Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[gemachtigden].
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, eigenaar van een gemeentelijk monument, en de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk. De belanghebbende had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een overkapping aan de achterzijde van zijn monumentale woning. De gemeente bracht leges in rekening voor deze aanvraag, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze legesheffing.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat monumenten en niet-monumenten niet feitelijk en rechtens vergelijkbaar zijn. De rechtbank benadrukte het specifieke karakter van monumenten en de noodzaak van een omgevingsvergunning voor dergelijke panden. De belanghebbende stelde dat de vergunningsplicht een beperking van zijn eigendomsrecht met zich meebracht, maar de rechtbank oordeelde dat deze beperking gerechtvaardigd was in het belang van het behoud van cultureel erfgoed.
Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd de mogelijkheid geboden om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.