ECLI:NL:RBZWB:2013:3628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
248437 / 13-1
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding leaseovereenkomst en abonneringsovereenkomst door tekortkoming wederpartij

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 15 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Grenkefinance N.V. en de vennootschap onder firma De Tukker. Grenke vorderde betaling van achterstallige leasetermijnen en ontbinding van de leaseovereenkomst, die was aangegaan voor een alarmsysteem. De Tukker had de betalingen stopgezet, omdat zij vond dat Grenke en de leverancier van het alarmsysteem, [bedrijf], hun verplichtingen niet nakwamen. De Tukker had op 5 januari 2010 Grenke en [bedrijf] gesommeerd om hun verplichtingen na te komen, maar na uitblijven van een reactie had zij de overeenkomst als ontbonden beschouwd.

De kantonrechter oordeelde dat de leaseovereenkomst en de abonneringsovereenkomst zozeer met elkaar verbonden waren dat de ontbinding van de abonneringsovereenkomst ook de leaseovereenkomst met zich meebracht. De rechter stelde vast dat De Tukker terecht had gesteld dat Grenke tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, waardoor de ontbinding van de leaseovereenkomst gerechtvaardigd was. De vorderingen van Grenke tot betaling van de achterstallige leasetermijnen en toekomstige leasetermijnen werden afgewezen, omdat de ontbinding van de leaseovereenkomst De Tukker bevrijdde van de verplichting tot betaling.

De kantonrechter wees de vordering van Grenke af en veroordeelde Grenke in de proceskosten, die aan de zijde van De Tukker op nihil werden begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van de onderlinge verbondenheid van overeenkomsten en de gevolgen van tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen door een van de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Zittingsplaats: Terneuzen
zaak/rolnr.: 248437 / 13-1

vonnis van de kantonrechter d.d. 15 mei 2013

in de zaak van
de naamloze vennootschap
GRENKEFINANCE N.V.,
gevestigd te Maasbree,
eisende partij,
verder te noemen: Grenke,
gemachtigde: mr. M.T.W. Wijnen,
t e g e n :
1.
de vennootschap onder firma
DE TUKKER,
handelende onder de naam
HOTEL CAFÉ RESTAURANT DE TUKKER,
gevestigd te Westdorpe,
en
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3]
4.
[gedaagde 4],
en
5.
[gedaagde 5],
allen wonende te Westdorpe,
gedaagde partij,
verder samen in vrouwelijk enkelvoud te noemen: De Tukker,
verschenen bij [gedaagde 3].

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
  • dagvaarding van 14 december 2012,
  • conclusies van antwoord,
  • tussenvonnis van 9 januari 2013,
  • comparitie van partijen.

de beoordeling van de zaak

1.
In het tussenvonnis is ten onrechte de naam van de vijfde gedaagde niet vermeld. In dat vonnis werd een comparitie van partijen gelast die plaatshad op 17 april 2013.
2.1.
Bij door Grenke opgestelde standaard overeenkomst, aangeduid als leasecontract, vroeg De Tukker aan Grenke dit contract aan te gaan tegen daarin vermelde en bijgevoegde leasingvoorwaarden. Het stuk werd ondertekend namens De Tukker op 11 april 2008. De basishuurperiode is gesteld op 60 maanden, de maandelijkse leasetermijn op € 117,50 exclusief BTW. De aanvraag betrof een alarmsysteem, als handelaar/leverancier werd [bedrijf] genoemd.
2.2.
Grenke bevestigde op 25 augustus 2008 aan De Tukker akkoord te gaan met het aangevraagde leasecontract en kocht het alarmsysteem van [bedrijf]. [bedrijf] leverde het alarmsysteem aan De Tukker. Het leasecontract ging in op 1 oktober 2008. De Tukker en [bedrijf] sloten met elkaar een zogeheten abonneringsovereenkomst. Deze overeenkomst had betrekking op de aansluiting van het systeem op het operationeel veiligheidcentrum en het onderhoud. Daarvoor was € 55,50 exclusief BTW per maand verschuldigd.
2.3.
Op 5 januari 2010 schreef De Tukker aan Grenke en [bedrijf] dat zij hun verplichtingen het systeem ongestoord en in goede staat te houden niet hadden nageleefd. Zij sommeerde hen uiterlijk op 11 januari 2010 hun verplichtingen na te komen, bij in gebreke blijven achtte De Tukker de overeenkomst na die datum als zijnde ten einde. De betalingen werden stopgezet. Zij kondigde aan het maandelijks verschuldigde bedrag over te boeken aan [bedrijf] en Grenke, mits alles naar behoren werkt.
2.4.
Vanaf mei 2010 betaalt De Tukker niet de leasetermijnen aan Grenke. Op 11 november 2010 schreef Grenke aan De Tukker de leaseovereenkomst te ontbinden omdat betaling van de leasetermijnen achterwege bleef.
3.1.
Grenke vordert primair de hoofdelijke veroordeling van De Tukker en subsidiair - voor het geval zij wordt aangemerkt als maatschap - de veroordeling van ieder van haar voor gelijke delen:
. tot betaling van € 8.450,39 met de wettelijke handelsrente over € 7.298,59 vanaf 23 november 2012,
. om de geleasede apparatuur binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Grenke af te geven en/of ter beschikking te stellen,
op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat De Tukker hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft,
bij gebreke waarvan De Tukker dient te gehengen en te gedogen dat Grenke zich de feitelijke macht over de geleasede apparatuur zal verschaffen, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie, met de kosten daarvan ten laste van De Tukker,
c. in de proceskosten.
Het bedrag van € 8.415,39 is de som van op 11 november 2010 achterstallige leasetermijnen, toekomstige leasetermijnen exclusief bespaarde rente, administratiekosten, wettelijke rente tot en met 22 november 2012 en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Grenke baseert haar vordering op de leaseovereenkomst met De Tukker en de daarop toepasselijke algemene voorwaarden. Zij betwist te zijn tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Ook bestrijdt zij het verweer.
4.
De Tukker voert verweer. Het houdt onder meer in dat [bedrijf] de verplichtingen uit de overeenkomst met De Tukker niet nakwam. Daardoor was De Tukker niet meer beveiligd. [bedrijf] en Grenke deden geen enkele redelijke poging de overeenkomst te "redden". De Tukker wilde een goede beveiliging tegen betaling van € 173,-- per maand. De sterke indruk bestaat dat [bedrijf] en Grenke een constructie bezigen waarbij De Tukker als klant volledig wordt aangesproken op zijn verplichtingen en aan de andere kant de verplichting dat gebruik kan worden gemaakt van een goede beveiliging door hen op elkaar wordt afgeschoven. Dit is geen fatsoenlijke manier van zaken doen.
5.
De kantonrechter overweegt het volgende.
5.1.
Volgens de algemene voorwaarden huurt lessee (in dit geval: De Tukker) het leaseobject van lessor (Grenke). De eigendom daarvan blijft bij het einde van de overeenkomst bij Grenke, ook als De Tukker aan alle verplichtingen zou hebben voldaan. De overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst.
5.2.
De Tukker beroept zich op niet-nakoming door [bedrijf] van haar verplichtingen uit de abonneringsovereenkomst. Haar standpunt moet zo worden verstaan dat zij die niet-nakoming ook kan tegenwerpen aan Grenke. Dit verweer kan slechts opgaan indien de overeenkomst tussen partijen en de overeenkomst tussen De Tukker en [bedrijf] geacht moeten worden zozeer met elkaar verbonden te zijn dat ontbinding van de ene overeenkomst noodzakelijkerwijs tot gevolg heeft dat de andere evenmin in stand kan blijven (vergelijk HR 23 januari 1998, LJN; ZC2555 en 20 januari 2012, LJN: BU3162). Hierbij is van belang dat de brief van 5 januari 2010 van De Tukker aan Grenke en [bedrijf] moet worden opgevat als (voorwaardelijke) buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten voor het geval de gebreken aan het alarmsysteem die een goed functioneren daarvan beletten niet uiterlijk op 11 januari 2010 zouden zijn verholpen. Niet gesteld of gebleken is dat die gebreken uiterlijk op die dag waren verholpen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de voorwaarde is vervuld.
5.3.
Bij de beantwoording van de vraag of de lease- en abonneringsovereenkomsten verbonden zijn als bedoeld in overweging 5.2 neemt de kantonrechter in het bijzonder de volgende omstandigheden in aanmerking.
5.3.1.
De beide overeenkomsten zijn nagenoeg gelijktijdig gesloten. De contacten die voorafgingen aan het sluiten van de overeenkomst tussen Grenke en De Tukker verliepen niet tussen partijen, maar tussen De Tukker en degene die [bedrijf] vertegenwoordigde. Er was geen contact tussen Grenke en De Tukker. Het verzoek van De Tukker aan Grenke om een leaseovereenkomst aan te gaan, werd door Grenke ontvangen via [bedrijf]. In dat verzoek werd [bedrijf] vermeld als handelaar/leverancier.
5.3.2.
Grenke werkte destijds samen met [bedrijf] door van haar roerende zaken te kopen die zij vervolgens in lease gaf aan ondernemers. Zij ontving de aanvragen om een leaseovereenkomst aan te gaan van [bedrijf] en beoordeelde daarna of zij daartoe bereid was. Nu doen Grenke en [bedrijf] geen zaken meer met elkaar. Naar Grenke ter comparitie verklaarde, is de reden daarvan dat zij via [bedrijf] geen verzoeken meer ontvangt om leaseovereenkomsten aan te gaan.
5.3.3.
Ten aanzien van de alarminstallatie zijn door de drie betrokkenen drie overeenkomsten gesloten, te weten de koopovereenkomst tussen [bedrijf] en Grenke, de leaseovereenkomst tussen Grenke en De Tukker en de abonneringsovereenkomst tussen [bedrijf] en De Tukker. De ene overeenkomst kan niet los worden gezien van de andere. Zonder koop kan Grenke niet in lease geven, zonder onderhoud van het alarmsysteem en aansluiting daarvan op het operationeel veiligheidscentrum op basis van de abonneringsovereenkomst kan het systeem aan De Tukker niet het genot verschaffen dat men bij het aangaan van de leaseovereenkomst mag verwachten van een goed alarmsysteem.
5.3.4.
De algemene voorwaarden van Grenke bevatten bepalingen die wijzen op verbondenheid van de overeenkomsten van de drie betrokkenen. Artikel 6 lid 1 bepaalt dat lessee verplicht is na ontvangst van het leaseobject het te controleren op foutloosheid, functionaliteit en de overeengekomen staat. Hij moet de afgiftebevestiging ondertekenen en bezorgen aan lessor. Hij moet het leaseobject onderzoeken met passende zorgvuldigheid aangezien lessor de koopprijs aan de leverancier betaalt op basis van de afgiftebevestiging. Artikel 7 lid 2 houdt in dat bij verwezenlijking van een gebrek aan het leaseobject na aflevering lessee de aan hem overgedragen garantierechten geldend moet maken en lessor onmiddellijk in kennis moeten stellen van de claim. Met de aan lessee overgedragen garantierechten zijn kennelijk de door de leverancier, in dit geval [bedrijf], in verband met de koopovereenkomst aan de koper verleende garantierechten bedoeld. Artikel 7 lid 3 komt erop neer dat bij verlaging van de koopprijs of ontbinding van de koop lessee gehouden is betaling direct aan lessor te eisen. Hij mag het leaseobject enkel aan de leverancier teruggegeven bij gelijktijdige terugbetaling van de koopprijs aan lessor.
5.3.5.
Zoals overwogen, moet de overeenkomst tussen partijen worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst. Een verhuurder is verplicht op verlangen van de huurder gebreken te verhelpen. Het daarin tekortschieten van de verhuurder verschaft de huurder rechten als opschorting, ontbinding van de overeenkomst, evenredige vermindering van de huurprijs, schadevergoeding en verhaal van redelijke kosten van het verhelpen van het gebrek. De drie overeenkomsten brengen mee dat de wettelijke verplichtingen van de verhuurder om gebreken te verhelpen grotendeels kwamen te rusten op [bedrijf]. Voor een deel van deze rechten van de huurder geldt dat daarvan niet in zijn nadeel kan worden afgeweken (artikelen 7: 206 lid 3 en 209 BW). Voor dat deel blijft het recht van De Tukker ten opzichte van Grenke bestaan, ook voor zover het gaat om gebreken die volgens de contractuele verhoudingen zouden moeten worden verholpen door [bedrijf].
5.4.
Op grond van een en ander is de kantonrechter van oordeel dat de leaseovereenkomst en de abonneringsovereenkomst zozeer met elkaar verbonden zijn dat als gevolg van De Tukkers brief van 5 januari 2010 wegens de tekortkoming van [bedrijf] beide buitengerechtelijk zijn ontbonden met ingang van 12 januari 2010.
5.5.
De ontbinding van de leaseovereenkomst bevrijdt De Tukker van de verbintenis tot betaling van leasetermijnen. De vorderingen tot betaling daarvan en tot betaling van toekomstige leasetermijnen als schadevergoeding met administratiekosten, rente en incassokosten zijn niet toewijsbaar.
5.6.
Grenke baseert de vordering, omschreven in overweging 3.1 onder b, op artikel 15 lid 2 van de algemene voorwaarden. Volgens deze bepaling is indien lessor gebruik maakt van zijn recht op ontbinding van de overeenkomst of indien lessee gebruik maakt van zijn recht tot opzegging daarvan - lessee verplicht het leaseobject onmiddellijk op zijn kosten en op eigen risico terug te geven op het vestigingsadres van lessor. In dit geval is de overeenkomst geëindigd door ontbinding door De Tukker. De aangevoerde grond kan de vordering niet dragen. De vordering is niet toewijsbaar. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat De Tukker volgens artikel 7: 224 lid 1 BW verplicht is het leaseobject weer ter beschikking van Grenke te stellen. Dat zij hierin tekortschoot, is niet gesteld of gebleken. De gemachtigde van Grenke schreef op 23 juli 2012 dat de overeenkomst buitengerechtelijk was ontbonden door Grenke op 11 november 2010. De Tukker werd daarbij gesommeerd het leaseobject op het eerste verzoek van Grenke aan haar te retourneren. Van dat verzoek is niet gebleken.
5.7.
Grenke dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de kant van De Tukker begroot op nihil omdat niet is gebleken dat zij kosten maakte.

de beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Grenke in de kosten van het geding welke aan de zijde van De Tukker tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.