Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 juli 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2013.
2.De feiten
Dit schip, met als schipper [naam schipper], is op 4 januari 2012 in Terneuzen beladen met 1.300 t. propyleen en omstreeks 21.00 uur vertrokken met bestemming Duisburg, Duitsland.
Rond middernacht bereikte de LRG Wemeldinge. Nadat [naam schipper] zich had gemeld bij de Post Wemeldinge verliet hij het kanaal door Zuid Beveland om via het Brabants Vaarwater in de richting van de Krammersluis te varen. De LRG volgde de stuurboordzijde van haar vaarwater met een vaart van ongeveer 16 à 17 km/u.
De marifonen stonden ingesteld op kanaal 68 en 15. De radartoestellen stonden ingesteld op 2.000 m zicht naar voren en 800 m. naar achteren.
Drie marifonen stonden aan op de onderscheiden kanalen 68, 22 en 10.
3.Het geschil
Voor wat betreft de tijdverletschade heeft eiseres erop gewezen dat het tijdverlet door de expert op tegenspraak is begroot op 15 dagen. Met de LRG werd in die periode een netto bedrag opgevaren van €3.322,09 per dag.
De LRG had wel ruimte om stuurboord uit te wijken. Zij deed dit niet, maar veranderde haar koers naar bakboord, naar de Indigo toe, zonder vaart te minderen. Door niet tijdig vaart te minderen, heeft zij nagelaten een maatregel te nemen die eraan had bijgedragen de aanvaring te voorkomen.
Gedaagde heeft de schadecijfers van eiseres betwist voor wat betreft de posten tijdverlet en buitengerechtelijke kosten. Het aanbod van eiseres een accountantsverklaring over te leggen vindt zij onvoldoende als zij niet bekend is met de onderliggende gegevens.
4.De beoordeling
Op de aanvaring is Nederlands recht van toepassing omdat de aanvaring in Nederland plaatsvond. In dit deel van het Oosterschelde gebied is het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) van toepassing.
Het verwijt dat de LRG vlak voor de aanvaring de verkeerde manoeuvres heeft ingezet is niet terecht. De Indigo leek eerst stuurboord op stuurboord te willen passeren en is op het laatste moment stuurboord uit gegaan, kennelijk om een bakboord passage mogelijk te maken.. De LRG heeft met haar laatste stuurboord manoeuvre geprobeerd een aanvaring te voorkomen. Dat dat niet gelukt is kan haar gelet op het vaargedrag van de Indigo niet verweten worden.
4.6. Gedaagde heeft dus schuld aan de aanvaring. De vraag is of eiseres medeschuld heeft.
Van de schipper van de LRG had verwacht mogen worden dat hij vaart zou minderen toen hij de Indigo zag naderen aan de verkeerde kant van het vaarwater. Het was onder de toenmalige weersomstandigheden te voorzien dat er een gevaarlijke situatie kon ontstaan. Hij heeft volgens zijn eigen verklaring, eerst naar bakboord gestuurd om de Indigo aan de stuurboordzijde van de LRG ruimte te geven. Hij deed dit zonder overleg met de Indigo, terwijl het de Indigo was die moest uitwijken. Pas op het laatste moment heeft hij radiocontact met de Indigo gezocht. Goed zeemanschap betekent ook dat tijdig wordt geanticipeerd als het vaargedrag van andere schepen verkeerd of onduidelijk is en mogelijk tot gevaarlijke situaties kan leiden. Dat heeft hij niet gedaan door met dezelfde snelheid door te varen en zonder overleg eerst bakboord te sturen. De LRG heeft dan ook medeschuld aan de aanvaring.
De Indigo heeft de grootste schuld aan de aanvaring. De LRG heeft een geringe medeschuld. De rechtbank stelt de schuldverdeling vast op 80 (Indigo) - 20 (LRG).
Eiseres heeft deze schade onderbouwd door overlegging van een expertise rapport. Daaruit blijkt dat het tijdverlet op tegenspraak is vastgesteld. Hiertegenover heeft gedaagde volstaan met een niet onderbouwde betwisting van de gestelde verletschade. De rechtbank passeert daarom dit verweer en zij zal dit deel van de vordering toewijzen.