ECLI:NL:RBZWB:2013:2769

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
C/12/85986 / HA ZA 12-271
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot machtiging om namens nalatenschap een woning te verkopen

In deze zaak vorderden eisers, als erfgenamen van de op 19 december 2011 overleden erflater, dat de rechtbank hen machtigde om namens de nalatenschap een woning te verkopen. De gedaagde, die volgens testament mede-eigenaar van de woning is, betwistte de noodzaak van de verkoop en voerde aan dat er geen spoedeisend belang was. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende hadden aangetoond dat er een financiële noodzaak bestond om de woning te verkopen. De gedaagde had aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan de verkoop, mits zij betrokken werd bij het proces. De rechtbank concludeerde dat zolang het testament niet was vernietigd, beide partijen als erfgenamen gezamenlijk bevoegd waren om over de nalatenschap te beschikken. De vordering van eisers werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang, en zij werden veroordeeld in de kosten van het incident. De rechtbank bepaalde verder dat er een verschijning van partijen zou plaatsvinden om inlichtingen te verstrekken en de mogelijkheid van een schikking te onderzoeken. De comparitie werd gepland voor 14 mei 2013, waarbij partijen de gelegenheid kregen om stukken in te dienen en zich voor te bereiden op de zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/85986 / HA ZA 12-271
Vonnis van 27 maart 2013
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. R.A.A. Maat te Goes,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.J.W. Vugs te Roosendaal.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak
  • de conclusie in het incident
  • de antwoordakte in het incident
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling

in het incident

2.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, eiser sub 1 machtigt om namens de nalatenschap (van de op 19 december 2011 overleden [erflater], vader van [eisers], hierna: erflater), althans namens [gedaagde], mee te werken aan, althans over te gaan tot het te koop zetten, verkopen en leveren van de (in de nalatenschap gevallen) woning aan[adres], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident.
2.2.
In de hoofdzaak is in geschil de geldigheid van het door erflater kort voor zijn overlijden op 13 december 2011 opgemaakte testament, waarin naast [eisers] ook [gedaagde] tot erfgenaam is benoemd. Vooruitlopend op het oordeel over die geldigheid wil [eisers] reeds nu machtiging een deel van de nalatenschap – de woning – te gelde te maken. Daartoe strekt de incidentele vordering. [eisers] stelt dat [gedaagde] niet aan die tegeldemaking wil meewerken, terwijl zulks wel noodzakelijk is ter voldoening van schulden van de nalatenschap. [gedaagde] voert verweer; zij betwist het spoedeisende belang. Onduidelijk is of de verkoop van de woning ter voldoening van schulden van de nalatenschap nodig is en daarnaast is zij (zoals ze ook aan [eisers] te kennen heeft gegeven) wel bereid aan verkoop van de woning mee te werken,als zij daarbij maar in zekere mate betrokken wordt. Zij wil worden geïnformeerd over de in te schakelen makelaar en de te hanteren vraagprijs.
2.3.
Zolang het testament van erflater niet is vernietigd, zal moeten worden uitgegaan van de geldigheid ervan. Dat betekent dat bij de beoordeling van de incidentele vordering ervan moet worden uitgegaan dat zowel [eisers] als [gedaagde] erfgenaam zijn. In beginsel zijn zij als deelgenoten slechts gezamenlijk bevoegd over goederen in de nalatenschap te beschikken. [eisers] wil daarop ten aanzien van de woning een uitzondering. Hij onderbouwt evenwel onvoldoende waarom dat noodzakelijk is. Weliswaar stelt hij dat verkoop van de woning nodig is om de schulden van de nalatenschap te betalen, maar hij stelt niets over daadwerkelijke schulden en de omvang daarvan. De noodzaak om al nu tot verkoop te komen is dan ook niet aangetoond. Daarnaast heeft [gedaagde], bij brief van 31 oktober 2012, daarmee reagerend op een op 16 oktober 2012 namens [eisers] aan haar gedaan verzoek, tijdig aangegeven onder voorwaarden – die naar het oordeel van de rechtbank, gegeven het uitgangspunt dat [gedaagde] als erfgenaam dient te worden beschouwd redelijk zijn – aan verkoop van de woning wil meewerken. Aldus zijn er voor [eisers] voldoende mogelijkheden om, zo hij dat wenst, ook zonder dat zijn vordering wordt toegewezen, te komen tot verkoop van de woning. [eisers] heeft, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening; deze zal dan ook worden afgewezen.
2.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eisers] worden veroordeeld in de kosten van dit incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 452, -- (1x tarief II).
in de hoofdzaak
2.5.
De rechtbank zal een verschijning van partijen ter terechtzitting bepalen zodat inlichtingen kunnen worden verschaft, de mogelijkheid van een schikking kan worden onderzocht en/of procedureafspraken gemaakt kunnen worden.
2.6.
Tijdens de comparitie kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen. Meer informatie over mediation is te vinden in de bijgevoegde brochure. Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat gezamenlijk uiterlijk twee weken vóór de comparitie aan de rechtbank kenbaar te maken.
2.7.
De rechtbank laat weten dat voor de comparitie anderhalf uur wordt uitgetrokken.
2.8.
Indien partijen zich tijdens de comparitie op nog niet in het dossier ingebrachte stukken willen beroepen dienen zij die stukken uiterlijk twee weken vóór de comparitie aan de rechtbank en in kopie aan de wederpartij te doen toekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op € 452,--;
in de hoofdzaak
3.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. S.M.J. van Dijk, in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2 op dinsdag 14 mei 2013, om 14.00 uur;
3.4.
beveelt de desbetreffende partij(en) de onder 2.8 bedoelde bescheiden binnen de daarbij vermelde termijn in het bezit van de rechtbank te stellen met kopie aan de wederpartij;
3.5.
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank – ter attentie van de roladministratie van de sector civiel – om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.