ECLI:NL:RBZWB:2013:11225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
2207795_E28112013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kostenvergoeding wegens onvoldoende juridische scholing gemachtigde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot toekenning van een kostenvergoeding. De gemachtigde van de betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het verzoek om kostenvergoeding had afgewezen. De gemachtigde stelde dat hij recht had op vergoeding van de kosten die hij had gemaakt voor rechtsbijstand in het kader van de Wet administratiefrechtelijk handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De officier van justitie had echter betoogd dat de gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat niet was aangetoond dat de gemachtigde over de benodigde juridische scholing beschikte om rechtsbijstand te verlenen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gemachtigde weliswaar werkzaamheden heeft verricht in het kader van de beroepsprocedure, maar dat er onvoldoende bewijs was dat hij de vereiste juridische scholing had genoten. De kantonrechter benadrukte dat voor het toekennen van een kostenvergoeding het essentieel is dat de gemachtigde kan aantonen dat hij beroepsmatig rechtsbijstand verleent en dat hij over de juiste kwalificaties beschikt. Aangezien dit niet was aangetoond, werd het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.

De beslissing van de kantonrechter is genomen tijdens een openbare zitting en is op dezelfde dag uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van juridische kwalificaties voor het verlenen van rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder kostenvergoeding kan worden toegekend in het kader van de Wahv.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummer : 2207795 MB VERZ 13-264
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
uitspraak: 28 november 2013
Beslissing
Op het verzoek van:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
,nader ook te noemen: betrokkene,
gemachtigde : [gemachtigde]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] .
--------------------

1.Het procesverloop

1.1
De gemachtigde van betrokkene heeft beroep als bedoeld in artikel 6 van de Wet administratiefrechtelijk handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met het hierboven vermeld CJIB-nummer, waarvan de beschikking werd vernietigd.
1.2
De gemachtigde van betrokkene heeft verzocht hem een kostenvergoeding toe te kennen ex artikel 13b Wahv.
1.3
De officier van justitie heeft bij brief van 18 juli 2013 het verzoek om een kostenvergoeding toe te kennen afgewezen. De gemachtigde van betrokkene heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.
1.4
Bij brief van 18 juli 2013 heeft de officier van justitie haar beslissing toegezonden aan de rechtbank en toegelicht. De officier van justitie heeft geen gebruikt gemaakt van de gelegenheid om haar zienswijze nader toe te lichten.
1.5
Bij brief van 29 juli 2013 heeft de gemachtigde van betrokkene zijn beroepschrift nader toegelicht. Hij heeft aangegeven niet gehoord te willen worden.

2.De beoordeling

2.1
De kantonrechter heeft op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
2.2
De initiële sanctie is reeds door de officier van justitie vernietigd. Het beroep richt zich thans tegen de beslissing van de officier van justitie geen proceskostenvergoeding toe te kennen voor de werkzaamheden van de gemachtigde.
2.3
De gemachtigde van betrokkene verzoekt om vergoeding van de door hem gemaakte kosten, zijnde kosten van een beroepsmatige rechtsbijstandverlener.
2.4
Ingevolge artikel 13a van de WAHV is het Besluit proceskosten bestuursrecht van overeenkomstige toepassing ter zake van een proceskostenveroordeling in het kader van de WAHV. Op grond van artikel 1 onder a van het Besluit proceskosten voor bestuursrecht kan een vergoeding van de kosten plaatsvinden van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand.
2.5
De officier van justitie voert aan dat het verzochte bedrag op grond van de maatstaven in het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking komen en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Voor het toekennen van een vergoeding van de kosten is het van belang dat het verlenen van rechtsbijstand onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte, taakuitoefening en moet blijken dat de gemachtigde zodanige juridische scholing heeft genoten, dat hij geacht kan worden rechtsbijstand te verlenen.
2.6
De gemachtigde van betrokkene voert aan dat hij in een behoorlijk aantal mulderzaken rechtsbijstand verleent op basis van no cure no pay. Het verlenen van rechtsbijstand behoort tot zijn beroepsmatige taak en dit staat ook omschreven bij de activiteiten bij zijn onderneming bij de Kamer van Koophandel. Voorts voert de gemachtigde van betrokkene aan dat er sprake is van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, nu er sprake is van kosten door cliënten bij een succesvolle indiening van het bezwaar, hij ten aanzien van zijn cliënten een derde is waarbij de deskundigheid niet ter zake doet, en de rechtsbijstand vanuit zijn onderneming beroepsmatig wordt verleend.
2.7
De kantonrechter overweegt dat er werkzaamheden met betrekking tot de beroepsprocedure zijn verricht, maar dat - anders dan de veronderstelling van de gemachtigde dat deskundigheid niet van belang is - niet, althans onvoldoende is gebleken, dat de gemachtigde zodanige juridische scholing heeft genoten dat hij geacht kan worden rechtsbijstand te verlenen. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat geen sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het verzoek om vergoeding zal daarom worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum toezending beslissing: