ECLI:NL:RBZWB:2013:5054
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiser met verschillende identiteiten en geloofwaardigheidsproblemen
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse eiser. De eiser had eerder asiel aangevraagd onder verschillende namen en had een complexe achtergrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 23 april 2003 zijn eerste asielaanvraag indiende, maar deze niet afwachtte en naar Engeland vertrok. Na zijn terugkeer naar Nederland diende hij op 29 juli 2008 opnieuw een aanvraag in, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig was. Dit werd onderbouwd door het feit dat de eiser verschillende identiteiten had opgegeven, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verklaringen van de eiser over zijn betrokkenheid bij de Hezb-i-Islami partij niet consistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde risico's bij terugkeer naar Afghanistan. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in aanmerking genomen, waarin was geoordeeld dat de situatie in Afghanistan niet zodanig was dat uitzetting een schending van artikel 3 van het EVRM zou opleveren. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die tot een ander oordeel zouden leiden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een positieve overtuigingskracht in asielzaken en de gevolgen van inconsistenties in de verklaringen van de aanvrager.