ECLI:NL:RBZWB:2013:11171

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
2140677_E28112013 en 2178174_E28112013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling op basis van betalingsonmacht en onvoldoende motivering door de officier van justitie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2013 uitspraak gedaan over de verzoeken van de officier van justitie tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling, zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV). De kantonrechter heeft deze verzoeken afgewezen, omdat niet voldaan was aan het subsidiariteitsbeginsel. Dit beginsel vereist dat eerst minder ingrijpende middelen worden overwogen voordat tot gijzeling kan worden overgegaan. De officier van justitie had in zijn verzoeken standaardformuleringen gebruikt die niet voldoende recht deden aan de individuele situatie van de betrokkene. De kantonrechter merkte op dat de verzoeken niet voldoende feitelijk waren onderbouwd en dat er geen andere mogelijkheden waren onderzocht voordat de vordering tot gijzeling werd ingediend.

Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat de betrokkene, die in persoon was verschenen met zijn gemachtigde, al eerder met dezelfde vorderingen te maken had gehad. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene niet in betalingsonwil verkeerde, maar in betalingsonmacht, wat ook een reden was om de vordering tot gijzeling af te wijzen. De kantonrechter uitte zijn bezorgdheid over de werkwijze van het CJIB en de officier van justitie, die in elke individuele zaak het totale pakket aan verhaalsmogelijkheden en dwangmiddelen geautomatiseerd afwerkten, zonder het grotere probleem van de betrokkene in overweging te nemen. Dit leidde tot onnodige kosten en herhaalde procedures voor de rechtbank.

De kantonrechter concludeerde dat de verzoeken tot gijzeling niet alleen onterecht waren, maar ook dat het gebruik van dit dwangmiddel op grote schaal vraagtekens oproept. De beslissing om de verzoeken af te wijzen werd genomen met de nadruk op de noodzaak van een zorgvuldige en individuele benadering van dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummer : 2140677 \ MD VERZ 13-837, 2178174 \ MD VERZ 13-979
CJIB-nummer: [CJIB-nummer], [CJIB-nummer]
uitspraak: 28 november 2013
Beslissing op de verzoeken als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV)
aangaande:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] , nader te noemen: betrokkene.
--------------------

1.De beoordeling

1.1
De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2
In de verzoekschriften wordt (onder meer) gesteld dat de gerechtsdeurwaarder het openstaande bedrag niet heeft kunnen verhalen op betrokkene, omdat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stelling onvoldoende aannemelijk is geworden, dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van een minder ingrijpend middel, zoals omschreven onder 1.1 sub b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddelen van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen, maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Verzoeken als de onderhavige dienen voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd.
Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringeis voldoen de verzoeken niet. De verzoeken zullen derhalve reeds om die reden worden afgewezen.
1.3
Voorts is tijdens de mondelinge behandeling van 28 november 2013 het navolgende gebleken. Betrokkene is tijdens deze mondelinge behandeling in persoon verschenen, samen met zijn gemachtigde mr. [naam] . Ter zitting wordt aangegeven dat betrokkene hier al eerder is geweest (d.d. 23 mei 2013),betreffende hetzelfde motorrijtuig, en de vorderingen toen zijn afgewezen. Hiertoe overhandigt de gemachtigde van betrokkene de beschikking van 23 mei 2013. Betrokkene heeft diverse ondernemingen gehad welke failliet zijn verklaard. De betreffende auto is destijds in beslag genomen. Betrokkene heeft actie ondernomen om het kenteken van het voertuig te schorsen, maar krijgt geen medewerking van de betreffende instanties. Thans is betrokkene er nog steeds niet in geslaagd het voertuig van zijn naam af te krijgen. Tenslotte overlegt de gemachtigde van betrokkene nog enkele bescheiden betreffende het inkomen van betrokkene en beroepschriften bij het CVOM.
1.4
De kantonrechter stelt op basis van bovengenoemde informatie vast dat bij betrokkene geen sprake is van betalingsonwil maar van betalingsonmacht en dat ook om die reden de vordering tot toepassing dwangmiddel gijzeling dient te worden afgewezen. Het beoogde doel van de gijzeling (het afdwingen van betaling door betrokkene) zal hiermee immers niet worden verwezenlijkt.
1.5
Wat de kantonrechter daarnaast niet begrijpt, is dat het CJIB (en de bevoegde officier van justitie) kennelijk niet in staat is om een probleem “in zijn totaal aan te pakken” en in overleg op te lossen. Het CJIB gaat gewoon door met in iedere individuele zaak (geautomatiseerd) het totale pakket aan verhaalsmogelijkheden en dwangmiddelen af te werken met alle bijkomende kosten van dien. Dit betekent dat deze kantonrechter op 23 mei 2013 twee zaken heeft mogen behandelen en dat hij nu op 28 november 2013 weer twee zaken van betrokkene krijgt voorgelegd, welke hij ook weer zal gaan afwijzen. Dit kennelijk onder het motto “Hoe houd ik de rechtbank/de kantonrechter aan het werk”.
1.6
Uit genoemde zaken blijkt dat alle zaken betrekking hebben op een motorrijtuig met hetzelfde kenteken. Waarom wordt dit niet gesignaleerd binnen het door het CJIB gehanteerde automatiseringssysteem?
1.7
Samengevat heeft de kantonrechter voldoende redenen om deze verzoeken hierna af te wijzen.
1.8
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat hij grote vraagtekens plaatst bij het gemak waarmee dit ingrijpende dwangmiddel op grote schaal wordt ingezet.

2.De beslissingDe kantonrechter wijst de verzoeken af.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.