ECLI:NL:RBZWB:2013:11173

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
2140693_E28112013 en 2316476_E28112013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling op basis van betalingsonmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2013 uitspraak gedaan over de vorderingen van de officier van justitie tot machtiging voor het toepassen van het dwangmiddel gijzeling, zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV). De kantonrechter heeft deze vorderingen gemotiveerd afgewezen. De rechter benadrukt dat de machtiging tot gijzeling alleen verleend kan worden als aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan, wat inhoudt dat eerst minder ingrijpende middelen moeten zijn overwogen en dat deze niet tot betaling van de boete hebben geleid of kunnen leiden.

De officier van justitie had in zijn verzoeken standaardformuleringen gebruikt die niet voldoende recht deden aan de individuele situatie van de betrokkene. De kantonrechter stelde vast dat de verzoeken niet voldeden aan de motiveringeisen en dat er onvoldoende was aangetoond dat er geen andere mogelijkheden waren dan gijzeling. De kantonrechter wees erop dat de verzoeken onvoldoende feitelijk waren onderbouwd en dat de rechten van de burger in een individuele procedure niet in het geding mogen komen door een streven naar efficiëntie.

Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de betrokkene, die psychische problemen had en onder behandeling stond, in een situatie van betalingsonmacht verkeerde. De gezinsvoogd en een gezinshulpverlener bevestigden deze situatie en gaven aan dat gijzeling alleen maar tot meer problemen zou leiden zonder dat het tot betaling zou leiden. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot gijzeling moest worden afgewezen, omdat het beoogde doel niet zou worden bereikt. De beslissing werd genomen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummer : 2140693 \ MD VERZ 13-838, 2316476 \ MD VERZ 13-1244
CJIB-nummer: [CJIB-nummer], [CJIB-nummer]
uitspraak: 28 november 2013
Beslissing op de verzoeken als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV)
aangaande:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] , nader te noemen: betrokkene.
--------------------

1.De beoordeling

1.1
De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2
In de verzoekschriften wordt (onder meer) gesteld dat de gerechtsdeurwaarder het openstaande bedrag niet heeft kunnen verhalen op betrokkene, omdat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stelling onvoldoende aannemelijk is geworden, dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van een minder ingrijpend middel, zoals omschreven onder 1.1 sub b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddelen van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen, maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Verzoeken als de onderhavige dienen voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd.
Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringeis voldoen de verzoeken niet. De verzoeken zullen derhalve reeds om die reden worden afgewezen.
1.3
Bij brief van 13 november 2013, ingekomen ter griffie op 14 november 2013, is door mw. [naam] (gezinsvoogd) van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, namens betrokkene, aangegeven dat betrokkene psychische problemen heeft waarvoor zij onder behandeling staat. Door deze problematiek zijn er financiële problemen gekomen. Vanaf 31 januari 2013 staan de twee jongste kinderen van betrokkene onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. De oudere kinderen van betrokkene staan onder voogdij van Bureau Jeugdzorg en wonen al geruime tijd niet meer thuis. Daarnaast heeft betrokkene een echtscheiding achter de rug. De gezinsvoogd geeft aan dat een gijzeling van betrokkene alleen maar tot meer/ergere problemen zal leiden en het daarnaast ook geen betaling zal (kunnen) opleveren.
1.4
Voorts is tijdens de mondelinge behandeling van 28 november 2013 het navolgende gebleken. Betrokkene is tijdens deze mondelinge behandeling in persoon verschenen, vergezeld door mw. [naam] , gezinshulpverlener. Ter zitting bevestigt de hulpverlener de inhoud van de brief van 13 november 2013. Zij stelt daarnaast dat betrokkene reeds onder bewind staat bij [bewindvoerder] te [plaats] , met een schuldenlast van circa € 50.000,00.
1.5
De kantonrechter stelt op basis van bovengenoemde informatie vast dat bij betrokkene geen sprake is van betalingsonwil maar van betalingsonmacht en dat ook om die reden de vordering tot toepassing dwangmiddel gijzeling dient te worden afgewezen. Het beoogde doel van de gijzeling (het afdwingen van betaling door betrokkene) zal hiermee immers niet worden verwezenlijkt.
1.6
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op dat hij grote vraagtekens plaatst bij het gemak waarmee dit ingrijpende dwangmiddel door de officier van justitie op grote schaal wordt ingezet.

2.De beslissingDe kantonrechter wijst de verzoeken af.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.