Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Vonnis van de kantonrechter d.d. 29 april 2013
[eiseres],
[gedaagde],
het verloop van de procedure
- tussenvonnis van 17 december 2012,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vorderde de eiseres, een algemeen productiemedewerkster, betaling van achterstallig loon en gefixeerde schadevergoeding van de gedaagde, haar werkgever. De eiseres was in dienst bij j2T v.o.f. en na de ontbinding van deze vennootschap bij de gedaagde, die de onderneming voortzette. De eiseres stelde dat er een achterstand was ontstaan in de loonbetalingen van in totaal € 3.738,-- bruto, en dat de gedaagde ondanks sommatie niet had betaald. Op 16 juli 2012 nam de eiseres ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als werkgever gehouden was tot betaling van het loon, en dat de vordering tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld toewijsbaar was. De gevorderde wettelijke verhoging werd gematigd tot 20%, en de wettelijke rente werd eveneens toegewezen.
Daarnaast vorderde de eiseres schadevergoeding gelijk aan het loon voor de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde een dringende reden had gegeven voor de onverwijlde opzegging door de eiseres, en dat de gefixeerde schadevergoeding gelijk moest zijn aan het loon over de opzegtermijn van één maand. De kantonrechter wees de vordering tot schadevergoeding toe tot een bedrag van € 531,41 bruto.
De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.017,01, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van de eiseres, die op € 801,30 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en overige vorderingen werden afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.A. van Voorhuizen, kantonrechter, op 29 april 2013.