3.[kind 3];
4.[kind 3].
  • De man en de vrouw hebben gezamenlijk het gezag over deze kinderen.
  • Partijen leven gescheiden.
  • De echtscheidingsprocedure tussen partijen is nog niet opgestart.
  • De minderjarigen verblijven bij de vrouw in de voormalig echtelijke woning.
  • De man heeft thans eenmaal per twee weken van vrijdag tot zondag contact met de kinderen en wekelijks op woensdag.
3.2
Onder zaaknummer C/02/263546 KG ZA 13-254 is de vordering in kort geding van de man betreffende zaken omtrent de kinderen ingeschreven. Ter zitting van 30 mei 2013 is zowel de onderhavige zaak als de vordering in kort geding, vanwege de samenhang, met instemming van beide partijen, gezamenlijk behandeld. De vorderingen van de man zoals deze zijn ingebracht in de kort gedingprocedure, zijn tevens ingebracht als zelfstandige verzoeken in deze procedure.
3.3
De vrouw legt aan haar verzoek – kort samengevat – het volgende ten grondslag. De man heeft in oktober 2012 het gezin verlaten. Nadat partijen in januari 2013 middels relatietherapie hebben geprobeerd hun relatie te herstellen, is door de man op 18 februari 2013 aangekondigd dat hij van de vrouw wenst te scheiden. De man is vervolgens in maart 2013 gaan samenwonen met zijn nieuwe partner. De vrouw wil thans met de kinderen verhuizen naar Vught om daar een nieuwe start te gaan maken. Zij acht een verhuizing in het belang van de kinderen. De vrouw heeft inmiddels een huis in Vught gekocht en zij heeft een baan gevonden in Rosmalen. Omdat de ouders van de vrouw tevens woonachtig zijn in Vught, kunnen deze de vrouw ondersteunen in het opvangen van de kinderen. De vrouw stelt dat de Bredase sociale omgeving van partijen op de hoogte is van wat er tussen partijen is gebeurd. De man heeft een nieuwe partner met drie kinderen in dezelfde leeftijd als de kinderen van partijen. De vrouw wordt dan ook overal waar zij komt met deze situatie geconfronteerd en voor de kinderen is deze situatie belastend. Daar komt bij dat de nieuwe partner van de man zich negatief in het bijzijn van de kinderen uitlaat over de vrouw. De vrouw is van mening dat zij de verhuizing naar Vught goed overwogen en voorbereid heeft. Zij stelt zich op het standpunt dat met toepassing van de belangenafweging zoals deze door de Hoge Raad is vastgesteld, aan de voorwaarden is voldaan om met de kinderen te verhuizen. Daarbij komt dat de afstand tussen Breda en Vught niet zo ver is dat er geen uitvoering meer kan worden gegeven aan de huidige contactregeling. Deze kan ongewijzigd blijven waardoor de man niet belemmerd wordt in het contact met de kinderen. De vrouw heeft voorts aangevoerd dat zij tijdens het huwelijk het grootste deel van de zorg voor de kinderen voor haar rekening heeft genomen en dat doet zij nog steeds. Toen de man nog deel uitmaakte van het gezin werkte hij 7 dagen per week en was hij 24 uur per dag beschikbaar voor zijn werk. Ook na het uiteengaan van partijen heeft de man de zorg voor de kinderen tijdens de contactmomenten, vanwege zijn werk, overgelaten aan zijn moeder dan wel aan zijn nieuwe partner. Hoewel hij stelt dat hij qualitytime wil met de kinderen, komt hiervan in de praktijk weinig tot niets terecht. De vrouw acht een uitbreiding van de huidige contactregeling met een overnachting op de zondag en de woensdag niet verder in het belang van de minderjarigen nu dit volgens haar teveel onrust met zich zal brengen. Tot slot heeft de vrouw gepersisteerd bij haar verzoek om haar vervangende toestemming te geven om met de minderjarigen te verhuizen naar Vught.
3.4
Door en namens de man is – kort samengevat – aangevoerd dat de vrouw, sinds de man haar heeft medegedeeld dat hij van haar wil scheiden, het contact tussen de man en de kinderen afhoudt. De vrouw heeft zonder vooraf met de man te overleggen besloten om met de kinderen naar Vught te verhuizen. Tegen de afspraken in heeft de vrouw de kinderen reeds geïnformeerd over de door haar voorgenomen verhuizing. De man acht een verhuizing van de kinderen niet in hun belang. Hij is van mening dat niet is voldaan aan de vereisten die de Hoge Raad aan een verhuizing stelt. Zo ontbreekt de noodzaak van de verhuizing. De vrouw kan nog een periode met de kinderen in de echtelijke woning blijven wonen. De man vreest dat zijn contact met de kinderen door een verhuizing zal worden belemmerd en dat dit contact zal worden verminderd. Anders dan de vrouw verwacht de man dat de contactregeling moeilijk uitvoerbaar zal zijn mede in verband met alle verschillende (sport)activiteiten van de kinderen. Ook zullen de kinderen (als zij ouder zijn) niet met de fiets een bezoek kunnen brengen aan de andere ouder. Het zwaarwegende belang van de kinderen brengt mee dat zij een frequent contact met de man kunnen onderhouden en dat zij in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. De man betwist verder dat de vrouw de verhuizing naar Vught goed heeft voorbereid en overwogen. De Hoge Raad heeft bepaald dat alle omstandigheden van het onderhavige geding in aanmerking moeten worden genomen en dat alleen in uitzonderlijke gevallen de belangen van een ander dan de kinderen zwaarder kunnen wegen. De man is van mening dat de belangen van de kinderen niet gediend zijn met een verhuizing en dat het belang van de vrouw om een nieuwe start te maken in deze niet mag prevaleren. De man acht het in het belang van de kinderen dat de contactregeling zal worden uitgebreid conform zijn verzoek. Hij betwist dat hij de zorg voor de kinderen uitbesteed aan zijn moeder of aan zijn nieuwe partner, omdat hij moet werken. Ook tijdens het huwelijk werkte de man niet zoveel als de vrouw stelt. Partijen hadden samen de keuze gemaakt dat de vrouw voor de kinderen zou zorgen. Dit kan de man dan nu ook niet worden tegen geworpen. Hij is in de gelegenheid om invulling te geven aan de zorg voor de kinderen. Zo nodig kan hij daarvoor voorzieningen treffen met zijn maatschap. Ook betwist hij dat zijn nieuwe partner zich negatief zou uitlaten over de vrouw. De man heeft zijn verzoeken gehandhaafd.
3.5
De vertegenwoordigster van de raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het in het belang van de kinderen is dat partijen in overleg proberen te komen tot een gedegen ouderschapsplan. De raad is dan ook voorstander dat partijen in het kader van een mediationtraject met elkaar in gesprek zullen gaan. De kinderen hebben in de afgelopen periode veel meegemaakt en er is voor hen een nieuwe situatie ontstaan. Hun ouders zijn uit elkaar en de man woont samen met zijn nieuwe partner. Partijen hebben beiden voor zichzelf goede redenen voor hun standpunten in deze, maar voor de kinderen is het van belang dat partijen goed met elkaar kunnen communiceren en gezamenlijk afspraken over de kinderen kunnen maken. De kinderen voelen de spanningen tussen partijen feilloos aan. Partijen zullen dan ook moeten gaan werken aan hun ouderrol. Zij zullen in dit stadium samen moeten gaan werken aan een oplossing en samen kijken wat goed voor de kinderen is. Het is in het belang van de kinderen dat partijen tot constructieve afspraken komen. Op dit moment staan partijen aan het begin van het traject en er zal nog veel op hen afkomen. Zo zal de echtscheidingsprocedure nog moeten starten en is het proces van de verwerking van de echtscheiding nog niet afgerond. De raad acht een verhuizing van de kinderen met de vrouw naar Vught op dit moment dan ook niet in het belang van de kinderen. Het is voor de kinderen het beste als partijen daar samen een beslissing over kunnen nemen. Gezien de huidige omstandigheden schat de raad in dat partijen daar hulp bij nodig hebben. De ervaring van de raad is dat wanneer het op dit moment door partijen niet goed wordt geregeld dit kan resulteren in kindeigen problematiek bij de kinderen, hetgeen moet worden voorkomen, aldus de vertegenwoordigster van de raad.
3.6
Door en namens partijen zijn de standpunten van partijen zowel schriftelijk als mondeling uitgebreid toegelicht. Ter zitting hebben beide partijen de wens uitgesproken om middels een mediationtraject te komen tot een goed ouderschapsplan waarin alle zaken aangaande de kinderen zullen worden geregeld. Zij hebben daarbij aangegeven akkoord te gaan met een verwijzing naar de mediator ten einde de resultaten daarvan mee te kunnen nemen bij de echtscheidingsprocedure. Partijen hebben tevens aangegeven dat ze wel een beslissing wensen over de nu voorliggende verzoeken en deze niet in het mediationtraject willen meenemen.
Ten aanzien van de te benoemen mediator zou door de advocaten van partijen binnen een week een voorstel worden gedaan. Per fax van 7 juni 2013 hebben de advocaten van partijen de rechtbank echter bericht dat zij nog geen overeenstemming hebben over de vraag of zij al dan niet een mediator zullen inschakelen, de persoon van mediator en op welk moment zij de mediator zullen inschakelen.
3.7
Ten aanzien van de onderhavige verzoeken overweegt de rechtbank daarom als volgt.
Vervangende toestemming verhuizing
3.8
Ingevolge artikel 1:253a, eerste lid BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9
Uit de jurisprudentie van de HR van 25 april 2008, LJN: BC5901, blijkt dat de rechter bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dient te nemen, wat in voorkomende gevallen er toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten belangenafweging.
3.1
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de vrouw het recht heeft haar verblijfplaats te kiezen en een nieuw leven op te bouwen. De vrijheid van de vrouw om met de kinderen te verhuizen, kan echter worden beperkt op een wijze die in de wet is voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Nu de vrouw en de man gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en de man een structurele contactregeling heeft met de kinderen, zou een verhuizing van de kinderen meebrengen dat de daadwerkelijke uitoefening van het gezag en de contactregeling tussen de man en de kinderen wordt beperkt. Om die reden zou de bescherming van de rechten en vrijheden van de man of van de kinderen (indirect) een inbreuk op de vrijheid van verplaatsing van de vrouw kunnen rechtvaardigen.
3.11
Alle belangen in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om te verhuizen met de kinderen naar Vught moet worden afgewezen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat het huwelijk van partijen zeer recent is beëindigd en de echtscheidingsprocedure thans nog niet is aangevangen. Partijen zijn nog niet in de gelegenheid geweest om te komen tot constructieve afspraken over de kinderen. Hoewel de beweegredenen van de vrouw om te verhuizen voor haar persoonlijk legitieme redenen zijn, is het op dit moment niet in het belang van de minderjarigen om zulke vergaande beslissingen te nemen. Het feit dat partijen uit elkaar zijn en niet meer samen met de kinderen een gezin vormen, is voor de kinderen op dit moment moeilijk te begrijpen en zij zullen moeten wennen aan de nieuwe ontstane situatie. Gezien de onrust die er is (geweest), zal een zo vergaande verandering als een verhuizing in dit stadium niet ten goede komen aan de situatie. Het is van belang dat partijen een modus vinden waarin de kinderen een onbelast contact kunnen hebben met hun beide ouders en partijen met elkaar kunnen communiceren op ouderniveau.
De rechtbank ziet op dit moment niet de noodzaak van de vrouw om met de kinderen te verhuizen. Dat de vrouw een baan heeft in de buurt van Vught en reeds een huis heeft gekocht in Vught doet hier verder niet aan af. De vrouw heeft immers deze zaken zonder voorafgaand overleg met de man geregeld, terwijl zij wel de wettelijke verplichting had hierover met de man in overleg te treden.
De vrouw stelt dat zij de verhuizing goed heeft voorbereid en dit een weloverwogen beslissing is. Zoals reeds overwogen heeft de vrouw haar redenen om te verhuizen. Daarnaast is het begrijpelijk dat door haar de omstandigheid wordt aangevoerd dat [voornaam kind 1] en [voornaam kind 4], ook zonder verhuizing, gaan starten op een nieuwe school en dat dit voor hen een goed moment is. Onder normale omstandigheden zou dit ook zo zijn. De vrouw heeft haar beslissing echter in een kort tijdsbestek genomen. Deze beslissing kan grote gevolgen hebben voor de kinderen. De rechtbank acht ook op dit punt de omstandigheid van belang dat het huwelijk van partijen recent is beëindigd en zij nog niet zijn gekomen tot het opstellen van een ouderschapsplan. Gezien het uitgangspunt van de wetgever zal eerst moeten worden ingezet op het opstellen van een ouderschapsplan alvorens dergelijke beslissingen worden genomen. Het op dit moment verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing zou het maken van afspraken in het kader van een ouderschapsplan onder druk zetten.
De man vreest dat zijn contact met de kinderen beperkt zal worden wanneer de kinderen met de vrouw in Vught gaan wonen. Hij wenst ook uitbreiding van de huidige contactregeling. Hoewel de huidige contactregeling ook uitvoerbaar zal zijn wanneer de kinderen in Vught wonen, zal deze in die situatie meer inspanning vergen van beide partijen. Het is daarbij van belang dat partijen in staat zijn hierover te kunnen communiceren. Ook ten aanzien van dit punt is de rechtbank van oordeel dat in dit stadium de huidige situatie voor de kinderen niet gewijzigd dient te worden. Het is nu in het belang van de kinderen dat het contact wordt gecontinueerd vanuit hun vertrouwde omgeving.
Zoals hiervoor overwogen hebben beide partijen zich bereid verklaard om met elkaar in gesprek te gaan in het kader van een mediationtraject. Uit de na de zitting ingediende fax van beide advocaten leidt de rechtbank af dat deze bereidheid toch niet zo onvoorwaardelijk is. De rechtbank kan alleen maar benadrukken dat het in het belang van de kinderen is dat partijen naar een mediator gaan en wel op een zo kort mogelijke termijn. Beide partijen handelen niet in het belang van de kinderen als zij zich niet aan hun ter zitting gedane toezegging houden.
Aan het gezamenlijk maken van afspraken hecht de rechtbank grote waarde. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen van gescheiden ouders in mindere mate problemen ervaren wanneer de ouders in staat zijn om op een constructieve wijze te communiceren en gezamenlijk beslissingen te nemen over de kinderen waarbij de kinderen niet worden belast met de spanningen tussen hun ouders. De rechtbank deelt de visie van de raad dat het aan partijen is om goede afspraken te maken over de kinderen. Daarbij merkt de rechtbank voorts op dat het te betreuren is dat partijen thans zijn verwikkeld in de onderhavige procedures terwijl de echtscheidingsprocedure nog niet is aangevangen. Het is in het belang van de kinderen dat partijen hun eigen belangen niet laten prevaleren boven de belangen van de kinderen en daarnaast ook begrip zullen opbrengen voor elkaars standpunten in de thans ontstane situatie.
Tot slot heeft de rechtbank in haar beslissing meegewogen dat de vrouw ter zitting heeft aangegeven dat zij niet zal verhuizen wanneer haar geen vervangende toestemming zal worden verleend. De feitelijke situatie zoals deze nu is, zal dan ook voor de kinderen op dit moment niet veranderen. De kinderen zijn gebaat bij rust en regelmaat in een situatie als de onderhavige.
3.12
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vrouw geen vervangende toestemming verlenen om met de minderjarigen naar Vught te verhuizen. Dit betekent dat het verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw niet met de minderjarigen mag verhuizen zal worden toegewezen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat het de vrouw niet toegestaan is om op dit moment met de minderjarigen naar Vught te verhuizen. Gezien deze vergaande beslissing waarbij de bewegingsruimte van de vrouw wordt beperkt, zal de rechtbank niet bepalen dat de vrouw niet mag verhuizen buiten Breda, zoals door de man wordt verzocht. Indien een dergelijke situatie zich in de toekomst voordoet dan zullen partijen hierover met elkaar in overleg moeten treden.
(Her)inschrijving kinderen op de scholen
3.13
De man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan de (her)inschrijving van de kinderen op de scholen en sportverenigingen in Breda. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen nu de vrouw ter zitting heeft toegezegd dat zij in Breda zal blijven wonen wanneer zij geen vervangende toestemming voor een verhuizing krijgt. Gezien de houding van partijen ter zitting om de zaken samen te gaan regelen, gaat de rechtbank er van uit dat de vrouw aan de (her)inschrijving van de kinderen op de scholen en sportverenigingen in Breda haar medewerking zal verlenen.
3.14
Nu de rechtbank het door onder I. door de man verzochte heeft toegewezen komt zij niet toe aan de beoordeling van het onder III., IV. en VIII. verzochte.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
3.15
De man heeft verzocht te bepalen om de huidige contactregeling, zoals deze door partijen is overeengekomen, vast te leggen waaronder de contactregeling tijdens de vakantie. Daarnaast verzoekt hij de contactregeling na de zomervakantie uit te breiden met een overnachting op zondag en op woensdag. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen om op dit moment de contactregeling vast te leggen zoals deze door partijen is overeengekomen. In dit stadium zal de rechtbank de door de man verzochte uitbreiding niet toewijzen nu partijen hierover met elkaar in het kader van het opstellen van het ouderschapsplan overleg dienen te voeren. Daarbij moet de man zich realiseren dat het van de minderjarigen veel aanpassingen vraagt om zich in een nieuw gezin te voegen alleen al omdat ze moeten wennen aan het idee dat hun ouders niet meer samen zijn en dat hij tijd moet reserveren om alleen met zijn kinderen door te brengen. De rechtbank zal dan ook deze contactregeling vast stellen als een
voorlopigecontactregeling totdat hierover in de echtscheidingsprocedure (waarin een ouderschapsplan zal worden ingebracht) is beslist.
Dwangsom en sterke arm
3.16
De rechtbank zal dit verzoek van de man afwijzen gezien de aard van de verzoeken en deze procedure. Partijen zijn bereid om met elkaar in gesprek te gaan en zij hebben beide toezeggingen gedaan zich in te zetten voor een mediationtraject. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de contactregeling. Het is dan ook niet te verwachten dat zij hieraan haar medewerking zal weigeren. Het verbinden van een dwangsom of sterke arm aan nakoming van de contactregeling is dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet opportuun en zet de verhoudingen tussen partijen alleen maar onder druk.
Kosten procedure
3.17
Nu partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om één der partijen te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.18
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beslissen als hierna te melden.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat het de vrouw niet is toegestaan om met de minderjarigen
[kind 1];
[kind 2];
[kind 3];
[kind 4];
te verhuizen naar Vught;
bepaalt dat de man en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (voorlopig totdat in de echtscheidingsprocedure is beslist) gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
  • éénmaal per 2 weken van vrijdag 18.00 uur (voor het eten) tot zondag 18.30 uur (na het eten);
  • iedere woensdag van 11.30 uur (Madelief ophalen van de peuterspeelzaal en de andere kinderen vanuit school om 12.30 uur) tot 18.30 uur (na het eten);
  • van vrijdag 28 juni 2013 18.00 uur (voor het eten) tot vrijdagavond 19 juli 2013 18.00 uur (voor het eten);
  • tijdens het weekend van 10 en 11 augustus 2013 van vrijdagavond 18.00 uur (voor het eten) tot zondagavond 18.30 uur (na het eten);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Janssen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
SB
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.