Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- grondplannummer 3: als grondplannummer 2;
- grondplannummer 4: ½ eigendom [gedaagde 3], gehuwd met
- grondplannummer 5: als grondplannummer 4;
- grondplannummer 6: [gedaagde 3], gehuwd met
- de vervroegde onteigening uitspreekt van de in het lichaam van de dagvaarding onder punt 5 genoemde onroerende zaken;
- met bepaling:
- de vorderingen van het Waterschap afwijst, hetzij door het Waterschap in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, hetzij door het Waterschap haar vordering te ontzeggen, subsidiair de vordering van het Waterschap toewijst met veroordeling van het Waterschap tot betaling van een voorschot ter grootte van de in § 3.1. genoemde bedragen, althans tenminste 100% van de door het Waterschap aangeboden schadeloosstelling;
- het Waterschap veroordeelt in de volledige kosten van het geding, vermeerderd met nakosten, eventueel met betekening, en voor het geval voldoening van de
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
- [gedaagde 1] € 199.306,64 (90% van € 123.796,50 + € 97.655,33 = € 221.451,83);
- [gedaagde 2] € 199.306,64 (idem)
- [gedaagde 3] € 285.377,69 (90% van € 97.655,33 + € 219.431,00 = € 317.086,33).
- [gedaagde 1] € 22.145,19 (€ 221.451,83 - € 199.306,64);
- [gedaagde 2] € 22.145,19 (idem);
- [gedaagde 3] € 31.708,64 (€ 317.986,33 - € 285.377,69).