ECLI:NL:RBZWB:2013:2687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
83238 / HA ZA 12-85
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij vechtpartij in café met onschuldige passant

In deze civiele zaak heeft eiseres, die onbedoeld betrokken raakte bij een vechtpartij in een café, gedaagden als groep aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft opgelopen. De vechtpartij vond plaats op 17 mei 2007, waarbij eiseres ten val kwam en ernstige blessures opliep, waaronder een gebroken schouder en middenvoetsbeentje. Eiseres vorderde schadevergoeding op grond van artikel 6:166 en 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, stellende dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door deel te nemen aan de vechtpartij, wat een chaotische situatie creëerde waarin zij gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de toedracht van de val van eiseres onduidelijk was en dat niet kon worden vastgesteld wie precies verantwoordelijk was voor haar verwondingen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van aansprakelijkheid van de gedaagden, omdat de schade niet direct aan hun handelen kon worden toegerekend. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. Het vonnis werd uitgesproken op 20 februari 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Zittingsplaats: Middelburg
zaaknummer / rolnummer: 83238 / HA ZA 12-85
Vonnis van 20 februari 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.W. van Voorst Vader te Terneuzen
tegen

1.[gedaagde],

wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. F.J.V.H. Stoffels, te Zevenbergen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. F.J.V.H. Stoffels, te Zevenbergen,
3.[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. R.R.E. Nobus te Terneuzen,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. R.R.E. Nobus te Terneuzen,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. F.J.V.H. Stoffels, te Zevenbergen,
gedaagde
Partijen worden hierna genoemd [eiseres] en gedaagden, dan wel respectievelijk [gedaagde], [gedaagde sub 2],[gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en[gedaagde sub 5].

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 8 augustus 2012
  • de akte ter rolle inhoudende wijzing van eis
  • het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 17 mei 2007 heeft ’s avonds een vechtpartij plaatsgevonden in café-restaurant
“ De Kandelaar” bij camping “Sandplaet” gelegen aan de Kanaalweg 5 te Retranchement, gemeente Sluis. [eiseres] is die avond op enig moment ten val gekomen. Zij heeft haar linkerschouder en een middenvoetsbeetje gebroken. Zij is geopereerd aan haar schouder, de voet is gegipst.
2.2.
[eiseres] en [gedaagde sub 4] hebben bij de politie aangifte van zware mishandeling gedaan. De politie heeft proces-verbaal opgemaakt. Door de politie zijn als verdachten gehoord [gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5]. Als aangevers zijn gehoord [gedaagde sub 4] en [eiseres]. Als getuigen zijn gehoord [gedaagde sub 3],[getuige 1],[getuige 2],[getuige 3],[getuige 4],[getuige 5],[getuige 6] en [getuige 7].
2.3.
[gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] zijn op 18 januari 2008 door de politierechter ieder wegens openlijke geweldpleging tegen personen veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,--- met een proeftijd van twee jaar.
2.4.
In het kader van een voorlopig getuigenverhoor zijn gedaagden, [eiseres] en de heer[getuige 5] gehoord als getuigen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven –, uitvoerbaar bij voorraad,
I voor recht te verklaren dat gedaagden, als groep dan wel ieder voor zich, onrechtmatig hebben gehandeld jegens eiseres en hen uit dien hoofde hoofdelijk te veroordelen tot het betalen aan [eiseres] van een nader bij staat op te maken bedrag aan schadevergoeding;
II gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een voorschot op voornoemde schadevergoeding ten bedrage van € 10.000,--;
III gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] spreekt gedaagden aan op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), deelneming aan gedragingen in groepsverband, alsmede (na uitbreiding van de grondslag van haar eis) op grond van artikel 6:162 BW, onrechtmatige daad. [eiseres] stelt hiertoe dat zij als onschuldig passant slachtoffer werd van de vechtpartij. De vechtpartij voltrok zich tussen gedaagden. Toen [eiseres] het toilet verliet, bevond zij zich ineens tussen vechtende personen en kwam door een onverwachtse duw en/of klap ten val. Zij kwam zodanig ongelukkig ten val en bevond zich liggend op de vloer in een zodanige kwetsbare situatie, dat zij ernstig lichamelijk letsel opliep in de vorm van een breuk in haar schouder en een breuk in haar middenvoetsbeentje. [eiseres] heeft niet gezien wie haar heeft geslagen of geduwd. Door in de kantine te gaan vechten, althans deel te nemen aan het tumult door daaraan een bijdrage te leveren, veroorzaakten gedaagden een chaotische situatie die onder andere ontaardde in geweld. Zij brachten aldus het voorzienbare risico teweeg dat omstanders ten val konden komen en/of op enige wijze verwondingen zouden oplopen. Uit getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat waarschijnlijk [gedaagde sub 3] [eiseres] heeft geraakt maar het kan ook een van de andere gedaagden zijn geweest of zelfs veroorzaakt zijn door een schrikreactie op de voor [eiseres] onverwachte tumultueuze (gewelddadige) situatie. De schade van [eiseres] staat in zodanig verband met de handelwijze van gedaagden, dat deze schade als gevolg van onrechtmatig handelen van gedaagden aan een of meer van hen kan worden toegerekend. Het feit dat wellicht niet onomstotelijk vaststaat wie van de vechtenden [eiseres] heeft geraakt doet niet af aan de groepsaansprakelijkheid. Voor het geval gedaagden tezamen niet als groep kunnen worden aangemerkt dient de aansprakelijkheid van ieder op zich te worden beoordeeld op basis van bovengenoemde feiten. [eiseres] heeft diverse medische kosten zelfstandig, naast haar ziektekostenverzekeraar, moeten voldoen. Als gevolg van het opgelopen letsel is [eiseres] voor 66% arbeidsongeschikt verklaard waardoor haar uitkering verminderd is. Er is nog geen medische eindtoestand, maar de functie van de schouder van [eiseres] zal blijvend beperkingen kennen. Ook heeft zij schade opgelopen aan kleding. [eiseres] is nog niet in staat om de gehele schade te begroten en te vorderen zodat, indien in rechte komt vast te staan dat gedaagden aansprakelijk zijn, de schade nader bij staat vastgesteld dient te worden. [eiseres] betwist dat er sprake was van eigen schuld.
3.3.
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] voeren verweer. Zij stellen dat zij niet behoren tot de groep die de schade heeft toegebracht. Zij zijn nooit aangemerkt als verdachten, zij waren zelf slachtoffer geworden van mishandeling. Bakker heeft zelf aangifte gedaan. Er is geen eenduidig antwoord te geven over de ware toedracht die avond. Zij betwisten dat zij schade hebben aangebracht aan [eiseres]. [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] waren slechts omstanders die het slachtoffer werden van de agressieve gedragingen van [gedaagde]. [gedaagde sub 2], [gedaagde] en [gedaagde sub 5] zijn ook niet voor niets strafrechtelijk veroordeeld. Er kan geen aansprakelijkheid gebaseerd worden op artikel 6:166 BW. Indien dit wel het geval zou zijn, dan zou eerst moeten worden vastgesteld voor welke schade gedaagden afzonderlijk aansprakelijk zijn, en voor zover dat dezelfde schade is, kan sprake zijn van hoofdelijke aansprakelijkheid. Op [eiseres] rust de bewijslast van haar stellingen. Nu niet duidelijk is wat zich op de bewuste datum heeft afgespeeld, en mitsdien [eiseres] het noodzakelijke bewijs niet heeft geleverd, dient de vordering van [eiseres] afgewezen te worden.
3.4.
[gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] voeren eveneens verweer. Zij betwisten dat er sprake is geweest van een bewust gezamenlijk optreden. Er is door [gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] individueel gereageerd op de woordenwisseling die was ontstaan tussen De Bakker en [gedaagde]. Uit de door getuigen/betrokkenen en gedaagden afgelegde verklaringen in het kader van het politieverhoor en de verklaringen afgelegd in het kader van het voorlopige getuigenverhoor volgt dat op het moment dat [eiseres] van het toilet afkwam zij in aanraking is gekomen met [gedaagde sub 3] waardoor zij ten val is gekomen. Verder blijkt uit de afgelegde verklaringen dat op het moment dat [eiseres] van het toilet afkwam en zij in aanraking kwam met [gedaagde sub 3] waardoor zij gevallen is, er geen sprake meer was van een vechtpartij/gedrag(en) in groepsverband/groepsoptreden. Er is dan geen hoofdelijke aansprakelijkheid. Er kan ook geen sprake zijn van individuele aansprakelijkheid. Op het moment dat [eiseres] ten val kwam was [gedaagde sub 5] in de keuken en zat [gedaagde] aan de bar, ver verwijderd van de plaats waar [eiseres] is gevallen. Van [gedaagde sub 2] bevond zich aan de andere kant van het biljart dan waar [eiseres] is gevallen. Voorts beroepen [gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] zich op eigen schuld van [eiseres]. Er was sprake van overmatig alcoholgebruik van [eiseres].

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 6:166 BW is aansprakelijk degene die tot een groep personen behoort waarvan één (of meer van hen) onrechtmatige schade toebrengt (toebrengen) en de kans op het aldus toebrengen van schade diegene had behoren te weerhouden van zijn gedragingen in dat groepsverband. Voor aansprakelijkheid op grond van dit artikel, alsmede voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW, onrechtmatige daad, moet dan in ieder geval komen vast te staan dat iemand de schade rechtstreeks heeft toegebracht en dat dit toebrengen als een onrechtmatige daad kan worden gekwalificeerd.
4.2.
Uit de eigen stellingen van [eiseres] kan worden afgeleid dat de door haar gestelde schade is ontstaan als gevolg van een val. Beoordeeld moet worden of deze val veroorzaakt is door een aan een ander of anderen toerekenbare onrechtmatige daad. De rechtbank baseert haar oordeel vooralsnog op de in de procedure overgelegde (getuigen)verklaringen.
4.3.
[getuige 5] heeft bij de politie verklaard dat[gedaagde sub 3] (hierna: [gedaagde sub 3]) en[gedaagde sub 2] (hierna: [gedaagde sub 2]) op gegeven moment tegenover elkaar stonden, gescheiden door het biljart, dat[eiseres] (hierna: [eiseres]) terugkeerde van het toilet, dat de arm van [gedaagde sub 3] achteruit ging, dat deze arm [eiseres] vol op haar lichaam raakte en dat zij hierdoor ten val kwam. In het kader van het voorlopig getuigenverhoor heeft [getuige 5] verklaard dat op een bepaald moment [gedaagde sub 2] probeerde [gedaagde sub 3] over het biljart heen te grijpen, waarop [gedaagde sub 3] een weg draaiende beweging naar achteren maakte net toen [eiseres] uit het damestoilet stapte. [gedaagde sub 3] is daarop in aanraking gekomen met [eiseres] die daarop is gevallen.
[gedaagde sub 2] verklaarde tegenover de politie dat hij zag dat [gedaagde sub 3] in een keer omhoog sprong en dat hij nogal uitbundig deed met zijn armen terwijl [eiseres] net van het toilet afkwam. Hij zag dat [gedaagde sub 3] achteruit ging met zijn armen en dat deze [eiseres] raakte. In het kader van het voorlopige getuigenverhoor verklaart [gedaagde sub 2] enerzijds dat zijn verklaring bij de politie in zoverre moet worden gecorrigeerd dat [gedaagde sub 3] [eiseres] raakte terwijl hij vooruit bewoog in de richting van[gedaagde sub 5] (hierna: [gedaagde sub 5]). Anderzijds heeft hij verklaard dat hij niet heeft waargenomen dat [gedaagde sub 3] [eiseres] heeft geraakt omdat dit in zijn “dode hoek” plaatsvond. Alle overige door de politie en in voorlopig getuigenverhoor door de rechter gehoorde personen – waaronder ook [gedaagde sub 3] en [eiseres] zelf –, hebben verklaard dat zij niet hebben waargenomen hoe [eiseres] ten val kwam.
4.4.
Op grond van deze verklaringen kan niet met zekerheid worden vastgesteld hoe [eiseres] ten val is gekomen. Als de val van [eiseres] al is ontstaan door toedoen van een ander, dan kan op basis van bovenbedoelde verklaringen, alleen [gedaagde sub 3] hiervoor in aanmerking komen. De verklaring van [gedaagde sub 2] is echter niet eenduidig. Bovendien geeft hij aan dat hij niet heeft waargenomen dat [gedaagde sub 3] [eiseres] heeft geraakt. [getuige 5] geeft wel tot tweemaal toe aan dat [gedaagde sub 3] [eiseres] heeft geraakt, maar hiertegen over staat de verklaring van [gedaagde sub 3] zelf dat hij zich niet kan herinneren iets geraakt te hebben. Zo op basis van deze verklaringen echter al aangenomen kan worden dat [gedaagde sub 3] [eiseres] heeft geraakt, dan blijkt hieruit echter nog niet dat dan sprake is geweest van een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 3]. Uit beide verklaringen blijkt immers dat [gedaagde sub 3] dan door het – uitbundig – naar achteren zwaaien met zijn armen toevalligerwijs [eiseres] raakte die op dat moment uit het toilet kwam. Op grond van deze verklaringen en de verklaring van [gedaagde sub 3] inhoudende dat hij niets heeft meegekregen van wat [eiseres] is overkomen, is aannemelijk dat [gedaagde sub 3] [eiseres] niet eens heeft opgemerkt. In dat geval kan niet gezegd worden dat [gedaagde sub 3] jegens [eiseres] gehandeld heeft in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het enkel zwaaien met de armen was kennelijk niet tegen iemand gericht en is ook niet een zodanige gedraging dat dit (zoals [eiseres] stelt) het voorzienbare risico in zich droeg dat omstanders ten val konden komen en/of op enige wijze verwondingen zouden oplopen. Het feit dat [gedaagde sub 3] deel heeft uitgemaakt van een vechtpartij – waarbij in dit kader in het midden kan blijven of hij hieraan meedeed als dader of als slachtoffer – doet hieraan niet af. [gedaagde sub 3] hoefde niet te verwachten dat er iemand buiten de groep vechtenden, hem onverwacht zo dicht was genaderd dat hij door het zwaaien met zijn armen die persoon (per ongeluk) zou raken, laat staan dat die persoon door die aanraking dan zodanig ten val zou komen dat zij ernstig letsel zou oplopen. De rechtbank concludeert op basis van de tot nu toe in het geding gebrachte stukken derhalve dat er geen sprake is van aansprakelijkheid van één of meerdere gedaagden op basis van artikel 6:166 dan wel 6:162 BW, maar van een voor [eiseres] zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden.
4.5.
Ter comparitie is namens [eiseres] aangegeven dat zij (indien nodig) aanvullend bewijs aanbiedt van de onrechtmatige daad. Volgens haar kunnen nog aanvullende vragen worden gesteld aan de reeds gehoorde getuigen en het proces-verbaal van de strafzitting kan nog worden overgelegd. De eis dat een bewijsaanbod voldoende specifiek moet zijn, kan echter meebrengen dat indien reeds schriftelijke verklaringen van de getuigen zijn overgelegd, nader wordt aangegeven in hoeverre de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het gedane bewijsaanbod onvoldoende concreet omdat niet is aangegeven welke aanvullende vragen dan nog kunnen worden gesteld aan getuigen die reeds zowel bij de politie als in het kader van het voorlopig getuigenverhoor zijn gehoord. Alle getuigen zijn gevraagd of zij hebben gezien wat er met [eiseres] is gebeurd. Zoals hierboven onder 4.3. is overwogen, hebben van al die getuigen alleen [getuige 5] en [gedaagde sub 2] kunnen verklaren over de wijze waarop [eiseres] mogelijk ten val is gekomen. Het bewijsaanbod is op dit punt derhalve onvoldoende concreet en wordt gepasseerd. Het aanbod om het proces-verbaal van de strafzitting over te leggen wordt eveneens gepasseerd. De raadsman van [gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5], de drie gedaagden die strafrechtelijk zijn veroordeeld, heeft betoogd dat de strafzaak alleen zag op de aangifte van [gedaagde sub 4], en dus niet op die van [eiseres]. Dit is ook aannemelijk nu [eiseres] zelf ter comparitie heeft verklaard dat zij geen informatie in het kader van het strafproces heeft ontvangen over de datum van de zitting en ook geen formulier waarop zij haar schade kon aangeven (als benadeelde partij). Gelet hierop kan worden aangenomen dat het incident met [eiseres] geen onderdeel was van het strafproces en dus het aanbod om het proces-verbaal over te leggen, als niet ter zake dienend moet worden gepasseerd.
4.6.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van gedaagden.
4.7.
De kosten van [gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] worden gezamenlijk berekend als volgt:
  • griffierecht € 267,--
  • salaris advocaat
Totaal € 1.171,--
4.8.
De kosten van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden gezamenlijk berekend als volgt:
  • griffierecht € 267,--
  • salaris advocaat
Totaal € 1.171,--
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. De gevorderde nakosten zullen eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 5] tot op heden begroot op € 1.171,--;
veroordeelt [eiseres], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] tot op heden begroot op € 1.171,--, vermeerderd met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat zonder betekening en verhoogd met € 68,-- in het geval van betekening, en in de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW, indien de proceskosten en de nakosten niet binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis zijn voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op
20 februari 2013.