ECLI:NL:RBZWB:2013:11286

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
C/02/269108 / HA ZA 13-667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ontdekking van niet-overeenkomende eigenschappen van een schip

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [opposant] en [geopposeerde] betreffende de koop van een motorschip, genaamd 'Lesjoerda'. De koopovereenkomst, gesloten op 10 september 2010, vermeldde dat het schip een stalen dek had. Echter, twee jaar na de koop bleek dat het dek van hout was. [opposant] vorderde ontheffing van een eerdere veroordeling tot betaling van schadevergoeding aan [geopposeerde], die de kosten voor het vervangen van het houten dek door een stalen dek vorderde. De rechtbank oordeelde dat [geopposeerde] recht had op een schip met de overeengekomen eigenschappen en dat de vordering van [geopposeerde] terecht was, maar dat er rekening gehouden moest worden met de aftrek nieuw voor oud. De rechtbank wees 60% van de gevorderde schadevergoeding toe, rekening houdend met de staat van het schip en de ouderdom van de onderdelen. Uiteindelijk werd [opposant] veroordeeld tot betaling van €14.159,52 aan [geopposeerde], vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/269108 / HA ZA 13-667
Vonnis van 18 december 2013
in de zaak van
[opposant],
wonende te [woonplaats],
opposant,
advocaat mr. N.J. Moens te Middelburg,
tegen
[geopposeerde],
wonende te[woonplaats],
geopposeerde,
advocaat mr. F. Heidinga te Almere.
Partijen zullen hierna [opposant] en [geopposeerde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2013.

2.De feiten

2.1.
[geopposeerde] heeft op 10 september 2010 met [opposant] een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een motorschip, genaamd “Lesjoerda”. De levering vond plaats op 25 september 2010. Het schip wordt in de schriftelijke koopovereenkomst omschreven als “stalen motorschip” uit 1983 met een dek van staal met teak betimmering. De koopprijs was €53.000,00.
[geopposeerde] heeft het schip voor de aankoop niet laten keuren. [opposant] had het schip in 2007, het jaar waarin hij het schip had gekocht, laten keuren. Dat keuringsrapport heeft hij [geopposeerde] ter inzage gegeven.
In dat rapport worden onder hoofdstuk 5 het dek, de opbouw en de kuip beoordeeld. Bij “Materiaal” staat: staal met teakhouten dek en houten opbouw. Teakhouten dek op termijn renoveren. Het teakhouten dek op termijn verwijderen en het stalen dek schilderen. Dat laatste staat ook bij het advies aan het einde van het rapport.
2.2.
Gebleken is dat het schip geen stalen dek heeft maar een houten.
Op 3 september 2012 heeft de jachtwerf Van Vliet een offerte uitgebracht voor het vervangen van het houten dek. Bij brief van 9 november heeft [geopposeerde] [opposant] ervan op de hoogte gesteld dat het dek van hout was.
[geopposeerde] heeft het houten dek verwijderd en een stalen dek laten aanbrengen. Hij heeft nog geen nieuw teakdek laten aanbrengen.

3.Het geschil

3.1.
[opposant] is bij verstek veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van €27.943,45, vermeerderd met rente en kosten. In deze procedure vordert [opposant] ontheffing van deze veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering.
Hij stelt daartoe het volgende.
[geopposeerde] wist al voor 3 september 2012, de dag waarop de offerte van jachtwerf Van Vliet is gedateerd, dat het dek van hout was en niet van staal. Vervolgens heeft hij tot 9 november 2012 gewacht om hem daarvan op de hoogte te brengen. Daarmee heeft hij de redelijke klachttermijn van aart. 7:23 BW overschreden en moet de vordering worden afgewezen.
[opposant] stelt verder dat de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet voldoende is onderbouwd. Er zijn verschillende posten opgevoerd voor onderdelen die toch vervangen hadden moeten worden. Hij heeft oorspronkelijk betwist dat het dek niet van staal zou zijn.
Hij betwist ook de kosten voor de vervanging van het teakhouten dek. Uit het rapport van 2007 blijkt dat het teakhouten dek toen al in matig tot slechte staat verkeerde. [geopposeerde] wist dat ook. Hij kan dan nu geen vergoeding vorderen voor een nieuw – PVC – dek.
3.2.
[geopposeerde] voert verweer. Hij heeft ter onderbouwing van zijn vordering een fotorapportage van de werkzaamheden aan het dek van de Lesjoerdo overgelegd. Tevens heeft hij de facturen van jachtwerf Van Vliet in het geding gebracht. Deze sluiten voor het vernieuwen van het dek op €20.369,75 inclusief BTW. Voor het aanbrengen van het PVC dek berekent de jachtwerf €16.290,00 inclusief BTW.
Hij stelt regelmatig last te hebben gehad van lekkages. Op 3 september 2012 was hij bij jachtwerf Van Vliet en heeft hij onder meer gevraagd wat het zou kosten om een nieuw stalen dek aan te brengen. Hij had het vermoeden dat er iets met het dek aan de hand was. Hij wist toen nog niet dat hij te maken had met een houten dek. Om dat te weten is destructief onderzoek nodig. In oktober heeft hij wat binnenwerk gesloopt en toen ontdekte hij dat het schip een houten dek had. Daarna heeft hij bij brief van 9 november 2012 [opposant] op de hoogte gesteld. Hij heeft dat dus na de ontdekking tijdig binnen de klachttermijn van art. 7: 23 BW gemeld.
Het schip heeft nu een nieuw stalen dek, inclusief de gangboorden. Het is de bedoeling dat daar een PVC dek met teak look opkomt. Dat is nog niet uitgevoerd.
[geopposeerde] stelt een schip te hebben gekocht met een stalen dek. Hij vordert alleen die kosten die rechtstreeks te maken hebben het aanbrengen van zo’n dek. Voor de bekleding met teak (in PVC uitvoering) vordert hij een deel van de kosten.

4.De beoordeling

4.1.
[geopposeerde] heeft van [opposant] een schip gekocht met een stalen dek. Dit is uitdrukkelijk in de overeenkomst opgenomen. Beide partijen zijn er ook vanuit gegaan dat het schip een stalen dek had. Het op verzoek van [opposant] in 2007 opgemaakte taxatierapport gaat ook uit van een stalen dek. [opposant] heeft een schip met een houten dek geleverd. Voor zover [opposant] dit nog zou betwisten blijkt dit uit de fotorapportage die door [geopposeerde] is overgelegd ter gelegenheid van de comparitie van partijen. Daarmee staat vast dat het schip niet de overeengekomen eigenschappen had. Dat [opposant] te goeder trouw was, is niet van belang. Het gaat om de constatering dat een schip geleverd is dat niet de eigenschappen heeft die partijen zijn overeengekomen. [geopposeerde] heeft een schip met een stalen dek gekocht en dat bleek in 2012 van hout te zijn.
4.2.
[opposant] heeft gesteld dat [geopposeerde] al voor 3 september 2012 wist dat het dek van hout was. Hij leidt dat af uit de offerte van jachtwerf Van Vliet die op 3 september 2012 is gedateerd. De stelling is verder niet met feiten onderbouwd. Tegenover deze stelling staat de verklaring van [geopposeerde] dat hij in de loop van de maand oktober 2012 iets van het binnenwerk heeft gesloopt en toen ontdekte dat het dek van hout was. Dat dit al eerder zichtbaar was, is niet gebleken. De rechtbank passeert dan ook het verweer dat [geopposeerde] te laat aan [opposant] heeft laten weten dat het schip geen stalen maar een houten dek had.
4.3.
[geopposeerde] heeft recht op een schip met een stalen dek. Hij heeft dat inmiddels laten aanbrengen. De sloop van het oude houten dek en de plaatsing van een nieuw stalen dek heeft ook gevolgen voor de onderdelen van het schip die met dat dek verbonden waren. Als op de rekeningen van jachtwerf Van Vliet dus meer voorkomt dat alleen het vervangen van het dek dan volgt dat logischerwijs uit het feit dat de diverse onderdelen met elkaar verbonden zijn. De detailkritiek die [opposant] geeft op de rekening van jachtwerf Van Vliet verwerpt de rechtbank dan ook.
4.4.
[opposant] doet wel terecht een beroep op de aftrek nieuw voor oud. [geopposeerde] zou normaal gesproken een schip hebben gekregen met een stalen dek van dertig jaar oud en hij heeft nu een nieuw stalen dek. Daarbij komt dat de met het dek verbonden onderdelen die als gevolg van het vervangen van het dek ook vervangen moesten worden nu nieuw zijn, terwijl uit het rapport van 2007 blijkt dat het schip niet in een heel goede staat van onderhoud verkeerde. De rechtbank zal dan ook een nieuw voor oud aftrek toepassen door 60% van het gevorderde bedrag toe te wijzen.
4.5.
Het schip heeft nu een stalen dek zonder teak of PVC bekleding. Toen [geopposeerde] het schip kocht, had het een teakbekleding op het dek. Dit dek moest, zoals blijkt uit het rapport van 2007, op termijn verwijderd worden. [geopposeerde] wist dit bij de aankoop van het schip. Hij heeft het teak nu wellicht eerder moeten verwijderen, maar gelet op de staat van dat teakhout is dat hooguit een kwestie van enkele jaren. [opposant] moet dus de schade van de vervanging van het teak wel betalen, maar rekening houdend met de aftrek nieuw voor oud is dat in redelijkheid 20% van het gevorderde bedrag.
4.6.
[opposant] zal dus aan [geopposeerde] moeten vergoeden 60% van €18.169,20 en 20% van €16.290,00. Dit is totaal €14.159,52.
[opposant] zal dus worden ontheven van de veroordeling door de rechtbank voor zover deze dit bedrag overschrijdt.
De rechtbank handhaaft de beslissing omtrent de proceskosten omdat [opposant] de in het ongelijk gesteld partij blijft.

5.De beslissing

De rechtbank
ontheft [opposant] van de veroordeling uitgesproken door deze rechtbank in haar vonnis van 7 augustus 2013 bij verstek gewezen;
opnieuw rechtdoende veroordeelt zij [opposant] tot betaling aan [geopposeerde] van €14.159,52 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 februari 2013 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [opposant] in de proceskosten aan de zijde van [geopposeerde] begroot op €2.094,45;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2013.