In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap centraal. De eiser, Restaurant Oranjeplaat, had een verkoopbemiddelingsovereenkomst gesloten met de gedaagde, Adriaan Abraham, die als enig bestuurder van de vennootschap fungeerde. De eiser vorderde betaling van een bedrag dat eerder was betaald als provisie, na een eerdere veroordeling van de gedaagde tot terugbetaling van onterecht ontvangen provisie. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet automatisch aansprakelijk was voor de onrechtmatige daad van de vennootschap, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij persoonlijk onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank verwierp de vorderingen van de eiser, onder andere omdat de gedaagde geen verhaal bood en de eiser niet had aangetoond dat hij schade had geleden door de uitschrijving van de vennootschap uit het Handelsregister. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet voor toewijzing in aanmerking kwamen en veroordeelde de eiser in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 30 december 2013.