ECLI:NL:RBZWB:2013:3436

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
246753 / 12-4437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van zilveren rijzweep tussen Zeeuws Museum en executeur-testamentair

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2013, gaat het om een geschil tussen het Zeeuws Museum en de executeur-testamentair, notaris Heuvelmans, over de eigendom van een zilveren rijzweep. De kwestie is ontstaan na het overlijden van de heer [verzoeker], die in een handgeschreven codicil had aangegeven de rijzweep aan het museum te willen schenken. Echter, partijen zijn het erover eens dat het codicil geen rechtsgevolg heeft, omdat de rijzweep niet onder de inboedel valt zoals gedefinieerd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor een schenkingsaanbod van de erflater aan het museum, waardoor het museum geen eigenaar is geworden van de rijzweep. De zoon van de erflater, die ook een belang had in de zaak, werd niet als procespartij toegelaten omdat zijn verzoek te laat was ingediend en in strijd was met de goede procesorde. De kantonrechter heeft uiteindelijk beslist dat het Zeeuws Museum geen recht heeft op afgifte van de rijzweep en dat iedere partij zijn eigen proceskosten moet dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Repnummer]
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/repnr.: 246753 / 12-4437
beschikking ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter d.d. 11 april 2013
inzake een verzoek van:

1.de stichting

Zeeuwse Museumstichting,
gevestigd te Middelburg,
verder te noemen: Zeeuws Museum,
en

2. Maria Johanna Petronella Heuvelmans,

notaris gevestigd te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, in haar hoedanigheid van executeur-testamentair in de nalatenschap van de heer[verzoeker],
verder te noemen: Heuvelmans,
verzoekende partijen,
gemachtigde: mr. N.M. Slump.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
-Op 13 november 2012 hebben het Zeeuws Museum en Heuvelmans zich op de voet van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tot de kantonrechter gewend en zijn beslissing ingeroepen.
-Op 20 december 2012 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Mede op verzoek van Zeeuws Museum en Heuvelmans is de heer[verzoeker], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. van der Meulen (DAS ) als belanghebbende gehoord.
  • Nadat de zaak is aangehouden in verband met een mogelijke regeling in der minne zijn nog de volgende brieven binnengekomen:
  • brief van mr. M. van der Meulen d.d. 31 januari 2013,
  • brief met bijlage(n) van mr. N.M. Slump d.d. 1 februari 2013,
  • brief met bijlage(n) van mr. M. van der Meulen 14 februari 2013.

1.de feiten

1.1.
Op 23 mei 2012 is overleden de heer[verzoeker], hierna te noemen erflater.
1.2.
Erflater heeft op 29 maart 2001 een handgeschreven codicil opgesteld waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen:
“Ik, ondergetekende[verzoeker], […] maak bij deze ter zake van mijn nalatenschap de volgende beschikking. Ik legateer aan het Zeeuws Museum te Middelburg een zilveren zweep, destijds door mijn overgrootvader Geschiere als prijs te hebben gewonnen met het ringrijden te Zierikzee. Voorwaarden voor de aanvaarding zijn:
1e Moet, na de restauratie van het museum een geschikte plaats krijgen
2e Mag niet verkocht of uitgelend worden.” […]
1.3.
Op 17 januari 2006 heeft erflater bij notaris Vegter een testament laten opstellen waarin alle eerdere uiterste wilsbeschikkingen werden herroepen.
1.4.
In maart 2006 heeft erflater het codicil van 29 maart 2001 aan Zeeuws Museum toegezonden. Aan het codicil was een handgeschreven aanvulling gehecht, waarin in de slotzin vermeld staat:
“Na mijn overlijden kunt u hem weghalen!!”. Bij brief van 10 maart 2006 heeft Zeeuws Museum de ontvangst van het codicil bevestigd en erflater bedankt voor zijn voornemen om de zilveren rijzweep na zijn dood aan haar te schenken.
1.5.
Bij brief van 21 maart 2006 heeft Zeeuws Museum informatie over de zilveren rijzweep uit diverse archieven aan erflater doen toekomen.
1.6.
Op 30 oktober 2007 heeft erflater wederom een testament laten opstellen met eenzelfde standaard herroepingsclausule. In dit testament heeft erflater, voor zover van belang, tot zijn erfgenaam benoemd, zijn zoon[verzoeker] (hierna te noemen: erfgenaam), met het recht van plaatsvervulling, en Heuvelmans tot beheersexecuteur benoemd.
1.7.
Tijdens de nieuwjaarsreceptie van Zeeuws Museum op 11 januari 2008 ontving erflater een gratis Zeeuwse Museumpas, hetgeen bij brief van 17 januari 2008 door Zeeuws Museum is bevestigd.
1.8.
Op 10 februari 2009 heeft erflater een aanvullend testament laten opstellen waarin hij, voor zover van belang, diverse geldbedragen aan verschillende verenigingen en een stichting heeft gelegateerd. Erflater heeft daarbij zijn testament van 30 oktober 2007 in stand gelaten.
1.9.
Na het overlijden van erflater heeft Heuvelmans in zijn administratie bij diverse originele stukken een tweetal ongedateerde, niet ondertekende, aanvullende handgeschreven notities gevonden. Aan een brief van 10 maart 2006 van het Zeeuws Museum aan erflater zat met een paperclip een briefje gehecht met daarop de tekst: “
Voorwaarde codicil. De Zweep is eigendom van het museum en ik mag er tot mijn dood nog van genieten”.Verder is onderaan een kopie van het codicil van 29 maart 2001 met rode pen toegevoegd: “
Ps. Is al eigendom tot mijn dood in bruikleen”.
1.10.
In een procedure tegen Heuvelmans bij deze rechtbank, aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 november 2012, vordert erfgenaam een verklaring voor recht dat de zilveren zweep tot de nalatenschap behoort van erflater, alsmede afgifte van de zweep.
2. het verzoek en de beoordeling daarvan
2.1.
Zeeuws Museum stelt zich op het standpunt dat de zilveren zweep -door schenking- eigendom van Zeeuws Museum is geworden. Erfgenaam stelt zich op het standpunt dat de zilveren rijzweep nog tot het vermogen van erflater behoorde en dus in diens nalatenschap valt. Zowel Zeeuws Museum als erfgenaam eisen bij Heuvelmans als executeur de eigendom op van de rijzweep.
2.2.
Gelet op die contrasterende standpunten verzoeken Zeeuws Museum en Heuvelmans de kantonrechter zich, op de voet van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en onder voorbehoud van het recht van hoger beroep, uit te spreken over de vraag of Zeeuws Museum eigenaar is (geworden) van de zilveren rijzweep en of zij aldus recht heeft op afgifte daarvan door de executeur-testamentair.
2.3.
Op de standpunten van partijen en erfgenaam wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
procespartij
2.4.
Erfgenaam heeft na de mondelinge behandeling bij brief van zijn gemachtigde van 14 februari 2013 verzocht om hem in de beschikking te vermelden als een van de procespartijen. Hij voert daartoe aan dat in verband met de onderhavige procedure de dagvaardingsprocedure tegen Heuvelmans in overleg met Heuvelmans op de parkeerrol is geplaatst en dat in weerwil van hetgeen Heuvelmans heeft toegezegd, enkel Zeeuws Museum en Heuvelmans als verzoekende partijen in het verzoekschrift worden vermeld.
2.5.
Dit verzoek van erfgenaam zal, hetgeen reeds blijkt uit de kop van de beschikking, niet worden gehonoreerd. Voorop moet worden gesteld dat erfgenaam eerst na afloop van de mondelinge behandeling in de staart van de procedure verzoekt om als verzoekende partij te worden beschouwd. Dat is, wat er ook zij van dit verzoek, te laat en daarom in strijd met een goede procesorde. Zeeuws Museum en Heuvelmans zijn immers niet (meer) in de gelegenheid geweest zich over dit verzoek uit te laten. Het verzoek, van erfgenaam om naast Zeeuws Museum en Heuvelmans als procespartij te worden beschouwd past bovendien niet in het stelsel van de wet. Artikel 96 Rv opent de mogelijkheid voor partijen om in zaken die rechtgevolgen betreffen die ter vrije beschikking staan zich samen tot de kantonrechter te wenden en zijn beslissing in te roepen. Kenmerkend voor deze wijze van proceduren is dat partijen een geschil gezamenlijk voorleggen aan de rechter. Noch uit het verzoekschrift, noch uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de bedoeling van partijen is geweest dat ook erfgenaam als verzoekende partij diende te worden beschouwd. Dat ligt ook niet voor de hand nu Heuvelmans als executeur bij de vervulling van haar taak erfgenaam in en buiten rechte vertegenwoordigt. Dat erfgenaam -mede op verzoek van Zeeuws Museum en Heuvelmans- als belanghebbende in de procedure is gehoord, doet daar niet aan af.
2.6.
Of, zoals erfgenaam -eveneens tardief- nog heeft betoogd, Heuvelmans niet als procespartij kan worden beschouwd, omdat zij haar taak als executeur heeft beëindigd, is niet een geschilpunt dat in het kader van deze procedure door verzoekende partijen ter beslissing aan de kantonrechter is voorgelegd en onttrekt zich dus aan zijn oordeel. Overigens lijkt die stelling onjuist. Op grond van het testament en artikel 4:144 lid 1 BW heeft Heuvelmans tot taak de goederen der nalatenschap te beheren en de schulden der nalatenschap te voldoen, die tijdens haar beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. Nu, getuige het geschil over de rijzweep, de omvang van de nalatenschap nog niet vast staat, kunnen de taken van Heuvelmans als executeur van de nalatenschap niet als geëindigd worden beschouwd. Voor zover erfgenaam zich niet kan vinden in de wijze waarop Heuvelmans haar taak als executeur uitoefent, staan voor hem andere wegen open.
eigendom zilveren rijzweep
2.7.
Het gaat in deze zaak om beantwoording van de aan de kantonrechter voorgelegde vraag of Zeeuws Museum eigenaar is (geworden) van de zilveren rijzweep en zij aldus recht heeft op afgifte daarvan door Heuvelmans. Zeeuws Museum stelde zich aanvankelijk onder meer op het standpunt dat de zilveren rijzweep haar krachtens het handgeschreven codicil toekwam. Zij voerde daartoe aan dat de toezending van het codicil door erflater aan haar in 2006 erop duidde dat erflater met zijn nieuwe testament, door het opnemen van een standaard herroepingsclausule, het codicil onbedoeld had herroepen.
Uit artikel 4:97 BW volgt dat bij een onderhands, door de erflater geheel met de hand geschreven, gedagtekend en ondertekend stuk zonder verdere formaliteiten beschikkingen kunnen worden gemaakt tot het maken van legaten van kleren, lijfstoebehoren en bepaalde lijfsieraden en bepaalde tot de inboedel behorende zaken en bepaalde boeken. Ingevolge artikel 3:5 BW is inboedel het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard.
Partijen en erfgenaam zijn het -inmiddels- met elkaar eens dat het codicil geen rechtsgevolgen kan hebben, nu de zilveren rijzweep ingevolge artikel 3:5 BW niet valt onder de definitie van inboedel zoals bedoeld in artikel 4:97 BW. Hierdoor is in het onderhavige geschil de vraag of het codicil nu wel of niet bewust is herroepen juridisch niet langer relevant.
2.8.
Zeeuws Museum stelt zich thans primair nog op het standpunt dat zij door schenking bij leven van erflater op enig moment na 2006 eigenaar is geworden van de zilveren rijzweep en deze dus niet tot de nalatenschap behoort. Zij voert daartoe aan dat de gegeven omstandigheden, waarbij zij onder meer verwijst naar het codicil, de handgeschreven aanvulling daarop en de door de executeur in de administratie van erflater aangetroffen schriftelijke notities, geen andere conclusie rechtvaardigt dan dat erflater de zilveren rijzweep reeds vóór zijn overlijden aan Zeeuws Museum heeft geschonken. Ter ondersteuning daarvan beroept Zeeuws Museum zich voorts op een aantal schriftelijke verklaringen van relaties van erflater.
2.9.
De kantonrechter overweegt daaromtrent het volgende. Schenking is een overeenkomst om niet, die er toe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt. Schenking komt tot stand door een tot een bepaalde persoon gericht schenkingsaanbod en de aanvaarding daarvan door die persoon.
Ingevolge artikel 3:37 BW kan het aanbod in beginsel in iedere vorm geschieden en kan het ook opgesloten liggen in gedragingen.
2.10. Hoewel uit de feiten en omstandigheden die Zeeuws Museum heeft aangevoerd kan worden afgeleid dat erflater op enig moment de intentie heeft gehad om de zilveren rijzweep aan Zeeuws Museum over te dragen, zijn er naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten om die feiten en omstandigheden te kwalificeren als een door erflater aan Zeeuws Museum gericht schenkingsaanbod. Gelet op de inhoud van het handgeschreven codicil is het op enig moment kennelijk de bedoeling van erflater geweest om de zilveren rijzweep na zijn overlijden aan Zeeuws Museum na te laten, niet om de rijzweep -bij leven- aan Zeeuws Museum te schenken. Ook Zeeuws Museum heeft, toen zij in 2006 het codicil ontving, de intentie van erflater kennelijk niet opgevat als een schenking bij leven. In haar brief van 10 maart 2006 aan erflater, vermeldt Zeeuws Museum in de aanhef
“betreft: nalatenschap”,en bedankt zij erflater voor zijn voornemen om de zilveren rijzweep na zijn dood aan haar te schenken en deelt zij erflater mee dat zij het codicil zorgvuldig in het archief heeft opgeborgen. De handgeschreven briefjes van erflater, die Heuvelmans na zijn overlijden in zijn administratie heeft aangetroffen, maken dat niet anders. Het gaat hierbij immers om interne notities van erflater waarin hij naar het lijkt tot uitdrukking brengt wat op dat moment zijn perceptie is ten aanzien van de eigendom van de zilveren rijzweep, maar niet om een rechtshandeling; een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Ter ondersteuning van de stelling dat erflater de rijzweep -bij leven- aan Zeeuws Museum heeft geschonken, zijn een aantal schriftelijke verklaringen in het geding gebracht van relaties van erflater. Die verklaringen leggen echter onvoldoende gewicht in de schaal, nu de afleggers daarvan enkel verklaren wat zij van erflater hebben gehoord of hebben begrepen, maar uit geen van deze verklaringen blijkt dat zij getuige zijn geweest van een schenkingsaanbod aan en de aanvaarding daarvan door Zeeuws Museum. De in het geding gebrachte verklaring van een medewerkster van Zeeuws Museum en de registratie door Zeeuws Museum als schenker van de rij zweep leveren evenmin doorslaggevend bewijs op van een door erflater gedaan schenkingsaanbod.
Zeeuws Museum heeft geen -nader- gespecificeerd bewijs aangeboden van haar stelling en de kantonrechter ziet geen aanleiding om Zeeuws Museum ambtshalve tot bewijs van haar stelling toe te laten.
2.11.
De subsidiaire stelling van Zeeuws Museum dat sprake is van een onherroepelijk aanbod tot schenking als bedoeld in artikel 7:179 BW, welke schenking inmiddels door Zeeuws Museum is aanvaard, ondergaat op grond van het voorgaande het zelfde lot. Dat geldt ook voor zover Zeeuws Museum heet willen betogen dat de schenking de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van erflater zal worden uitgevoerd. Bovendien zou de schenking ingevolge artikel 7:177 BW – als daarvan al sprake zou zijn geweest – zijn komen te vervallen met het overlijden van erflater nu van de schenking geen notariële akte is opgemaakt.
2.12.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet vast staat dat erflater de zilveren rijzweep aan Zeeuws Museum heeft geschonken en daarmee evenmin dat Zeeuws Museum eigenaar is geworden van de zilveren rijzweep door schenking. Zeeuws Museum heeft mitsdien geen recht op afgifte van de rijzweep.
proceskosten
2.13.
Gelet op de aard van de procedure, zal de kantonrechter de proceskosten tussen partijen verdelen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
de beslissing
De kantonrechter:
stelt vast dat Zeeuws Museum geen eigenaar (geworden) is van de zilveren rijzweep en zij mitsdien geen recht heeft op afgifte daarvan door de executeur;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet dragen;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Voorthuizen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
idm