ECLI:NL:RBZWB:2013:11435

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2013
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
02/810760-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, diefstal van elektriciteit en bezit van traangas

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van een traangasbusje. De verdachte, geboren in 1969 en woonachtig in Waspik, werd beschuldigd van het hebben van een hennepkwekerij met een aanzienlijk aantal hennepplanten, het illegaal aftappen van elektriciteit en het bezitten van een traangasbusje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn echtgenote, die als medeverdachte werd aangemerkt, hennep heeft geteeld in de kruipruimte van hun woning. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder verklaringen van de verdachte en medeverdachte, alsook proces-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is een first offender, wat in zijn voordeel heeft meegewogen bij de strafoplegging. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810760-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. Thomas, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
samen met een ander of anderen een hennepkwekerij heeft gehad met 2572 of 643 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten;
Feit 2:
een hoeveelheid stroom van Enexis heeft weggenomen;
Feit 3:
een traangasbusje in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte] , hennep heeft geteeld. Zij gaat uit van in totaal
2572 hennepplanten, nu door de politie in de woning van verdachte 643 hennepplanten zijn aangetroffen en er drie eerdere oogsten (van telkens dezelfde hoeveelheid planten in de beide in gebruik zijnde kweekruimten) zijn geweest.
De officier van justitie baseert zich daarbij op het mutatierapport aangaande een anonieme melding, het proces-verbaal van bevindingen ter zake van de warmtemeting bij de woning van verdachte, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] betreffende de CODAM-meting, het proces-verbaal ter zake van het aantreffen van de hennepkwekerij in verdachtes woning, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de uitgevoerde MMC cannabis test, alsmede de verklaringen van verdachte, met name die hij heeft afgelegd bij de politie.
Feit 2:
De officier van justitie is van mening dat de tenlastegelegde diefstal van elektriciteit wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de aangifte van [bedrijf] en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 3:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een traangasbusje voorhanden heeft gehad op grond van het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, het proces-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie betreffende het aangetroffen spuitbusje, alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1:
De verdediging stelt dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van dit feit. Zij wijst daarbij evenwel op de omstandigheid dat verdachte twee kweekruimten heeft gehad en afwisselend in deze ruimtes heeft geteeld en geoogst. Dit betekent dan ook dat verdachte niet telkens een opbrengst van 643 hennepplanten heeft gehad. Tevens is er sprake geweest van een mislukte (eerste) oogst.
Feit 2:
Volgens de verdediging kan de diefstal van elektriciteit bewezen worden verklaard.
Zij heeft in dit verband aangevoerd dat verdachte de (illegale) aansluiting heeft laten aanleggen door een persoon die kennis heeft van elektrische installaties.
Feit 3:
De verdediging is van mening dat de rechtbank feit 3, het voorhanden hebben van een busje traangas, kan bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 augustus 2013 [2] en afgelegd bij de politie op 27 februari 2012 [3] ;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] van 27 februari 2012 [4] ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning van verdachte [5] ;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek van de aangetroffen verdovende middelen [6] .
De rechtbank is daarbij met betrekking tot het aantal van 2572 hennepplanten zoals vermeld in de tenlastelegging van oordeel dat het dossier, bezien in het licht van het verweer van verdachte dat er verdeeld over de beide kweekruimtes drie voorafgaande kweekcycli hebben plaatsgevonden, onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te stellen dat er in totaal vier maal 643 planten, derhalve 2572 hennepplanten, in de beide kweekruimtes tezamen hebben gestaan in de tenlastegelegde periode. Daargelaten de vraag of er van uit kan worden gegaan dat er in beide ruimtes vier kweekcycli hebben plaatsgevonden, kan op grond van de nu beschikbare gegevens niet worden vastgesteld dat er zich per kweek exact 643 planten in de beide ruimtes bevonden. De rechtbank acht evenwel op basis van de door de politie beschreven aangetroffen situatie wel wettig en overtuigend bewezen dat een groot aantal hennepplanten op meerdere momenten is geteeld.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder overwogen dat medeverdachte [medeverdachte] , de echtgenote van verdachte, als medepleger moet worden aangemerkt. [medeverdachte] is – volgens de verklaring van verdachte bij de politie – op de hoogte geweest van zowel de aanwezigheid van de kwekerij in de woning als van het feit dat haar man deze heeft geëxploiteerd. Zij vond het wel goed dat het gebeurde, aldus verdachte. Haar verklaring dat zij niet van de (exploitatie door haar man van) die hennepkwekerij op de hoogte zou zijn geweest acht de rechtbank ongeloofwaardig. De hennepkwekerij bevond zich immers in het huis waar verdachte en [medeverdachte] samen woonachtig zijn, de toegang van de hennepkwekerij bevond zich in een hal die toegankelijk was via de voordeur en de woonkamer en die toegang gaf tot een kamer met de wasmachine. Medeverdachte [medeverdachte] moet derhalve regelmatig in die hal zijn geweest. Bovendien was in die hal het geluid van de elektrische installatie van de hennepkwekerij hoorbaar. Aldus gaat de rechtbank uit van de verklaring van verdachte op dit punt. [medeverdachte] heeft deze situatie laten voortbestaan. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] dat zij het geld dat haar man met het klussen in de ruimte waarin zich de toegang naar de hennepkwekerij bevond, telkens heeft geteld. Daarbij heeft zij de bankbiljetten in stapeltjes van 1.000 euro gesorteerd en heeft zij een gedeelte van dit geld besteed aan de dagelijkse uitgaven, zoals aan tankbeurten.
Nu [medeverdachte] zich op generlei wijze van de bovenomschreven situatie heeft gedistantieerd, en zij daar kennelijk mee heeft ingestemd, is de rechtbank van oordeel dat de handelwijze van [medeverdachte] – minst genomen in de zin van voorwaardelijk opzet gericht is geweest op het telen van hennep.
Feit 2:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 augustus 2013 [7] en afgelegd bij de politie op 27 februari 2012 [8] ;
- de aangifte van [aangever] namens [bedrijf] . [9] .
Feit 3:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 augustus 2013 [10] en afgelegd bij de politie op 27 februari 2012 [11] ;
- het proces-verbaal aanvraag van doorzoeking ter inbeslagneming van 24 februari 2012 [12] ;
- het proces-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie betreffende het aangetroffen spuitbusje van 28 februari 2012 [13] .
4.4
De bewezenverklaring
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
hijin
of omstreeksde periode van 01 maart 2011 tot en met 27 februari
2012 te Waspik, gemeente Waalwijk, tezamen en in vereniging met een ander
of
anderen, althans alleen, (in de uitoefening van een beroep op bedrijf)
(telkens
)opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de
[adres]
)(
een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer
2572 hennepplanten (uitgaande van 3 eerdere oogsten), althans ongeveer 643
hennepplanten, althanseen groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in
elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet;
Feit 2:
hijin
of omstreeksde periode van 01 maart 2011 tot en met 27 februari
2012 te Waspik, gemeente Waalwijk,
(telkens
)met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast/aansluitkast heeft
weggenomen een
of meerderehoeveelheid/
hoeveelhedenelectriciteit
, in elk
geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf] ,
in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
Feit 3:
hijin de periode van 01 augustus 2011 tot en met 27 februari 2012 te Waspik,
gemeente Waalwijk, een traangasbusje, zijnde een voorwerp bestemd voor het
treffen van personen met
(een
)giftige en/of verstikkende en/of
weerloosmakende en/of traanverwekkende stof
(fen)van de categorie II, onder
6°, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede een taakstraf van 150 uur. Zij heeft daarbij in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte en de richtlijnen die het openbaar ministerie ter zake van soortgelijke feiten hanteert.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich verenigen met de door de officier van justitie gevorderde straf, in zoverre - gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte - dat de taakstraf
wordt beperkt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft tezamen met zijn echtgenote meermalen hennep geteeld in de kruipruimte van hun woning. Naar zijn eigen zeggen om een leuke aanvulling op zijn salaris te verdienen.
Daarnaast heeft verdachte op illegale wijze stroom afgetapt ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening van de kwekerij.
Voorts heeft verdachte een busje traangas in zijn bezit gehad.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Zo heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de (inter)nationale drugshandel. De samenleving ondervindt schade door velerlei vormen van criminaliteit die worden teweeggebracht door zowel de gebruikers van drugs als de georganiseerde misdaad die achter de hennepteelt en drugsverkoop schuilgaat. Daarnaast leveren softdrugs voor de gebruikers gezondheidsrisico’s op. Door de manipulatie van de elektrische installatie, zoals het verzwaren van de zekeringen, heeft geen correcte registratie van de daadwerkelijk verbruikte hoeveelheid stroom op de elektriciteitsmeter plaatsgevonden. De energiemaatschappij heeft daarom door toedoen van verdachte schade geleden. Bovendien kan door het onbevoegd uitvoeren van werkzaamheden in de aansluitkast kortsluiting optreden ten gevolge waarvan brand kan ontstaan.
Verdachte heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de voornoemde negatieve effecten voor anderen en heeft uitsluitend zijn eigen financieel gewin voor ogen gehad.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen ter zake van soortgelijke misdrijven.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover deze uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Met de voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de straffen die in vergelijkbare situaties worden opgelegd, wordt de door de officier van justitie gevorderde straf alleszins redelijk geacht. De rechtbank zal verdachte dan ook conform de eis veroordelen tot een taakstraf van 150 uur, alsmede tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11, 13 en 14 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
Feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mr. Bakx en mr. De Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 augustus 2013.
Mr. Bakx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot en met 27 februari
2012 te Waspik, gemeente Waalwijk, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (in de uitoefening van een beroep op bedrijf)
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de
[adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer
2572 hennepplanten (uitgaande van 3 eerdere oogsten), althans ongeveer 643
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot en met 27 februari
2012 te Waspik, gemeente Waalwijk, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast/aansluitkast heeft
weggenomen een of meerdere hoeveelheid/hoeveelheden electriciteit, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Feit 3:
hij in of omstreeks 01 augustus 2011 tot en met 27 februari 2012 te Waspik,
gemeente Waalwijk, een traangasbusje, zijnde een voorwerp bestemd voor het
treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of
weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder
6°, voorhanden heeft gehad.
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL203M 2012032038 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 136.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 15 augustus 2013.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 37 tot en met 39.
4.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , pagina 47 en 48.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 30 en 31.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 33.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 15 augustus 2013.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 40.
9.Het geschrift, te weten de aangifte van [aangever] namens [bedrijf] , pagina 56 en 57.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 15 augustus 2013.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 41.
12.Het proces-verbaal aanvraag van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 12 en 13.
13.Het proces-verbaal van Regionaal Bureau Wapens en Munitie betreffende het aangetroffen spuitbusje, pagina 91 en 92.