Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiser sub 1],
[eiseres sub 2],
[eiser sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 juli 2013
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2013
2.De feiten
3.1. De akte van levering zal gepasseerd worden binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de door koper aan te vragen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 16.1.b van deze koopovereenkomst, doch uiterlijk 15 juni 2012 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van enz…
3.2. Verkoper staat in voor zijn bevoegdheid tot verkoop en tot eigendomsoverdracht ten tijde van het passeren van de akte van levering.”
10.1. Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige.
10.2. Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 37.000,- zegge zeven en dertig duizend euro verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoding en vergoeding van kosten van verhaal.
10.3. Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de overeenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in 10.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie pro mille van de koopprijs, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van de kosten van verhaal. Enz…”.
“In opdracht van de kopers van bovengemeld pand, enz… stel ik u overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 van de gesloten koopovereenkomst de dato 16 januari 2012 enz.. in gebreke in de nakoming van uw verkoopverplichting enz…”. Vervolgens wordt Juzt een termijn van acht dagen gesteld.
3.Het geschil
in conventie
Omdat Juzt had aangegeven de contractuele boete niet te zullen voldoen heeft [eiser] ook beslag laten leggen ten laste van Juzt. Ook de kosten hiervan worden gevorderd.
vordert tevens buitengerechtelijke kosten vanwege de kosten die zij moeten maken voor de juridische bijstand voorafgaande aan de procedure. Het beslag was nodig omdat er vrees voor verduistering van verhaalsobjecten was. Juzt was doende andere panden ook te verkopen.
Vanaf juni 2012 heeft zij gepoogd de eigendom te verkrijgen. [eiser] was op de hoogte van deze problemen. Er was uiteindelijk een gerechtelijk procedure voor nodig om de eigendom te regelen.
Juzt doet een beroep op matiging van de boete tot nihil. Zij vindt deze buitensporig hoog, mede gezien het feit dat [eiser] geen schade heeft geleden. De omgevingsvergunning is aan [eiser] namelijk pas op 11 januari 2013 verleend en hij had steeds toegang tot het pand.
Voor wat betreft de gevorderde schade voor het afgeven van de bankgarantie stelt Volmer dat er geen schade aannemelijk is gemaakt.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
De brief van [eiseres sub 2] van 16 oktober 2012 is ook duidelijk. Daarin wordt letterlijk nakoming van de overeenkomst gevorderd en aanspraak gemaakt op de vertragingsboete van 3 promille per dag.
Juzt doet terecht een beroep op matiging van deze boete die neerkomt op een derde van de koopsom. Deze boete is bovenmatig. [eiser] was van plan drie appartementen in het pand te maken. Daarvoor had hij een omgevingsvergunning nodig. Die vergunning heeft hij pas op 13 januari 2013 gekregen. [eiser] heeft na het sluiten van de koopovereenkomst onbeperkt toegang gehad tot het pand. Gesteld noch gebleken is dat de uitvoering van de werkzaamheden aan het pand zijn uitgesteld of dat [eiser] als gevolg van het te laat leveren schade heeft geleden. De problemen met de levering zijn niet te wijten aan de onwil van Juzt. De rechtbank zal daarom de boete matigen tot 10% van de koopsom, zodat de boete €37.000,00 wordt.
Hij vordert ook vergoeding voor de kosten van het gelegde beslag. Tegenover de stelling dat [eiser] vreesde voor verduistering van verhaalsobjecten stelt Juzt dat zij een van overheidswege gesubsidieerde instelling is, zodat beslaglegging onnodig was.
Juzt was een stichting en als zodanig een zelfstandig rechtspersoon. [eiser] behoefde er niet vanuit de gaan dat Juzt wel goed was en zou blijven. De noodzaak tot beslaglegging is onvoldoend weerlegd. Dit leidt ertoe dat Juzt de kosten ervan moet vergoeden. Deze kosten zelf zijn niet bestreden.