In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Sluis en een particulier, aangeduid als [gedaagde]. De Gemeente vorderde ontruiming van een strook grond van 220 m2, die volgens haar in gebruik was door [gedaagde] zonder recht of titel. De Gemeente stelde dat de strook grond niet door verjaring eigendom was geworden van [gedaagde], omdat er geen sprake was van feitelijke machtsuitoefening. [gedaagde] verweerde zich door te stellen dat hij de strook grond sinds 1986 in bezit had en daardoor eigenaar was geworden door verkrijgende verjaring. Hij voerde aan dat hij de grond had onderhouden en dat de Gemeente op de hoogte was van zijn gebruik van de grond.
De rechtbank heeft de vorderingen van de Gemeente afgewezen en geoordeeld dat [gedaagde] door middel van verjaring eigenaar was geworden van de strook grond. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] de strook grond sinds 1986 in gebruik had en dat de Gemeente dit wist. De verjaringstermijn was in 2006 voltooid, waardoor de rechtsvordering van de Gemeente in 2009 al was verjaard. De rechtbank heeft de Gemeente veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde].
De uitspraak benadrukt het belang van feitelijke machtsuitoefening en de kennis van de Gemeente over het gebruik van de grond door [gedaagde]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Gemeente niet kon volhouden dat zij niet op de hoogte was van het gebruik van de strook grond door [gedaagde].