ECLI:NL:RBZWB:2013:4132
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de goedkeuring van schriftelijke toestemming voor zegenvisserij in het Haringvliet
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Sportvisserij Zuidwest-Nederland en de Kamer voor de Binnenvisserij. Eiseres, de vereniging, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Kamer dat goedkeuring verleende aan de Staat der Nederlanden voor het verlenen van schriftelijke toestemming aan het Visserijbedrijf om te vissen in het Haringvliet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres een huurovereenkomst heeft met de Staat voor het schubvis-visrecht in het Haringvliet, maar dat de toestemming die de Staat aan het Visserijbedrijf heeft verleend, een privaatrechtelijke rechtshandeling betreft die niet ter beoordeling van de bestuursrechter staat.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de goedkeuring van de huurovereenkomst door de Kamer en de eerdere schriftelijke toestemmingen die aan het Visserijbedrijf zijn verleend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Kamer enkel bevoegd was om een doelmatigheidstoets uit te voeren op basis van artikel 22 van de Visserijwet 1963. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Kamer niet hoefde te oordelen over de vraag of de Staat als rechthebbende op het visrecht kon worden aangemerkt, en dat de goedkeuring van de Kamer terecht was verleend.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er geen beroepsgronden waren aangevoerd tegen de doelmatigheidstoets die door de Kamer was uitgevoerd. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke aspecten in visserijzaken en bevestigt de rol van de Kamer in het goedkeuringsproces van schriftelijke toestemmingen voor visserij.