ECLI:NL:RBZWB:2013:11298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
C/02/266707 / HA ZA 13-528
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot overlegging van jaarrekeningen en belastingaangiften

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2013 uitspraak gedaan in een incident dat voortkwam uit een civiele procedure tussen [eiser] en de besloten vennootschap Bouwbedrijf Weggemans B.V. [eiser] vorderde in de hoofdzaak ontbinding van een mondelinge samenwerkingsovereenkomst en betaling van een bedrag van € 50.000,--. In het incident vorderde Weggemans op basis van artikel 843a Rv inzage in jaarrekeningen en belastingaangiften van [eiser] en zijn vennootschappen. De rechtbank oordeelde dat Weggemans niet kon aantonen dat er sprake was van een rechtsbetrekking waarin zij partij was, en dat er geen rechtmatig belang bestond voor de gevraagde inzage. De rechtbank wees de vordering van Weggemans af en veroordeelde haar in de proceskosten van het incident, begroot op € 678,--. Tevens werd een comparitie van partijen bepaald voor de hoofdzaak, waarbij de mogelijkheid van een schikking en mediation aan de orde zou komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/266707 / HA ZA 13-528
Vonnis in incident van 11 december 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. R.L.H. Boas te Bergen op Zoom,
tegen
de besloten vennootschap
BOUWBEDRIJF WEGGEMANS B.V.,
gevestigd te Sint-Annaland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.C. van der Tak te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna [eiser] en Weggemans genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering (ex art 843a Rv) tot overlegging van jaarrekeningen Installatietechniek [eiser] BV en [naam BV] en belastingaangiftes van de heer[eiser]
  • de conclusie van antwoord in incident zijdens [eiser]
  • de akte in het incident zijdens Weggemans d.d. 21 augustus 2013
  • de antwoordakte in het incident zijdens [eiser] d.d. 16 oktober 2013
  • de akte in het incident zijdens Weggemans d.d. 16 oktober 2013
  • de antwoordakte in incident zijdens [eiser] d.d. 30 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
[eiser] vordert in de hoofdzaak primair ontbinding van de tussen partijen mondeling gesloten samenwerkingsovereenkomst en veroordeling van Weggemans tot betaling van een bedrag van € 50.000,-- vermeerderd met wettelijke rente, subsidiair veroordeling van gedaagde tot betaling van € 50.000,-- vermeerderd met wettelijke rente, primair en subsidiair vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proceskosten. [eiser] stelt daartoe dat partijen in 2010 een mondelinge overeenkomst van geldlening hebben gesloten uit hoofde waarvan Weggemans genoemd bedrag van hem als renteloze lening heeft ontvangen. Hij stelt voorts dat de bij het aangaan van die overeenkomst afgesproken voorwaarde waaronder het bedrag diende te worden terugbetaald inmiddels is vervuld, maar dat Weggemans desondanks weigert tot terugbetaling van het geleende bedrag over te gaan.
2.2.
[eiser] is middels [naam BV] enig aandeelhouder en bestuurder van [Installatietechniek (naam eiser) BV].

3.Het geschil in het incident

3.1.
Weggemans vordert dat [eiser] zal worden bevolen om op straffe van een dwangsom binnen 10 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan haar af te geven de volledige jaarrekeningen [naam BV] en [Installatietechniek (naam eiser) BV] over de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en indien gereed 2012 alsmede de belastingaangiften en aanslagen van [eiser] over de jaren 2008,2009, 2010, 2011 en voor zover aanwezig 2012. Zij stelt daartoe een rechtmatig belang te hebben omdat het over samenwerkingsverbanden en grote bedragen gaat en nu uit de gevraagde informatie kan worden afgeleid hoe [eiser] respectievelijk zijn vennootschappen in het verleden de betalingen hebben geadministreerd en intern de (rechts)verhoudingen hebben vastgelegd, met name hoe [eiser] administratief/fiscaal de € 50.000,-- heeft geboekt.
3.2.
[eiser] voert verweer. Hij stelt dat niet is voldaan aan het doel van artikel 843a Rv, nu de lening door hem in privé is overgemaakt en niet duidelijk is waarom Weggemans de lening niet zou moeten terugbetalen als deze afkomstig zou zijn van [Installatietechniek (naam eiser) BV] of [naam BV], zodat een rechtmatig belang aan de zijde van Weggemans ontbreekt. Bovendien zijn de jaarrekeningen gedeponeerd en derhalve als openbare bron aan te merken, waarvan niet in het kader van dit incident inzage kan worden gevorderd. Voorts is volgens [eiser] niet voldaan aan het bepaalbaarheidsvereiste en bestaat er in het kader van dit geding geen directe rechtsbetrekking tussen Weggemans en[Installatietechniek (naam eiser) BV] en [naam BV]. Ten aanzien van de belastingaangiften van [eiser] in privé stelt [eiser] dat deze zo persoonsgebonden zijn dat Weggemans vanwege het grote privacybelang geen recht heeft op inzage daarvan.

4.De beoordeling

in het incident

4.1.
Weggemans baseert haar vordering op artikel 843a Rv, waarin de zogenaamde bijzondere exhibitieplicht is vastgelegd. Dit artikel bepaalt dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksels kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn voorganger partij zijn. Dit artikel ziet, blijkens de toelichting daarop, op de situatie dat de inhoud van een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar dat zij het niet meer in haar bezit heeft.
4.2.
Eén van de in het artikel genoemde cumulatieve voorwaarden waaraan voldaan moet zijn, wil de vordering op grond van dit artikel toewijsbaar zijn, is het vereiste dat het verzoek bescheiden moet betreffen aangaande een rechtsbetrekking waarin de aanvrager partij is. In casu is gesteld noch gebleken dat de bescheiden betreffende[Installatietechniek (naam eiser) BV] en [naam BV] waarvan door Weggemans inzage en/of afschrift wordt gevorderd betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin zij partij is. Voor wat betreft deze stukken is aan één van de voorwaarden van genoemd artikel dan ook niet voldaan. Ten aanzien van alle gevraagde stukken geldt dat door Weggemans onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat hij een rechtmatig belang heeft bij inzage, uittreksel of afschrift daarvan. De enkele stelling dat uit de gevraagde informatie kan worden afgeleid hoe [eiser] respectievelijk zijn vennootschappen in het verleden de betalingen hebben geadministreerd en intern de (rechts)verhoudingen hebben vastgelegd, is daartoe niet voldoende. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden vastgesteld welk belang Weggemans in het kader van de onderhavige procedure zou hebben bij het beschikken over dergelijke informatie. Aan de voorwaarde dat de partij die de exhibitieplicht inroept een rechtmatig belang moet hebben bij het verkrijgen van de bescheiden is derhalve niet voldaan.
Bovendien is gesteld noch gebleken dat sprake is van stukken waarvan de inhoud aan Weggemans in beginsel wel bekend is, maar die zij niet meer in haar bezit heeft.
4.3.
Uit het vorenstaande volgt dat voornoemd artikel niet kan worden aangewend voor het belang dat Weggemans stelt te hebben bij overlegging van de stukken.
4.4.
Voor zover Weggemans in haar laatste akte op artikel 3:15j BW heeft bedoeld te beroepen overweegt de rechtbank dat een dergelijk beroep geen doel treft, nu de onderbouwing daarvan volledig ontbreekt.
4.5.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van Weggemans niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.6.
Weggemans zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van het incident, welke worden begroot op een bedrag van € 678,--
( 1,5 punt x tarief € 452,--) aan salaris advocaat.
in de hoofdzaak
4.7.
De rechtbank zal een verschijning van partijen ter terechtzitting bepalen zodat inlichtingen kunnen worden verschaft, de mogelijkheid van een schikking kan worden onderzocht en/of procedureafspraken gemaakt kunnen worden.
4.8.
Tijdens de comparitie kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen. Meer informatie over mediation is te vinden in de bijgevoegde brochure. Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat gezamenlijk, uiterlijk twee weken vóór de comparitie aan de rechtbank kenbaar te maken.
4.9.
De rechtbank laat weten dat voor de comparitie anderhalf uur wordt uitgetrokken.
4.10.
Indien partijen zich tijdens de comparitie op nog niet in het dossier ingebrachte stukken willen beroepen dienen zij die stukken uiterlijk twee weken vóór de comparitie aan de rechtbank en in kopie aan de wederpartij te doen toekomen.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Weggemans in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 678,--;
in de hoofdzaak
5.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2 op vrijdag 21 februari 2014 om 9.30 uur;
5.4.
beveelt de desbetreffende partij(en) de onder 4.8. bedoelde bescheiden binnen de daarbij vermelde termijn in het bezit van de rechtbank te stellen met kopie aan de wederpartij;
5.5.
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team civielrecht - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op het uitstelverzoek,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013. [1]

Voetnoten

1.type: aij