1.Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 29 juni 2007 heeft het college een bouwaanvraag van [naam derde partij] ontvangen voor het vergroten van een loods op het perceel[adres] te [woonplaats] ten behoeve van een aldaar te vestigen paardenhouderij. Voor dit perceel geldt ten tijde van de aanvraag het bestemmingsplan “Buitengebied Rijsbergen 1977” (het bestemmingsplan 1977). Dit bestemmingsplan geeft aan het perceel [adres] de bestemming “Agrarisch perceel op afstand”. Bij besluit van 23 juli 2007 heeft het college een bouwvergunning verleend. Eisers hebben tegen dat besluit bezwaar ingediend.
Bij de beslissing op bezwaar van 18 maart 2008 heeft het college het besluit tot het verlenen van de bouwvergunning herroepen. Tegen dit besluit heeft [naam derde partij] beroep ingesteld en een voorlopige voorziening gevraagd bij de rechtbank Breda. Bij uitspraak van 27 mei 2008 heeft de voorzieningenrechter dit beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is onherroepelijk.
Bij besluit van 26 mei 2011 (primaire besluit I) heeft de raad een projectbesluit genomen voor de oprichting van een productiegebonden paardenhouderij op het perceel [adres] te[woonplaats]. In hetzelfde besluit heeft de raad een bouwvergunning verleend aan [naam derde partij] voor het vergoten van de loods op het betreffende perceel. Op 26 januari 2012 heeft de raad het projectbesluit herroepen voor zover het ziet op het verlenen van de bouwvergunning, aangezien de raad niet bevoegd was deze bouwvergunning te verlenen.
Eisers, alsmede Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de raad van 26 mei 2011 en 26 januari 2012. De rechtbank Breda heeft de beroepen bij uitspraak van 6 maart 2012 niet ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is onherroepelijk.
Bij besluit van 20 maart 2012 (primaire besluit II) heeft het college opnieuw op de bouwaanvraag van 29 juni 2007 beslist en een bouwvergunning verleend aan[naam derde partij] voor het vergroten van de loods op het adres [adres] te[woonplaats]. Daarbij heeft het college overwogen dat de aanvraag thans is getoetst aan de op 26 mei 2011 vastgestelde Beheersverordening Buitengebied Rijsbergen (de beheersverordening).
Eisers hebben op 28 maart 2012 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft het bezwaar aan de rechtbank Breda doorgezonden ter behandeling als beroepschrift. Bij uitspraak van 13 april 2012 heeft de voorzieningenrechter het primaire besluit geschorst en bepaald dat de brief van 28 maart 2012 van eisers door het college als bezwaarschrift moet worden behandeld.
Bij brief van 6 juni 2012 heeft het college aan eisers medegedeeld dat eisers uiterlijk op 5 september 2012 een besluit op het bezwaarschrift tegemoet kunnen zien.
Op 26 juni 2012 heeft een hoorzitting plaatsgevonden en hebben eisers hun bezwaren mondeling toegelicht. De bezwaarschriftencommissie (de commissie) heeft het college op 20 augustus 2012 geadviseerd om de bezwaren gegrond te verklaren en een nieuw besluit te nemen op de bouwaanvraag. Daartoe heeft de commissie overwogen dat de beheersverordening niet in werking is getreden en daarom niet als planologische grondslag voor de bouwvergunning kan dienen. Omdat de bouwaanvraag in strijd is met het bestemmingsplan 1977 en het college er niet voor heeft gekozen om het projectbesluit van 26 mei 2011 aan de bouwvergunning ten grondslag te leggen, is het besluit tot het verlenen van de bouwvergunning volgens de commissie in strijd met de wet genomen en derhalve onrechtmatig.
Eiseres hebben het college bij brief van 5 september 2012, verzonden per fax, gesommeerd om over te gaan tot het nemen van een besluit op hun bezwaren tegen de bouwvergunning en het projectbesluit.
Bij het bestreden besluit, gedateerd 9 oktober 2012, heeft verweerder – in afwijking van het advies van de commissie – de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de bestreden paardenhouderij zowel op basis van de beheersverordening als op basis van het projectbesluit van de raad van 26 mei 2011 legaal gevestigd is op het adres [adres] en dat gesteld noch gebleken is dat het bouwplan in strijd is met enig bouw- dan wel gebruiksvoorschrift uit de beheersverordening.
Bij brief van 1 november 2012 heeft het college besloten de brief van 5 september 2012 van eisers niet aan te merken als een ingebrekestelling, omdat deze prematuur is ingediend. Het college deelt mee geen dwangsommen toe te kennen.
Bij besluit van 4 september 2012 heeft de raad een nieuw bestemmingsplan Buitengebied gemeente Zundert vastgesteld. Hierin is de paardenhouderij op het adres[adres] te[woonplaats] positief bestemd. Eisers (behoudens eiser sub 4) hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Bij uitspraak van 26 februari 2013 (zaaknummer 201210299/2/R3) heeft de voorzitter van de ABRvS het plandeel met de bestemming “Agrarisch-Agrarisch bedrijf” en de aanduiding “paardenhouderij” op het perceel [adres] te [woonplaats] geschorst.