Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[partij B],
[partij B],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 februari 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 14 mei 2013.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagden, die de wettige erfgenamen zijn van de op 23 juli 2010 overleden erflater. Eiseres vorderde de benoeming van notaris mr. G. Herwig als boedelnotaris voor de vereffening van de nalatenschap. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot benoeming van een boedelnotaris niet op de wet is gegrond en heeft deze afgewezen. De rechtbank wijst erop dat artikel 4:197 BW erfgenamen de mogelijkheid biedt om zelf een boedelnotaris aan te zoeken, en dat zij op grond van artikel 4:203 BW een verzoek tot benoeming van een vereffenaar bij de rechtbank kunnen indienen. Deze vereffenaar kan een boedelnotaris zijn.
Daarnaast vorderde eiseres dat gedaagden rekening en verantwoording zouden afleggen over hun daden van beheer en vereffening. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen voor gedaagde sub 1, aangezien zij een volmacht tot beheer en vereffening had ontvangen. De rechtbank heeft de mede gevorderde dwangsom gematigd en aan een maximum gebonden.
Eiseres vorderde ook betaling van bedragen op de boedelrekening door gedaagden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk is in deze vordering, omdat artikel 3:171 BW alleen vorderingen tegen derden toestaat. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familierelatie tussen partijen en het feit dat zij over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld. De beslissing van de rechtbank houdt in dat gedaagde sub 1 rekening en verantwoording moet afleggen ten overstaan van een notaris, met een dwangsom voor het geval zij in gebreke blijft.