ECLI:NL:RBZWB:2013:11300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
C/02/261984 / HA ZA 13-226
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanvaring tussen binnenvaartschepen in het Brabantse Vaarwater

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vond op 5 januari 2012 een aanvaring plaats tussen twee binnenvaartschepen, de "LRG Gas 86" (eiseres) en de "Indigo" (gedaagde), in het Brabantse Vaarwater. De eiseres, STRUCTURED LEASE GMBH, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, [naam schipper] & ZOON B.V., op basis van de stelling dat de aanvaring te wijten was aan de onjuiste vaarwijze van de schipper van de Indigo. De rechtbank oordeelde dat de Indigo, die aan de verkeerde kant van het vaarwater voer, in beginsel aansprakelijk was voor de aanvaring. De schuldverdeling werd vastgesteld op 80% voor de Indigo en 20% voor de LRG, omdat de schipper van de LRG ook een zekere mate van medeschuld had door niet tijdig te anticiperen op de gevaarlijke situatie.

De rechtbank oordeelde dat de cascoschade van de LRG niet betwist was en dus toewijsbaar. De tijdverletschade werd door de gedaagde betwist, maar de rechtbank oordeelde dat deze schade voldoende was onderbouwd door eiseres. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd gedeeltelijk toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op €8.060,82 werden begroot. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis werd uitgesproken op 4 december 2013 door mr. H.A. Witsiers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/261984 / HA ZA 13-226
Vonnis van 4 december 2013
in de zaak van
rechtspersoon naar Duits recht
STRUCTURED LEASE GMBH,
gevestigd te Hamburg,
eiseres,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda,
tegen
rechtspersoon naar Nederlands recht
[naam schipper] & ZOON B.V.,
gevestigd te Maasbracht,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.K. Fluit te Middelburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juli 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2013.

2.De feiten

2.1.
Op 5 januari 2012, even na middernacht, zijn twee motorschepen, de “LRG Gas 86”, hierna LRG, van eiseres en de “Indigo” van gedaagde in het Brabantse Vaarwater van de Oosterschelde met elkaar in aanvaring gekomen.
2.2.
Eiseres is eigenaresse van het in 2000 gebouwde motortankschip LRG. Dit schip heeft de volgende kenmerken: lengte 110 meter, breedte 11,45 meter, maximale diepgang 2.80 meter, laadvermogen 1.857,566t. Het beschikt over twee hoofdmotoren van elk 1.000 pk. De boegschroef heeft een vermogen van 500 pk.
Dit schip, met als schipper [naam schipper], is op 4 januari 2012 in Terneuzen beladen met 1.300 t. propyleen en omstreeks 21.00 uur vertrokken met bestemming Duisburg, Duitsland.
Rond middernacht bereikte de LRG Wemeldinge. Nadat [naam schipper] zich had gemeld bij de Post Wemeldinge verliet hij het kanaal door Zuid Beveland om via het Brabants Vaarwater in de richting van de Krammersluis te varen. De LRG volgde de stuurboordzijde van haar vaarwater met een vaart van ongeveer 16 à 17 km/u.
De marifonen stonden ingesteld op kanaal 68 en 15. De radartoestellen stonden ingesteld op 2.000 m zicht naar voren en 800 m. naar achteren.
2.3.
In tegenovergestelde richting voer de Indigo van gedaagde met als schipper [naam schipper], langs de rode betonning. Dat was de voor haar de bakboordzijde van het vaarwater. De Indigo had een vaart van ongeveer 12 à 14 km/u. De Indigo heeft een lengte van 135 meter, een breedte van 11.45 meter en een maximale diepgang van 4.25 meter. Het is gebouwd in 2009 en heeft twee hoofdmotoren met een vermogen van elk 1.104 KW. Het laadvermogen is 4.172,296 ton. Ten tijde van de aanvaring was de Indigo leeg. Het voer opsturend door het water om een grondkoers van 150 graden aan te houden.
Drie marifonen stonden aan op de onderscheiden kanalen 68, 22 en 10.
2.4.
Ten tijde van de aanvaring was het donker en het regende. De wind kwam uit westelijke richting, windkracht 7 Beaufort, met uitschieters naar boven. Er stond vrijwel geen stroom. Het was vloed.
2.5.
De LRG is met haar kop tegen de bakboordzijde van de Indigo in aanvaring gekomen. De plaats van de aanvaring was in de buurt van de boeien BV 23 en BV 24. De breedte van het vaarwater is daar ongeveer 200 meter.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert samengevat - veroordeling van gedaagde tot betaling van € 109.306,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2012, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
De vordering bestaat uit €47.635,05 cascoschade, €49.831,35 tijdverlet en €11.839,60 expertisekosten. Daarnaast wordt €2.842,00 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd.
3.2.
Eiseres stelt dat de aanvaring uitsluitend te wijten is aan de onjuiste vaarwijze van schipper [naam schipper] van de Indigo. Hij heeft gevaren in strijd met art. 6.04 lid 2 en art. 6.03 lid 4 BPR. Gelet op de tegengestelde koersen had de Indigo voorrang dienen te verlenen aan de LRG die aan de voor haar verkeerde stuurboordzijde van het vaarwater voer. De Indigo is echter vlak voor de LRG gaan over lopen waardoor [naam schipper] de aanvaring niet meer kon voorkomen ondanks een poging daartoe.
Voor wat betreft de tijdverletschade heeft eiseres erop gewezen dat het tijdverlet door de expert op tegenspraak is begroot op 15 dagen. Met de LRG werd in die periode een netto bedrag opgevaren van €3.322,09 per dag.
3.3.
Gedaagde stelt dat de LRG ruim van te voren aan de stand van de toplichten had kunnen zien dat de Indigo sterk opstuurde tegen de invloed van de noordwestelijke wind. De Indigo kon niet dichter bij haar stuurboordzijde van het vaarwater komen omdat zij naast de Galgeplaat voer, een gebied dat bij laagwater regelmatig droog valt. Er was dus gevaar dat de Indigo aan de grond zou lopen. Gedaagde doet een beroep op art.1.05 BPR waarin staat dat een schipper in het belang van de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart mag afwijken van de bepalingen van het reglement
De LRG had wel ruimte om stuurboord uit te wijken. Zij deed dit niet, maar veranderde haar koers naar bakboord, naar de Indigo toe, zonder vaart te minderen. Door niet tijdig vaart te minderen, heeft zij nagelaten een maatregel te nemen die eraan had bijgedragen de aanvaring te voorkomen.
Gedaagde heeft de schadecijfers van eiseres betwist voor wat betreft de posten tijdverlet en buitengerechtelijke kosten. Het aanbod van eiseres een accountantsverklaring over te leggen vindt zij onvoldoende als zij niet bekend is met de onderliggende gegevens.

4.De beoordeling

4.1.
Het proces-verbaal van de zitting van 10 september 2013 is in concept opgemaakt en naar partijen gestuurd. Zij hebben geen commentaar geleverd hoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. Daarmee staat de inhoud van het proces-verbaal vast.
4.2. De rechtbank is bevoegd van de vorderingen kennis te nemen omdat de aanvaring tussen de LRG en de Indigo in haar arrondissement plaatsvond.
Op de aanvaring is Nederlands recht van toepassing omdat de aanvaring in Nederland plaatsvond. In dit deel van het Oosterschelde gebied is het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) van toepassing.
4.3.
De LRG voer aan haar stuurboord zijde van het vaarwater. De Indigo, die uit de tegenovergestelde richting kwam, voer niet langs haar stuurboordzijde van het vaarwater maar langs haar bakboordzijde. Volgens art. 6.04 lid 2 Binnenvaartpolitiereglement moet het schip dat niet de stuurboordzijde van het vaarwater volgt, voorrang verlenen aan het schip dat wel de stuurboordzijde van het vaarwater volgt. De Indigo diende dus voorrang te verlenen aan de LRG. Zij heeft dat niet gedaan en is dan ook in beginsel aansprakelijk voor de aanvaring.
4.4.
De Indigo was ongeladen en er stond een harde wind uit westelijke richting, waardoor zij moest opsturen. De rechtbank verwerpt het verweer van de Indigo dat zij vanwege deze wind en de ondiepte van het water aan haar stuurboordzijde, niet te dicht langs de groene tonnen kon varen en zich in een noodsituatie bevond. De Indigo met een maximale diepgang van 1.20 meter, was ongeladen en het was hoog water. Er moet dus meer ruimte aan haar stuurboordzijde zijn geweest dan zij stelt. Maar als de Indigo er voor kiest aan de voor haar verkeerde kant van het vaarwater te varen, dan is dat geen reden om een schip dat een tegengestelde koers vaart, geen voorrang te verlenen. De schipper van de Indigo heeft, volgens eigen stelling, de LRG vier minuten voor de aanvaring gezien. Van hem had onder de toenmalige omstandigheden en de positie van zijn eigen schip verwacht mogen worden dat hij contact zou opnemen met de LRG teneinde een passeerafspraak te maken of dat hij tijdig naar de goede kant van het vaarwater zou gaan. Het staat vast dat hij het een noch het ander heeft gedaan.
4.5.
Uit het overgelegde radioverslag van de post Hansweert blijkt dat de schipper van de Indigo wel gepoogd heeft naar stuurboord te komen maar dat hij daarmee te laat was. Hij zegt “ik heb hem er niet meer voorlangs gekregen”. Dit komt overeen met de lezing van de schipper van de LRG. Hij verklaart namelijk dat de Indigo plotseling naar stuurboord ging waarna hij zelf hard achteruit heeft geslagen en de boegschroef van de LRG heeft gebruikt om stuurboord uit te gaan teneinde een aanvaring te vermijden.
Het verwijt dat de LRG vlak voor de aanvaring de verkeerde manoeuvres heeft ingezet is niet terecht. De Indigo leek eerst stuurboord op stuurboord te willen passeren en is op het laatste moment stuurboord uit gegaan, kennelijk om een bakboord passage mogelijk te maken.. De LRG heeft met haar laatste stuurboord manoeuvre geprobeerd een aanvaring te voorkomen. Dat dat niet gelukt is kan haar gelet op het vaargedrag van de Indigo niet verweten worden.
4.6. Gedaagde heeft dus schuld aan de aanvaring. De vraag is of eiseres medeschuld heeft.
Van de schipper van de LRG had verwacht mogen worden dat hij vaart zou minderen toen hij de Indigo zag naderen aan de verkeerde kant van het vaarwater. Het was onder de toenmalige weersomstandigheden te voorzien dat er een gevaarlijke situatie kon ontstaan. Hij heeft volgens zijn eigen verklaring, eerst naar bakboord gestuurd om de Indigo aan de stuurboordzijde van de LRG ruimte te geven. Hij deed dit zonder overleg met de Indigo, terwijl het de Indigo was die moest uitwijken. Pas op het laatste moment heeft hij radiocontact met de Indigo gezocht. Goed zeemanschap betekent ook dat tijdig wordt geanticipeerd als het vaargedrag van andere schepen verkeerd of onduidelijk is en mogelijk tot gevaarlijke situaties kan leiden. Dat heeft hij niet gedaan door met dezelfde snelheid door te varen en zonder overleg eerst bakboord te sturen. De LRG heeft dan ook medeschuld aan de aanvaring.
De Indigo heeft de grootste schuld aan de aanvaring. De LRG heeft een geringe medeschuld. De rechtbank stelt de schuldverdeling vast op 80 (Indigo) - 20 (LRG).
4.7.
De cascoschade is niet betwist en dus toewijsbaar. De tijdverletschade is door gedaagde betwist.
Eiseres heeft deze schade onderbouwd door overlegging van een expertise rapport. Daaruit blijkt dat het tijdverlet op tegenspraak is vastgesteld. Hiertegenover heeft gedaagde volstaan met een niet onderbouwde betwisting van de gestelde verletschade. De rechtbank passeert daarom dit verweer en zij zal dit deel van de vordering toewijzen.
4.8.
De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten wordt gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van €1.400,00. De rechtbank heeft daarbij tevens rekening gehouden met de schuldverdeling. Gedaagde heeft terecht gesteld dat van een omvangrijke correspondentie niet blijkt. Hij heeft niet betwist dat er bij de Post Wemeldinge de radarbeelden zijn bekeken, waarna een bespreking heeft plaatsgevonden met vertegenwoordigers van gedaagde.
4.9.
Gedaagde zal worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres omdat zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Deze kosten worden begroot op:
Dagvaarding
€ 103,82
Griffierechten
€ 3.715,00
Advocaatkosten
€ 2.842,00
(2 x € 1.421,--)
Buitengerechtelijke kosten
€ 1.400,00
Totaal
€ 8.060,82

5.De beslissing

De rechtbank
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen €87.444,80 vermeerderd met de wettelijke hierover rente vanaf 5 januari 2012 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de buitengerechtelijke kosten en proceskosten tot op deze uitspraak aan de zijde van eiseres gevallen en begroot op €8.060,82;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2013.