Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 maart 2013,
- het proces-verbaal van comparitie van 11 juni 2013,
- de akte overleggen producties van 10 juli 2013 van [eiseres],
- de antwoordakte na overlegging producties van 7 augustus 2013 van de zoon,
- de antwoordakte na overlegging producties van 7 augustus 2013 van de dochter.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
Daarnaast heeft erflater gedwaald in het objectieve recht. Erflater verkeerde in de veronderstelling dat zijn testament door zijn huwelijk met [eiseres] geen werking meer zou hebben. Hierdoor zou erflater hebben nagelaten zijn testament te herroepen. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid om de rechtsgevolgen van een testament dat slechts in stand is gebleven door dwaling in het objectieve recht, in stand te houden. Gelet hierop dienen aan het testament de rechtsgevolgen te worden onthouden.
Ter comparitie heeft [eiseres] verwezen naar een arrest van het Hof Amsterdam van 18 oktober 2011. Net als in die zaak zijn de omstandigheden in onderhavige zaak na het opmaken van het testament gewijzigd. Met deze gewijzigde omstandigheden kon erflater geen rekening houden. Daarmee heeft het testament zijn belang verloren.
Tot slot betwist [eiseres] dat zij is gehouden tot vergoeding van de door de zoon en de dochter betaalde eigen bijdrage in de proceskosten.
De dochter vordert daarnaast verdeling van de nalatenschap van erflater, zodanig dat de woning - zo mogelijk onderhands - wordt verkocht met als uitgangspunt de WOZ-waarde van € 210.000,00. Na optelling van de baten en aftrek van de schulden zoals vermeld in de aangifte erfbelasting, dient aan [eiseres] 50 % van de opbrengst toe te komen en aan de zoon en de dochter ieder 25 %.
De zoon en de dochter vorderen tevens te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van alle rechtshandelingen die [eiseres] dient te verrichten om te kunnen komen tot volledige scheiding en deling van de nalatenschap.