ECLI:NL:RBZWB:2013:3649

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
249707 / 13-188
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen en toepassing sociaal plan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap AM B.V. en de werknemer [verweerder]. AM B.V. heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege bedrijfseconomische redenen, waarbij de noodzaak tot reorganisatie en aanpassing van de personele bezetting werd gesteld. De werknemer, die sinds 1999 in dienst was, was laatstelijk werkzaam als Senior Vastgoedontwikkelaar en werd boventallig verklaard. AM B.V. stelde dat de functie van de werknemer was komen te vervallen en dat hij niet geschikt was voor de nieuw gecreëerde functie van projectontwikkelaar.

De werknemer voerde verweer en stelde dat AM B.V. een onjuiste selectie had toegepast bij de invulling van de nieuwe functie en dat zijn lidmaatschap van de ondernemingsraad een rol had gespeeld in de beslissing. De kantonrechter overwoog dat de noodzaak tot hervorming van de onderneming niet was betwist en dat de functie van de werknemer inderdaad was komen te vervallen. De kantonrechter oordeelde dat de selectieprocedure voor de nieuwe functie correct was uitgevoerd en dat de werknemer niet in aanmerking kwam voor de functie van projectontwikkelaar.

De kantonrechter heeft het verzoek van AM B.V. om de arbeidsovereenkomst te ontbinden toegewezen en een vergoeding van € 143.453,51 toegekend aan de werknemer, conform het sociaal plan. De proceskosten werden tussen partijen verdeeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige selectieprocedure en de toepassing van het afspiegelingsbeginsel in het kader van reorganisaties.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Repnummer]
Zittingsplaats: Terneuzen
zaak/repnr.: 249707 / 13-188

beschikking van de kantonrechter d.d. 13 maart 2013

inzake
de besloten vennootschap
AM B.V.,
statutair gevestigd en (mede) kantoorhoudende te Nieuwegein,
verzoekende partij,
verder te noemen: AM,
gemachtigde: mr. B. Westerhout,
t e g e n :

[verweerder],

wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerder].
gemachtigde: mr. A.H.B. van Wijngaert.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
  • verzoekschrift, ingediend op 4 februari 2013,
  • verweerschrift,
  • brief met bijlagen van mr. B. Westerhout, ingediend op 22 februari 2013,
  • mondelinge behandeling van 26 februari 2013.

de beoordeling van de zaak

1.
[verweerder], geboren op [geboortedatum], is vanaf 1 juni 1999 bij (een rechtsvoorganger van) AM werkzaam, aanvankelijk op basis van detachering en per 1 mei 2000 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [verweerder] is laatstelijk werkzaam op de vestiging van AM te Terneuzen als Senior Vastgoedontwikkelaar tegen een salaris van € 7.937,93 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.
AM heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege bedrijfseconomische redenen. Omdat minder vraag is naar de diensten van AM, ziet AM zich in het belang van de continuïteit van de onderneming genoodzaakt een aantal ingrijpende maatregelingen te nemen, waaronder aanpassing van de personele bezetting. Overeenkomstig het aan de OR voorgelegde reorganisatievoornemen en op basis van het sociaal pan dat door de moederonderneming Koninklijke BAM Groep N.V. met de vakbonden is vastgesteld, heeft AM besloten om alle primaire functies – waaronder de functie van [verweerder] – te laten vervallen. Op basis van dit besluit is [verweerder] medio 2012 boventallig verklaard. In het kader van de herplaatsingsinspanningen werd [verweerder] vervolgens niet geschikt bevonden voor de nieuw gecreëerde functie van projectontwikkelaar.
AM verzoekt thans de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden met ingang van 1 mei 2013 tegen een vergoeding van, zoals gewijzigd tijdens de mondelinge behandeling,
€ 143.453,51. Daarnaast kan [verweerder] aanspraak maken op een vergoeding van
€ 1.500,00 als bijdrage in de kosten van begeleiding naar ander werk door een externe partij.
3.
[verweerder] heeft verweer gevoerd. Het verweer van [verweerder] komt er – kort weergegeven – op neer dat hij stelt dat AM niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verzoek geen verband houdt met het OR-lidmaatschap van [verweerder], dat het verzoek in strijd is met het afspiegelingsbeginsel en dat AM onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor [verweerder].
4.
De kantonrechter overweegt dat de noodzaak om tot hervorming van de onderneming van AM te komen door [verweerder] niet is betwist. Evenmin is betwist dat zijn functie van senior vastgoedontwikkelaar is komen te vervallen.
5.
[verweerder] stelt zich op het standpunt dat AM een onjuiste selectie heeft toegepast bij de invulling van de (nieuwe) functie van projectontwikkelaar. Hij stelt dat deze functie een samenstelling is van de (oude) functies senior vastgoedontwikkelaar en ontwikkelingsmanager. Door de kleine bezetting in Zeeland is nooit een onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingsmanager en senior vastgoedontwikkelaar en verrichte hij feitelijk de werkzaamheden van beide functies. De nieuwe functie van projectontwikkelaar wijkt dan ook geen 25% af van zijn huidige werkzaamheden, zoals door Hay Group geconcludeerd. AM had daarom tot de conclusie moeten komen dat geen sprake was van een nieuwe functie voor [verweerder] zodat hij op grond van het afspiegelingsbeginsel onmiddellijk in aanmerking had moeten worden gebracht voor deze functie in plaats van hem te laten deelnemen aan een sollicitatieprocedure.
6.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan [verweerder] hierin niet worden gevolgd. De ondernemingsraad heeft, nadat AM haar in oktober en november 2012 hierover had geïnformeerd, bij brief van 10 december 2012 de noodzaak van heroriëntatie van de organisatie en, met enkele kanttekeningen, de selectie van medewerkers in de functies van de nieuwe organisatie, onderschreven. Dit laatste hield onder meer in dat zogenaamde primaire functies, waaronder de functie van senior vastgoedontwikkelaar van [verweerder], kwamen te vervallen en dat nieuwe functies zouden worden opgesteld, waaronder de functie van projectontwikkelaar. Het afspiegelingsbeginsel werd van toepassing verklaard voor functies die blijven bestaan. In geval van nieuwe functies is door AM een selectieprocedure opgesteld.
7.
Voor de beoordeling of functies uitwisselbaar zijn, heeft AM, na overleg met de ondernemingsraad, Hay Group advies gevraagd. Hay Group heeft geconcludeerd dat de functie van senior vastgoedontwikkelaar dusdanig is gewijzigd en dat deze functie niet uitwisselbaar is met de functie van projectontwikkelaar. Ditzelfde heeft Hay Group ook geconcludeerd ten aanzien van de functie van ontwikkelingsmanager.
Onderlinge uitwisselbaarheid houdt in dat de functies naar inhoud, vereiste kennis, vaardigheden en competenties vergelijkbaar zijn en naar niveau en beloning gelijkwaardig. Bij de vergelijking van de functies van senior vastgoedontwikkelaar en projectontwikkelaar, is Hay Group dan ook terecht uitgegaan van de omschrijvingen van deze twee functies. Niet gebleken is dat Hay Group hierbij niet juist heeft gehandeld, zoals [verweerder] stelt. Dat [verweerder] feitelijk beide functies heeft vervuld, wat daar ook van zij, kan hieraan niet afdoen. AM heeft met recht gesteld dat dergelijke bijzondere, de functie overstijgende persoonlijke kwaliteiten, niet relevant zijn voor de vraag of bepaalde functies uitwisselbaar zijn of niet.
[verweerder] heeft voorts onvoldoende bestreden dat de nieuwe functie van projectontwikkelaar aanzienlijk afwijkt van zijn functie van senior vastgoedontwikkelaar zoals door Hay Group geconcludeerd. Reeds hierom kwam [verweerder] niet voor onmiddellijke benoeming in deze nieuwe functie in aanmerking.
8.
[verweerder] is vervolgens niet in aanmerking gekomen voor (her)plaatsing in de functie van projectontwikkelaar. Om (ook) bij herplaatsing het afspiegelingsbeginsel toe te passen, zoals door [verweerder] is betoogd, bestond geen aanleiding. Selectie heeft immers plaatsgevonden overeenkomstig het met de ondernemingsraad overeengekomen sociaal plan en selectieproces. In het kader van de selectie voor deze functie, heeft [verweerder] een schriftelijke competentietoets gemaakt, heeft een selectiegesprek plaatsgehad, zijn alle kandidaten door de eigen regiodirecteur beoordeeld aan de hand van vooraf gedefinieerde en door de OR geaccordeerde criteria, en zijn de resultaten besproken in de regioplaatsingscommissie en nationale plaatsingscommissie. Dat besluitvorming dienaangaande niet zorgvuldig of op juiste wijze heeft plaatsgevonden, is de kantonrechter niet gebleken.
Evenmin is aannemelijk geworden dat – voorafgaand aan de eigenlijke selectie voor de functie van projectontwikkelaar – aan de voormalig directeur voor Zeeland, Van Driessche, toezeggingen zijn gedaan voor benoeming in deze functie.
9.
Voor wat betreft het lidmaatschap van [verweerder] van de ondernemingsraad, valt het AM te verwijten dat zij in het verzoekschrift geen melding heeft gemaakt van dit lidmaatschap van [verweerder]. Niet gebleken is echter dat dit lidmaatschap en de kritische houding van [verweerder] in de ondernemingsraad een rol heeft gespeeld bij de keuze voor de invulling van de functie van projectontwikkelaar. Zeker nu bij de invulling van de functies de met de ondernemingsraad afgesproken procedures zijn gevolgd, bestaat voor een dergelijke conclusie geen aanleiding.
10.
[verweerder] heeft er voorts nog op gewezen dat toewijzing van het verzoek voor hem aanzienlijke gevolgen zal hebben. In de streek waar hij woont is de werkgelegenheid zeer beperkt. Bovendien is hij juist vijf jaar geleden op verzoek van zijn werkgever naar [plaats] verhuisd. De werkloosheidsuitkering biedt slechts een beperkte compensatie. [verweerder] stelt dat daarom een vergoeding van € 286.708,00 overeenkomstig de kantonrechtersformule met factor C=2, redelijk en billijk is.
11.
Aannemelijk is dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst, gevolgen zal hebben voor [verweerder]. [verweerder] verschilt daarin echter niet van andere werknemers van AM met wie het dienstverband eveneens is of wordt beëindigd. Niet valt in te zien dat aan [verweerder] een hogere vergoeding zou toekomen dan de vergoeding die op basis van het sociaal plan is vastgesteld. Het sociaal plan leidt niet tot een evident onbillijke vergoeding.
12.
Nu het verweer van [verweerder] niet kan slagen, zal de kantonrechter het verzoek van AM, dat geen verband houdt met enig opzegverbod, toewijzen en [verweerder] daarbij een vergoeding toekennen zoals door AM aangeboden. Aan AM behoeft om die reden geen gelegenheid te worden geboden, het verzoek in te trekken.
13.
Er is geen aanleiding om af te wijken van het beleid om in ontbindingszaken de proceskosten tussen partijen te verdelen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

de beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 mei 2013;
kent aan [verweerder] een vergoeding toe van € 143.453,51 bruto en veroordeelt AM om dit bedrag uiterlijk op 1 mei 2013 tegen bewijs van kwijting aan [verweerder] te betalen;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
hs