ECLI:NL:RBZWB:2013:11327

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2013
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
C/12/87363 / HA ZA 13-33
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder bij onrechtmatige daad en provisie in bemiddelingsovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap centraal. De eiser, Restaurant Oranjeplaat, had een verkoopbemiddelingsovereenkomst gesloten met de gedaagde, Adriaan Abraham, die als enig bestuurder van de vennootschap fungeerde. De eiser vorderde betaling van een bedrag dat eerder was betaald als provisie, na een eerdere veroordeling van de gedaagde tot terugbetaling van onterecht ontvangen provisie. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet automatisch aansprakelijk was voor de onrechtmatige daad van de vennootschap, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij persoonlijk onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank verwierp de vorderingen van de eiser, onder andere omdat de gedaagde geen verhaal bood en de eiser niet had aangetoond dat hij schade had geleden door de uitschrijving van de vennootschap uit het Handelsregister. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet voor toewijzing in aanmerking kwamen en veroordeelde de eiser in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 30 december 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/87363 / HA ZA 13-33
Vonnis van 30 december 2013
in de zaak van
[eiser], voorheen handelend onder de naam
RESTAURANT ORANJEPLAAT,
wonende te[woonplaats],
eiser,
advocaat mr. B. van Leeuwen te Goes,
tegen
ADRIAAN ABRAHAM[gedaagde],
wonende te[woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Dieleman te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek,
  • de antwoordakte producties van 4 september 2013 zijdens [eiser].

2.De feiten

2.1.
Tot 1 september 2008 was [gedaagde] enig bestuurder van [gedaagde]
2.2.
[eiser] heeft op 21 maart 2006 een verkoopbemiddelingsovereenkomst gesloten met [gedaagde] terzake het bemiddelen in de verkoop van het project Oranjeplaat te Arnemuiden. Dit project had betrekking op de planontwikkeling tot realisatie van appartementen. Op 28 september 2006 is de planontwikkeling verkocht aan Van der Voort Holding B.V. (hierna: Van der Voort).
2.3.
In verband met deze bemiddeling heeft [eiser] € 50.000,00 provisie aan [gedaagde] betaald.
2.4.
Bij vonnis van 18 juli 2012 is [gedaagde] door de rechtbank Middelburg onder meer veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 59.500,00 uit hoofde van ten onrechte door [eiser] betaalde provisie. Daarnaast heeft de rechtbank in dit vonnis voor recht verklaard dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en is [gedaagde] uit dien hoofde veroordeeld tot betaling van € 50.000,00 aan [eiser].
2.5.
[gedaagde] biedt geen verhaal voor de vordering die [eiser] op grond van het vonnis van 18 juli 2012 op haar heeft.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat -[gedaagde] te veroordelen:
datgene te voldoen waartoe [gedaagde] bij vonnis van 18 juli 2012 is veroordeeld aan [eiser] te betalen, binnen veertien dagen na dagtekening althans betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2012, althans vanaf 27 augustus 2012, althans vanaf 18 januari 2013;
tot het verschaffen van inzage in en afschrift van de huwelijkse voorwaarden als tussen hem en zijn echtgenote overeengekomen en van een deugdelijk onderbouwd overzicht van hetgeen tussen hen gemeenschappelijk is, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat[gedaagde] in gebreke blijft binnen twee weken na dagtekening dan wel na betekening van het vonnis aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 20.000,00;
indien en voor zover[gedaagde] niet binnen één maand na betekening van het vonnis aan het onder 1 gevorderde voldoet, tot verdeling van de blijkens de op basis van de vordering onder 2 verkregen informatie bestaande beperkte gemeenschap, met benoeming van een onzijdig persoon om gedaagde te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap, tenzij partijen binnen twee maanden na dit vonnis anders overeenkomen, waarbij de kosten van de onzijdige persoon ten laste van de gemeenschap worden gebracht;
in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, een en ander te verhogen met de wettelijke rente indien en voor zover[gedaagde] binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis hieraan niet voldoet.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het vonnis van 18 juli 2012 in kracht van gewijsde is gegaan, zodat vaststaat dat [gedaagde]onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.[gedaagde] kan als enig bestuurder van [gedaagde] een persoonlijk verwijt gemaakt worden terzake deze onrechtmatige daad. Via deze B.V. heeft[gedaagde] teveel provisie berekend en in strijd met artikel 7:417 BW gehandeld door zowel voor [eiser] als voor Van der Voort op te treden. Daarnaast heeft[gedaagde] onrechtmatig gehandeld door te bewerkstelligen dat [gedaagde] de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de door haar gepleegde onrechtmatige daad niet kan vergoeden. Tot slot heeft[gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door [gedaagde] uit te schrijven uit het Handelsregister, zonder [eiser] hiervan als crediteur van [gedaagde] in kennis te stellen.
Teneinde de vordering aan [eiser] te kunnen voldoen vordert [eiser] verdeling van de gemeenschap tussen[gedaagde] en zijn echtgenote. Omdat[gedaagde] de meest gerede partij is om stukken in het geding te brengen waaruit blijkt welke gemeenschap er bestaat, dient[gedaagde] te worden veroordeeld inzage in en afschrift van de huwelijkse voorwaarden tussen hem en zijn echtgenote te verschaffen. Voor het geval[gedaagde] onwillig is mee te werken aan voornoemde verdeling dient tevens een onzijdig persoon te worden benoemd die[gedaagde] bij deze verdeling kan vertegenwoordigen en zijn belangen kan behartigen.
In reactie op het verweer van[gedaagde] betwist [eiser] dat zijn vordering jegens[gedaagde] is verjaard. Eerst in 2012 is gebleken dat [gedaagde] geen verhaal biedt. Bovendien was [eiser] niet reeds in 2007 bekend met het onrechtmatig handelen, de schade en de aansprakelijke persoon. Gesteld noch gebleken is dat hij in 2007 hieromtrent voldoende zekerheid had verkregen.
3.3.
Van Dijke voert hiertegen verweer. Hij stelt daartoe dat het vonnis van 18 juli 2012 uitsluitend kracht van gewijsde heeft gekregen tussen [eiser] en [gedaagde] en niet jegens derden zoals[gedaagde].[gedaagde]
betwist dat [gedaagde] en hij onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld en dat er teveel provisie is berekend. Daarnaast heeft niet [gedaagde] maar[bemiddelaar] namens Van der Voort bemiddeld bij de verkoop van het project Oranjeplaat. [eiser] was hiervan op de hoogte. Bovendien stond de inhoud van de bemiddeling nauwkeurig vast en heeft[gedaagde] de door [eiser] verlangde vraagprijs van € 1.100.000,00 gerealiseerd. Van schade aan de zijde van [eiser] is om die reden geen sprake.[gedaagde] betwist dat hij heeft bewerkstelligd dat [gedaagde] niet in staat is de vordering die [eiser] op haar heeft te voldoen.
[gedaagde] stelt verder dat de vordering jegens hem is verjaard. Vanaf begin 2007 was voor [eiser] duidelijk hoe de vork in de steel zat en was hij bekend met het vermeende onrechtmatige handelen, de schade en de aansprakelijke persoon.[gedaagde] is echter nooit in persoon aansprakelijk gesteld en pas op 11 februari 2013 gedagvaard. Op dat moment waren er meer dan vijf jaren verstreken.
De vordering tot het overleggen van bescheiden dient te worden afgewezen. De stukken waar [eiser] om vraagt zijn geen bescheiden die betrekking hebben op voorliggend geschil. Bovendien zijn[gedaagde] en zijn echtgenote onder huwelijkse voorwaarden getrouwd, waardoor er tussen hen geen gemeenschap bestaat. Ook de vordering tot verdeling moet om die reden worden afgewezen.

4.De beoordeling

Teveel provisie in rekening brengen en handelen in strijd met artikel 7:417 BW

4.1.
Met het vonnis van 18 juli 2012 staat tussen [gedaagde] en [eiser] vast dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door teveel provisie in rekening te brengen en te handelen in strijd met artikel 7:417 BW. Dit betekent niet dat[gedaagde], als bestuurder van [gedaagde], onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en in persoon jegens [eiser] aansprakelijk is. Daarvoor zijn bijkomende feiten en omstandigheden nodig. Door uitsluitend te stellen dat[gedaagde] – als bestuurder van [gedaagde] ten tijde van voornoemd onrechtmatig handelen – onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, heeft [eiser] zijn stelling dat[gedaagde] in persoon jegens hem aansprakelijk is niet, dan wel onvoldoende, met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Om die reden verwerpt de rechtbank deze stelling van [eiser].
Illusoir maken van verhaal op [gedaagde]
4.2.
Zijn stelling dat[gedaagde] er alles aan doet om aan verhaal bij [gedaagde] te ontkomen, heeft [eiser] onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Recente wisselingen in het bestuur van [gedaagde] maken niet dat[gedaagde] onrechtmatig handelt.
Voor omkering van de stelplicht en bewijslast bestaat geen grond, nu partijen het erover eens zijn dat[gedaagde] Beheer BV geen verhaal biedt.
Ook het feit dat[gedaagde] als bestuurder van [gedaagde] niet tijdig de jaarrekeningen heeft gedeponeerd, leidt niet tot een omkering van de stelplicht en bewijslast. Voor zover hiervan sprake zou zijn, heeft dit uitsluitend betrekking op de interne aansprakelijkheid van[gedaagde] jegens [gedaagde] welke in onderhavige procedure niet aan de orde is.
Uitschrijven uit het Handelsregister
4.3.
De rechtbank verwerpt de stelling van [eiser] dat zijn vordering dient te worden toegewezen omdat[gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door [gedaagde] uit te schrijven uit het Handelsregister zonder [eiser] hiervan in kennis te stellen. Daargelaten de vraag of dit handelen als onrechtmatig kan worden aangemerkt, is gesteld noch gebleken dat [eiser] als gevolg van dit handelen schade heeft geleden. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] geen verhaal biedt. Niet valt daarom in te zien dat indien [eiser] in kennis was gesteld van de uitschrijving en er vereffening had plaatsgevonden, de vordering van [eiser] door [gedaagde] wel zou zijn voldaan.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat[gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld waardoor[gedaagde] in persoon jegens hem aansprakelijk is. Onder die omstandigheden komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het beroep op verjaring van[gedaagde].
Het door [eiser] onder 1 gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Om die reden zullen ook de vorderingen onder 2, 3 en 4 worden afgewezen.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van[gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 1.474,00
- salaris advocaat
2.842,00(2 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 4.316,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van[gedaagde] tot op heden begroot op € 4.316,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 30 december 2013.

Voetnoten

1.SdJ