In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2013, betreft het een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een jeugdige, alsook een verzoek tot nuancering van de beslissingsbevoegdheid van de moeder. De jeugdige, die onder toezicht staat, verblijft momenteel bij zijn grootmoeder. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland heeft op 30 januari 2013 een verzoekschrift ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing in een zorgaanbieder, met een geldigheidsduur tot 4 oktober 2013. Daarnaast heeft de advocaat van de jeugdige, mr. R.F.P. Scheele, op 31 januari 2013 een zelfstandig verzoek ingediend om het gezag van de moeder te nuanceren, zodat zij niet de bevoegdheid heeft om toestemming te verlenen voor plaatsing van de jeugdige in een instelling.
Tijdens de zitting op 21 maart 2013 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de bijzondere curator mr. S.M. Wolff, die was benoemd om de belangen van de jeugdige te behartigen. De Stichting trok haar verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing in, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek buiten behandeling werd gesteld. De kinderrechter overwoog dat de nuancering van het gezag van de moeder niet meer nodig was, gezien de reeds bestaande ondertoezichtstelling en de benoeming van de bijzondere curator. De kinderrechter verklaarde het verzoek tot nuancering van het gezag van de moeder niet-ontvankelijk, omdat het belang van de jeugdige bij het verzoek was komen te vervallen.
De beslissing van de kinderrechter was als volgt: het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing werd buiten behandeling gesteld en de jeugdige werd in het verzoek tot nuancering van het gezag van de moeder niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak werd gedaan te Middelburg door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van griffier F. Casant, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.