ECLI:NL:RBZWB:2013:11238

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
C/12/87536 / HA ZA 13-43
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap in faillissement

In deze zaak vorderde BP Europa SE (hierna: BP) hoofdelijke veroordeling van Nedexco B.V. en haar bestuurders tot betaling van een bedrag van €64.956,70, vermeerderd met rente en proceskosten. BP stelde dat Nedexco onrechtmatig had gehandeld door verplichtingen aan te gaan terwijl zij wist dat Nedline, de vennootschap waarvan zij bestuurder was, deze verplichtingen niet kon nakomen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat er twee periodes te onderscheiden waren: de eerste periode waarin Nedline nog in onderhandeling was met de bank over financiering en de tweede periode waarin het faillissement onafwendbaar was. In de eerste periode mocht Nedexco erop vertrouwen dat Nedline haar verplichtingen kon nakomen, terwijl in de tweede periode de bestuurders een keuze maakten die te rechtvaardigen was. De rechtbank wees de vordering van BP af, omdat de bestuurders in de eerste periode niet persoonlijk verwijtbaar handelden en in de tweede periode handelden in het belang van de crediteuren door de vrachtwagens naar Nederland te laten terugkeren. BP werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/87536 / HA ZA 13-43
Vonnis van 23 oktober 2013
in de zaak van
de Europese naamloze vennootschap
BP EUROPA SE,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. E. Elenbaas te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDEXCO B.V.,
Statutair gevestigd te [plaats], kantoorhoudend te [plaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats],
4.
JOHAN TJEPKE REITSMA,
wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. L.J. van Langevelde te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna BP en Nedexco, [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] genoemd worden. De vier gedaagde partijen zullen ook worden aangeduid met “gedaagden”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 mei 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 juli 2013.

2.De feiten

2.1.
BP handelt in onder meer brandstoffen. Zij biedt een systeem aan, BP Plus Systeem genaamd, dat ondernemers in staat stelt met behulp van tankpassen binnen Europa producten van BP af te nemen. De facturatie vindt achteraf plaats.
Nedline hield zich bezig met temperatuur geconditioneerd vervoer door Europa. Zij nam sinds 2000 deel aan het BP Plus systeem. Aan haar chauffeurs zijn BP tankpassen verstrekt. Deze chauffeurs van Nedline beschikten ook over tankpassen van twee andere brandstofleveranciers.
Nedline heeft regelmatig producten afgenomen en besteedde tussen de €5.000,00 en €15.000,00 per maand. Zij had voor het faillissement ongeveer 80 vrachtauto’s rijden.
Op 29 februari 2012 heeft BP aan Nedline een bedrag van €3.384,01 gefactureerd en op 15 en 31 maart 2012 voor €61.5670,69. Deze facturen zijn onbetaald gebleven. Na 9 maart 2012 is nog €6.363,42 brandstof van BP afgenomen.
Nedline is 19 maart 2012 op eigen aangifte failliet verklaard.
2.2.
Voorafgaand aan het faillissement van Nedline was Nedexco haar enig bestuurder. [gedaagde 2] en [gedaagde 4] zijn sinds 29 mei 1996 bestuurders van Nedexco. [gedaagde 3] is van 29 mei 1996 tot 26 april 2012 bestuurder van Nedexco geweest.
2.3.
Begin 2012 is door diverse oorzaken liquiditeitskrapte ontstaan. De bank van Nedline heeft daarop nadere financiële eisen gesteld en aan de directie gevraagd om met een financieel plan te komen. Op 7 maart 2012 heeft overleg plaatsgevonden tussen Nedexco en een aantal crediteuren. BP is daar niet voor uitgenodigd. Op vrijdag 9 maart 2012 heeft Nedexco de bank een financieel plan voorgelegd waarmee de liquiditeit zou worden verbeterd. Dat plan was voor de bank onvoldoende waarna een faillissement onafwendbaar was. Dat faillissement is daarna door de bestuurder aangevraagd en op 19 maart 2012 uitgesproken.
In het weekend van 10-11 maart 2012 hebben chauffeurs van Nedline nog gebruik gemaakt van de BP tankpas. De vrachtauto’s zijn toen terug naar Nederland gekomen. Na dat weekend zijn geen activiteiten meer ondernomen en zijn de tankpassen niet meer gebruikt.

3.Het geschil

3.1.
BP vordert samengevat – hoofdelijke veroordeling van Nedexco, [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] tot betaling van €64.956,70, vermeerderd met contractuele rente en proceskosten, alsmede tot betaling van €9.743,50.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt BP het volgende. Uit het faillissementsverslag van de curator in het faillissement van Nedline blijkt dat bij Nedline begin 2012 liquiditeitskrapte is ontstaan en dat de bank naar aanleiding daarvan nadere financiële eisen heeft gesteld in februari of maart van dat jaar. Aan het verzoek van de bank is niet voldaan en de financiering is opgeschort. Vervolgens is op 9 maart 2012 de gehele bedrijfsoperatie stil komen te liggen en is Nedline op 19 maart 2012 failliet verklaard. Ondanks deze situatie heeft Nedline in de maanden februari en maart 2012 voor een bedrag van €64.956,70 producten afgenomen. Nedexco heeft als bestuurder van Nedline onrechtmatig gehandeld en is aansprakelijk voor de bij BP ontstane schade.[gedaagde 2], [gedaagde 4] en [gedaagde 3] zijn persoonlijk aansprakelijk op grond van art. 6:162 jo 2:11 BW. Zij zijn verplichtingen aangegaan terwijl zij wisten of redelijkerwijs konden begrijpen dat Nedline deze verplichtingen niet kon nakomen en geen verhaal zou bieden.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Zij stellen dat uit de facturen blijkt dat in de periode 1 maart tot en met 12 maart 2012 €58.146,97 exclusief BTW aan brandstof en servicebijdragen is gefactureerd.
Gedaagden betwisten dat zij namens Nedline betalingsverplichtingen zijn aangegaan waarvan zij wisten of redelijkerwijs behoorden te begrijpen dat Nedline deze niet kon nakomen. Een financieel moeilijke periode is onvoldoende om tot bestuurdersaansprakelijkheid te concluderen. Nedline beschikte begin 2012 over een volle portefeuille. Het geconsolideerde eigen vermogen bedroeg 31 december 2011 vier miljoen euro en de solvabiliteit liep tegen de 30%. Nedline is bezig geweest met samenvoeging met haar Duitse vestiging teneinde efficiency te bereiken. Die samenvoeging is stroef verlopen, waardoor het betalingsverkeer en de financiële rapportage vertraging opliepen. De bank heeft vanaf januari 2012 de kredietruimte nog vergroot. Op 28 februari 2012 en 2 maart 2012 heeft overleg plaatsgevonden met de bank en de factormaatschappij van die bank. Er was toen geen reden te twijfelen aan een oplossing. Op verzoek van de bank is een financieel plan opgesteld dat op 9 maart 2012 zou worden besproken. Daaraan voorafgaand heeft Nedline overleg gehad met enkele grote crediteuren van Nedline en Nedexco. Deze crediteuren waren bereid de bestaande betalingsverplichtingen te verlagen of betalingstermijnen te verlengen.
Tijdens de bespreking van 9 maart 2012 eiste de bank dat de liquiditeitskrapte binnen een maand zou worden opgelost. Dat was voor Nedline op zo’n korte termijn niet mogelijk. Verder overleg met de bank op die dag heeft niet tot resultaat geleid. Gedaagden wisten vanaf dat moment dat Nedline haar betalingsverplichtingen niet zou kunnen nakomen. Na 9 maart 2012 is nog €6.363,42 brandstof van BP afgenomen. Deze brandstof is gebruikt om de vrachtwagens terug te laten komen naar Nederland.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van BP betreffen voor het grootste deel facturen van vóór het weekend van 10-11 maart 2012 en voor een geringer deel - €6.363,00 - facturen uit het weekend zelf. Voor de aansprakelijkheid van gedaagden gaat het om die twee te onderscheiden periodes.
4.2.
In de eerste periode was Nedline nog gewoon in bedrijf en reden haar vrachtauto’s door Europa. Zoals uit de onbetwiste stellingen en uit het verslag van de curator blijkt, was Nedline in die periode op last van de bank bezig een plan op te stellen om haar liquiditeit te verbeteren. Het niet uitvoeren van vervoeropdrachten zou tot onmiddellijke liquidatie van het bedrijf hebben geleid en kon van gedaagden niet worden verwacht. Omdat Nedline nog in gesprek met de bank was, mocht zij er toen nog op vertrouwen dat Nedline haar verplichtingen jegens BP zou kunnen nakomen. Tegenover de kosten van het vervoer stonden ook de inkomsten ervan. BP maakt gedaagden dan ook ten onrechte het verwijt dat gedaagden in die periode hebben toegestaan dat door hun chauffeurs nog brandstof werd getankt. Zij behoefden toen nog niet redelijkerwijs te verwachten dat Nedline haar betalingsverplichtingen niet zou kunnen nakomen.
4.3.
In het weekend van 10-11 maart 2012 was het voor gedaagden door het standpunt van de bank, duidelijk dat Nedline financieel niet meer te redden viel. In dat weekend is nog brandstof getankt om de vrachtauto’s naar huis in Nederland te krijgen. Gedaagden wisten toen dat de brandstofkosten die daarmee gemoeid waren niet meer betaald konden worden. Zoals onder meer blijkt uit de verklaring van gedaagde [gedaagde 4] tijdens de comparitie van partijen, stonden gedaagden voor de keus de vrachtwagens elders te laten of naar huis te laten komen. Zij hebben voor deze laatste optie gekozen en konden dat ook redelijkerwijs doen. Het was in het belang van alle crediteuren dat mogelijke verhaalsobjecten zich in Nederland bevonden. Bovendien dienden ook de chauffeurs terug te keren naar Nederland. Voor het handelen van gedaagden bestond dus een rechtvaardigingsgrond. Gedaagden wordt dan ook ten onrechte een persoonlijk verwijt gemaakt. De vorderingen van BP zullen dus worden afgewezen.
4.4.
BP zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht 1.836,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.624,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van BP af,
5.2.
veroordeelt BP in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 3.624,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt BP in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat BP niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013.