In deze zaak vorderde [eiseres], die als directiesecretaresse bij Cofely Nederland N.V. werkte, een verklaring voor recht dat de eenzijdige wijziging van haar arbeidsovereenkomst met loonsverlaging nietig was. [Eiseres] was van 4 december 2006 tot 1 juli 2007 uitzendkracht en trad daarna in dienst van Cofely. Haar arbeidsduur werd op 1 oktober 2008 verminderd van 36 naar 24 uur per week. Cofely kondigde op 2 juli 2009 aan dat door economische omstandigheden haar functie als directiesecretaresse voor de afdeling Commercie per 1 september 2009 zou vervallen en dat zij in plaats daarvan als receptioniste zou worden tewerkgesteld, met een salarisverlaging. [Eiseres] ging onder protest akkoord met de wijziging, maar vorderde later betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag, alsook een verklaring dat de wijziging nietig was.
De kantonrechter oordeelde dat Cofely gerechtigd was om de arbeidsvoorwaarden te wijzigen op basis van bedrijfseconomische redenen. De rechter overwoog dat de wijziging van de functie en de bijbehorende salarisverlaging redelijk was, gezien de economische recessie en de noodzaak tot bezuinigingen. De kantonrechter concludeerde dat [eiseres] de wijziging had moeten aanvaarden, aangezien er geen andere werkopties waren en dat de financiële gevolgen van de wijziging minder nadelig waren dan bij een eventueel ontslag. De vordering van [eiseres] werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 april 2013.