ECLI:NL:RBZWB:2013:347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
233793 / 12-830
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door een architect

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eisende partij en een gedaagde partij, een architectenbureau. De eisende partij vorderde een schadevergoeding van € 13.383,98, inclusief BTW, van de gedaagde partij wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een verbintenis. De partijen hadden op 27 mei 2009 een overeenkomst gesloten voor architecten- en constructeurswerkzaamheden voor de bouw van een woning. De gedaagde partij had de bouwvergunning aangevraagd, maar de eisende partij stelde dat de gedaagde partij niet tijdig de benodigde stukken had aangeleverd, wat leidde tot vertraging in de bouw en extra kosten.

De kantonrechter overwoog dat er geen specifieke datum was afgesproken voor het verkrijgen van de bouwvergunning, maar dat dit niet uitsloot dat er sprake kon zijn van een tekortkoming. De rechter concludeerde dat de gedaagde partij, ondanks herhaalde verzoeken van de eisende partij, niet tijdig de benodigde gegevens had aangeleverd, waardoor hij in verzuim was geraakt. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde schadevergoeding voor directe schade kon worden toegewezen, omdat deze voortvloeide uit de tekortkoming van de gedaagde partij.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij gedeeltelijk toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.425,98, vermeerderd met wettelijke rente, en € 952,00 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij, die op € 1.436,45 werden begroot. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is tot stand gekomen na een zorgvuldige beoordeling van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 233793 / 12-830

vonnis van de kantonrechter d.d. 21 januari 2013

in de zaak van

[eisende partij],

wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eisende partij],
gemachtigde: mr. H.A. Scholten,
t e g e n :
de besloten vennootschap
[gedaagde partij],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde partij],
gemachtigde: J. de Bliek.

het verdere verloop van de procedure

Na het tussenvonnis van 2 april 2012 is de procedure als volgt verlopen:
  • mondelinge behandeling van 16 mei 2012,
  • conclusies van repliek en dupliek.

de beoordeling van de zaak

1.
Partijen hebben op 27 mei 2009 een overeenkomst gesloten, waarbij [gedaagde partij] diverse architecten- en constructeurswerkzaamheden ten behoeve van het bouwen van een woning zou uitvoeren tegen een honorarium van € 8.250,00 inclusief BTW. [gedaagde partij] heeft namens [eisende partij] een bouwvergunning aangevraagd. Die bouwvergunning is op 1 oktober 2009 door de gemeente Amsterdam verleend. Op 2 februari 2010 heeft [eisende partij] de samenwerking met [gedaagde partij] verbroken en een andere constructeur, [bedrijf 1], ingeschakeld om alsnog de goedkeuring voor de bouwwerkzaamheden van Bouw- en Woningtoezicht te verkrijgen.
2.
[eisende partij] vordert om [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 13.383,98 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten van € 1.792,73 en € 1.146,57, met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van de procedure. [eisende partij] heeft daartoe het volgende gesteld. De beoogde startdatum van de bouw van eind november 2009 is niet gehaald door toedoen van [gedaagde partij], aangezien deze niet tijdig de benodigde stukken aan Bouw- en Woningtoezicht heeft doen toekomen. Ook heeft de architrect een ontwerpfout gemaakt met betrekking tot de liftput. Als gevolg hiervan moest de aannemer een gedeelte van de reeds uitgevoerde werkzaamheden afbreken en opnieuw uitvoeren. De schade als gevolg van de ontwerpfout in de liftput is door de verzekeraar van [gedaagde partij], Nationale Nederlanden, vergoed tot een bedrag van € 3.544,26 (correctie verkeerd gestorte liftput) en € 1.918,01 (constructieve aanpassingen). De overige schade, te weten de vertragingsschade [bedrijf 2], meerkosten nieuwe architect [bedrijf 1] en dubbele woonlasten, is wel door EMN expertise vastgesteld, maar Nationale Nederlanden heeft deze schadeposten niet uitgekeerd omdat daarvoor geen polisdekking bestond. [eisende partij] stelt dat hij slechts de vertragingsschade vordert als gevolg van vertraging die is ontstaan nadat de bouw is gestart.
3.
[gedaagde partij] heeft de vordering bestreden. Hij stelt dat de aanvullende gegevens die volgens de dienst Milieu en Bouwtoezicht nog nodig waren op 10 januari 2010 door [gedaagde partij] zijn verstuurd. [gedaagde partij] wijst er op dat het aanvragen van een bouwvergunning bij de gemeente Amsterdam meer tijd vergt dan in een kleinere gemeente in Zeeland. De vertraging die is ontstaan doordat afdelingen van de gemeente Amsterdam langs elkaar heen hebben gewerkt, kan hem niet worden tegengeworpen, aldus [gedaagde partij]. Voor inschakeling van een derde was volgens [gedaagde partij] geen rechtsgeldige reden, zodat die kosten voor rekening van [eisende partij] moeten blijven. Voorts stelt [gedaagde partij] dat de thans gevorderde schade indirecte schade is, die volgens de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden niet voor vergoeding in aanmerking komt. [gedaagde partij] betwist de gevorderde buitengerechtelijk kosten. De kosten van advocaat Wijma houden geen rechtstreeks verband met deze procedure en er is in ieder geval geen reden om af te wijken van het tarief volgens Voorwerk II. Voorts stelt [gedaagde partij] dat [eisende partij] zelf de directie voerde en dat geen afspraken gemaakt zijn over het tijdstip waarop de bouwvergunning moest zijn verkregen of over de datum waarop de woning gereed moest zijn. [gedaagde partij] stelt dat er geen verzuim is ingetreden omdat hij niet in gebreke is gesteld.
4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening of [gedaagde partij] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis. Vast staat dat partijen geen datum zijn overeengekomen waarop de vergunning moest zijn verkregen of over de datum waarop de woning gereed moest zijn. Dat betekent echter niet dat er geen sprake zou kunnen zijn van een tekortkoming. Uit de door [gedaagde partij] overgelegde algemene voorwaarden (CR 2006) is er van een tekortkoming sprake als er een tekortkoming is die een goed en zorgvuldig handelend architect onder de desbetreffende omstandigheden en met inachtneming van de normale oplettendheid en met de voor de opdracht vereiste vakkennis en middelen uitgerust, heeft kunnen en behoren te vermijden. Uit de door [eisende partij] overgelegde mails over de periode augustus 2009 tot en met februari 2010 blijkt dat [gedaagde partij] diverse malen is verzocht ontbrekende gegevens aan te leveren. Uit het mailbericht van [naam 1] van Bouw- en Woning toezicht Amsterdam van 2 maart 2010 blijkt dat hij op 3 december 2009 contact heeft gehad met [gedaagde partij] over mogelijke discrepanties tussen de berekeningen en de tekeningen. Ook moest [gedaagde partij] nog bewijs leveren ten aanzien van de stabiliteit van de metselwerkwand bestaande uit geperforeerde bakstenen. De aanvulling door [gedaagde partij] van 10 januari 2010 gaf nog steeds onvoldoende duidelijkheid ten aanzien van de hoofddraagconstructie. Verder ontbrak volgens [naam 1] nog steeds een duidelijk inzicht in de constructieve opzet ter plaatse van het trapgat ten aanzien van de strabiliteit. Bij mailbericht van 7 januari 2010 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] onder meer het volgende geschreven:
“Nu al acht de bouwer zich niet verantwoordelijk voor uitloop van de bouwtijd omdat het palenplan niet tijdig bij de gemeente werd ingeleverd. Zo kan het niet langer [gedaagde partij]. Ik verzoek je alles te hebben aangeleverd bij de gemeente en [bedrijf 2] uiterlijk maandag aanstaande om 8.00. Indien je daar niet voor kan zorgen kan ik niet anders dan mij tot een andere constructeur wenden.”.De kantonrechter beschouwt dit mailbericht, mede gelet op de samenhang met de eerdere mailberichten aan [gedaagde partij] met de vraag om het aanleveren van nadere gegevens, als een ingebrekestelling. Gelet op het mailbericht van [naam 1], heeft [eisende partij] voldoende aannemelijk gemaakt dat nog niet alle benodigde gegevens op 10 januari 2010 door [gedaagde partij] waren aangeleverd. Hierdoor is [gedaagde partij] in verzuim komen te verkeren. De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde partij] omdat hij ondanks herhaalde verzoeken daartoe gedurende vijf maanden, op 10 januari 2010 nog steeds niet voor de benodigde gegevens had gezorgd, terwijl het aanleveren van die gegevens, waaronder de constructieberekeningen en –tekeningen wel tot zijn taak behoorden. Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde partij] nog gesteld dat de leverancier van de breedplaatvloer nog gegevens over de stalen liggers ten behoeve van het uitkragend gedeelte van de vloer zou leveren, maar dat verweer, dat overigens niet door stukken wordt onderbouwd, wordt als tardief gepasseerd. Uit de mail van [naam 1] blijkt dat [gedaagde partij] de benodigde duidelijkheid ten aanzien van de hoofddraagconstructie zou geven.
5.
[gedaagde partij] heeft gesteld dat ingevolge de algemene voorwaarden aansprakelijkheid alleen geldt voor directe schade. De kantonrechter is van oordeel dat de gevorderde schadevergoedingen te kwalificeren zijn als vergoedingen voor directe schade omdat de gevorderde schade direct voortvloeit uit de toerekenbare tekortkoming. Voor zover in de algemene voorwaarden bedoeld is schadevergoeding voor gevolgschade uit te sluiten, is dat beding in de voorwaarden vernietigbaar omdat een beding dat de gebruiker ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding wordt geacht onredelijk bezwarend te zijn.
6.
Omtrent de hoogte van de vorderingen overweegt de kantonrechter als volgt. De door de verzekeringsmaatschappij van [gedaagde partij] ingeschakelde deskundige heeft de vertragingsschade van de aannemer, [bedrijf 2], als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde partij], vastgesteld op een bedrag van € 3.751,47. [gedaagde partij] heeft de hoogte van die schade onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat die vordering zal worden toegewezen. Nu [gedaagde partij] in verzuim is geraakt, komen de kosten voor een andere constructeur, die alsnog de benodigde gegevens aan de Dienst Bouw- en Woningtoezicht kon aanleveren, voor rekening van [gedaagde partij]. De kantonrechter zal deze vordering ad € 3.674,51, waarvan de hoogte onvoldoende gemotiveerd is betwist, dan ook toewijzen. Dat er dubbele woonlasten zijn geweest is aannemelijk. Het bedrag dat de deskundige in zijn rapport heeft genoemd is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen de deskundige en [gedaagde partij]. De hoogte van deze schadepost is niet exact vast te stellen. De kantonrechter schat deze schade op een bedrag van € 3.000,00. De rentevordering zal worden toegewezen met ingang van de dag der dagvaarding.
7.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke kosten toewijzen volgens de tarieven in het rapport Voorwerk II tot een bedrag van € 952,00. De kantonrechter ziet geen aanleiding om van dit rapport af te wijken. Dat [eisende partij] van advocaat is gewijzigd, dient voor zijn rekening te blijven.
8.
Het architectenbureau dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

de beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 10.425,98, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 februari 2012 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 952,00;
veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [eisende partij] tot op heden worden begroot op € 1.436,45, waaronder begrepen een bedrag van € 900,00 wegens salaris van de gemachtigde van [eisende partij];
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. van Spronssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.