11.De kantonrechter overweegt het volgende.
11.1.Volgens artikel 7: 296 lid 3 BW kan de vordering worden toegewezen op grond van een redelijke afweging van de belangen van de verhuurder bij beëindiging van de overeenkomst tegen die van de huurder en de onderhuurder bij verlenging daarvan. De vordering moet worden afgewezen indien van de huurder bij redelijke afweging van die belangen niet kan worden gevergd dat hij het gehuurde ontruimt.
11.2.De kantonrechter gaat uit van het overzicht van de door Intrahof betaalde en ontvangen huur (productie 3 bij antwoord). Daaruit blijkt dat Intrahof over de jaren 1991 tot en met 2011 in totaal € 956.280,-- aan huur betaalde en van onderhuurders € 141.054,-- meer ontving dan zij betaalde. Volgens dat overzicht bedroeg in 2011 het verschil tussen de hoofdhuurprijs en de onderhuurprijs € 25.604,--. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat per 28 februari 2013, de dag waartegen de huur is opgezegd, het cumulatieve saldo van het verschil tussen betaalde en ontvangen huur in het voordeel van Intrahof verder is opgelopen met ongeveer € 30.000,--.
11.3.Volgens een financieel overzicht (productie 14 bij antwoord) maakte Intrahof in 1997, 1999 en 2001 verbouwingskosten tot in totaal € 66.258,--. Van die kosten legt zij bewijsstukken over, zodat de betwisting van die kosten door [eisende partij] wordt verworpen. Voor zover Intrahof zich beroept op hogere verbouwingskosten dan € 66.258,-- onderbouwt zij die onvoldoende. Verder worden in dat overzicht kosten vermeld van procedures tegen Bart Smit en de gemeente die Intrahof voerde. Partijen waren het ter comparitie eens dat de financiële gevolgen van die procedures bij de belangenafweging buiten beschouwing moeten worden gelaten. De kantonrechter zal in die afweging die proceskosten dan ook niet betrekken en evenmin de contractuele boete waarop Intrahof jegens Bart Smit aanspraak kan maken. Volgens het overzicht beloopt het verlies voor Intrahof over de jaren 1991 tot en met 2011 € 165.873,--. Indien de proceskosten ter hoogte van € 233.778,-- niet meetellen, is er een winst van € 67.905,--. In het overzicht is de contractuele boete niet meegerekend. Gelet op het verschil tussen de door Intrahof te betalen en te ontvangen huur, moet deze winst per 28 februari 2013 zijn opgelopen tot ongeveer € 98.000,--. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Intrahof de kosten die zij maakte voor en aan het gehuurde, voor zover voldoende onderbouwd, terugverdiend en per saldo een redelijke winst kunnen behalen.
11.4.Uit de wettelijke bepalingen en de huurovereenkomst volgt dat Intrahof bij het aangaan van de overeenkomst rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat die op termijn zou kunnen worden beëindigd. Met het einde van de overeenkomst komt een einde aan de mogelijkheid van Intrahof om voordeel te behalen uit het verschil tussen de hoofdhuurprijs en de onderhuurprijs. Omdat de kosten van Intrahof zijn terugverdiend en zij een redelijke winst heeft kunnen behalen, maakt die omstandigheid niet dat van haar bij een redelijke belangenafweging niet kan worden gevergd dat zij het gehuurde ontruimt.
11.5.Het belang van Intrahof bestaat voornamelijk in de mogelijkheid het pand in onderverhuur te geven en winst te behalen door een hogere huurprijs te ontvangen dan wat zij verschuldigd is als huurprijs en andere kosten. Bij dit belang past de kanttekening dat, zoals overwogen, de kosten van Intrahof zijn terugverdiend en zij een redelijke winst heeft kunnen behalen. Bart Smit zegde aan Intrahof de onderhuurovereenkomst op en wilde overleg over de mogelijkheid die overeenkomst eerder te beëindigen dan 4 juli 2013. Hooguit nog korte tijd ontvangt Intrahof van Bart Smit ongeveer € 25.000,-- per jaar aan huur meer dan zij aan [eisende partij] verschuldigd is. Bart Smit stelde in 2011 voor aan Intrahof, zo volgt uit productie 17 bij antwoord, om de huurprijs van circa € 80.000 fors te verlagen tot € 59.845,-- per jaar. Op 1 juli 2011 schreef Intrahof aan [eisende partij] dat een wettelijke huurprijsvaststelling, met als uitgangspunt de oorspronkelijke staat van het gehuurde in 1991, lager zal uitkomen dan € 50.000,-- per jaar, flink lager dus dan de tussen partijen geldende huurprijs. In het standpunt van Intrahof moeten uiteraard de op haar kosten aangebrachte verbeteringen van het gehuurde niet meewegen in de hoofdhuurprijs maar wel in de onderhuurprijs. Omdat die kosten al in 1997, 1999 en 2001 zijn gemaakt en moeten worden gesteld op in totaal € 66.258,-- valt niet zonder meer in te zien dat Intrahof na het einde van de onderhuurverhouding met Bart Smit erin slaagt een onderhuurder te vinden die een (aanzienlijk) hogere huurprijs betaalt dan zij verschuldigd is aan [eisende partij].
11.6.Tegenover de belangen van Intrahof staat het gerechtvaardigde belang om het gehuurde rechtstreeks te kunnen verhuren en daarover controle en zeggenschap uitoefenen.
11.7.Uit de opzeggingsbrief van Bart Smit volgt dat zij het gehuurde op korte termijn wil ontruimen.
11.8.Bij een redelijke afweging van de belangen van [eisende partij] bij beëindiging van de huurovereenkomst tegen de belangen van Intrahof en van Bart Smit bij een verlenging daarvan, oordeelt de kantonrechter dat de belangen van [eisende partij] zwaarder wegen. De vordering tot - kort gezegd- beëindiging van de huur is toewijsbaar. De kantonrechter zal het tijdstip van de ontruiming vaststellen op 28 februari 2013. Omdat deze vaststelling geldt als veroordeling tot ontruiming is de vordering tot ontruiming niet nog eens afzonderlijk toewijsbaar.
11.9.De vordering tot betaling van de huurprijs tot en met de maand van ontruiming zal niet worden toegewezen. [eisende partij] stelt niet dat Intrahof niet voldeed aan haar verplichting tot tijdige betaling van de huurprijs en evenmin dat er grond bestaat voor de vrees dat zij daaraan niet zal voldoen tot de ontruiming.
11.1Het verweer komt hem niet kennelijk ongegrond voor zodat de kantonrechter het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
in de hoofdzaak en in het incident: