Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 oktober 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 26 november 2013.
2.De feiten
[geopposeerde] heeft het schip voor de aankoop niet laten keuren. [opposant] had het schip in 2007, het jaar waarin hij het schip had gekocht, laten keuren. Dat keuringsrapport heeft hij [geopposeerde] ter inzage gegeven.
In dat rapport worden onder hoofdstuk 5 het dek, de opbouw en de kuip beoordeeld. Bij “Materiaal” staat: staal met teakhouten dek en houten opbouw. Teakhouten dek op termijn renoveren. Het teakhouten dek op termijn verwijderen en het stalen dek schilderen. Dat laatste staat ook bij het advies aan het einde van het rapport.
[geopposeerde] heeft het houten dek verwijderd en een stalen dek laten aanbrengen. Hij heeft nog geen nieuw teakdek laten aanbrengen.
3.Het geschil
Hij stelt daartoe het volgende.
[opposant] stelt verder dat de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet voldoende is onderbouwd. Er zijn verschillende posten opgevoerd voor onderdelen die toch vervangen hadden moeten worden. Hij heeft oorspronkelijk betwist dat het dek niet van staal zou zijn.
Hij betwist ook de kosten voor de vervanging van het teakhouten dek. Uit het rapport van 2007 blijkt dat het teakhouten dek toen al in matig tot slechte staat verkeerde. [geopposeerde] wist dat ook. Hij kan dan nu geen vergoeding vorderen voor een nieuw – PVC – dek.
[geopposeerde] stelt een schip te hebben gekocht met een stalen dek. Hij vordert alleen die kosten die rechtstreeks te maken hebben het aanbrengen van zo’n dek. Voor de bekleding met teak (in PVC uitvoering) vordert hij een deel van de kosten.
4.De beoordeling
[opposant] zal dus worden ontheven van de veroordeling door de rechtbank voor zover deze dit bedrag overschrijdt.
De rechtbank handhaaft de beslissing omtrent de proceskosten omdat [opposant] de in het ongelijk gesteld partij blijft.