ECLI:NL:RBZWB:2013:11170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
2140357_E28112013 en 2140372_E28112013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot gijzeling op basis van betalingsonmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2013 uitspraak gedaan over de verzoeken van de officier van justitie tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling, zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV). De verzoeken zijn ingediend in het kader van openstaande boetes, waarbij de officier van justitie stelde dat de betrokkene niet had betaald en dat gijzeling noodzakelijk was om betaling af te dwingen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeken niet voldoende gemotiveerd waren en dat er geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. De betrokkene had aangegeven dat hij psychische problemen had en dat hij schuldhulpverlening had aangevraagd. De kantonrechter concludeerde dat het CJIB en de officier van justitie niet adequaat omgingen met de situatie van de betrokkene en dat er onvoldoende rekening werd gehouden met de totale problematiek. De kantonrechter heeft de verzoeken tot gijzeling afgewezen, omdat het beoogde doel van de gijzeling niet zou worden bereikt en de rechten van de betrokkene in het geding waren. De beslissing benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige en individuele beoordeling van dergelijke verzoeken, in plaats van een geautomatiseerde en standaardmatige aanpak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummer : 2140357 \ MD VERZ 13-820, 2140372 \ MD VERZ 13-821
CJIB-nummer: [CJIB-nummer], [CJIB-nummer]
uitspraak: 28 november 2013
Beslissing op de verzoeken als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeervoorschriften (WAHV)
aangaande:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] , nader te noemen: betrokkene.
--------------------

1.De beoordeling

1.1
De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2
In de verzoekschriften wordt (onder meer) gesteld dat de gerechtsdeurwaarder het openstaande bedrag niet heeft kunnen verhalen op betrokkene, omdat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stelling onvoldoende aannemelijk is geworden, dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van een minder ingrijpend middel, zoals omschreven onder 1.1 sub b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddelen van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen, maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Verzoeken als de onderhavige dienen voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd.
Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringeis voldoen de verzoeken niet. De verzoeken zullen derhalve reeds om die reden worden afgewezen.
1.3
Voorts is tijdens de mondelinge behandeling van 28 november 2013 het navolgende gebleken. Betrokkene is tijdens deze mondelinge behandeling in persoon verschenen, samen met zijn gemachtigde mr. [naam] . Ter zitting wordt aangegeven dat betrokkene al vijf maal in 2 jaar voor dit soort zaken heeft moeten verschijnen, in 2011 en in 2013. De vorderingen zijn toen allen afgewezen. De gemachtigde van betrokkene stelt dat hij vele brieven naar het CJIB/CVOM heeft gestuurd, waarop hij -inhoudelijk- steeds geen antwoord krijgt. Daarnaast is het CJIB niet bereid tot enige betalingsregeling. De gemachtigde van betrokkene voert verder aan dat betrokkene enige maanden geleden schuldhulpverlening heeft aangevraagd bij de Kredietbank West-Brabant. Hiertoe wordt een brief overgelegd waaruit de aanvraag blijkt. Daarnaast heeft betrokkene psychische problemen waarvoor hij onder behandeling staat bij de GGZ.
1.4
De kantonrechter stelt op basis van bovengenoemde informatie vast dat bij betrokkene geen sprake is van betalingsonwil maar van betalingsonmacht en dat ook om die reden de vordering tot toepassing dwangmiddel gijzeling dient te worden afgewezen. Het beoogde doel van de gijzeling (het afdwingen van betaling door betrokkene) zal hiermee immers niet worden verwezenlijkt.
1.5
Wat de kantonrechter daarnaast niet begrijpt, is dat het CJIB (en de bevoegde officier van justitie) kennelijk niet in staat is om een probleem “in zijn totaal aan te pakken” en in overleg op te lossen. Zelfs niet als een advocaat van een betrokkene zich schriftelijk meldt met een daartoe strekkend verzoek. Het CJIB gaat in dat geval gewoon door met in iedere individuele zaak (geautomatiseerd) het totale pakket aan verhaalsmogelijkheden en dwangmiddelen af te werken met alle bijkomende kosten van dien. Dit betekent dat deze kantonrechter reeds 5 maal (!) eerder zaken van betrokkene heeft mogen behandelen en dat hij nu op 28 november 2013
weer 2 andere zaken krijgt voorgelegd, welke hij ook weer zal gaan afwijzen. Dit kennelijk onder het motto “Hoe houd ik de rechtbank/de kantonrechter aan het werk”.
1.6
Samengevat heeft de kantonrechter voldoende redenen om deze verzoeken hierna af te wijzen.
1.7
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat hij grote vraagtekens plaatst bij het gemak waarmee dit ingrijpende dwangmiddel op grote schaal wordt ingezet.

2. De beslissingDe kantonrechter wijst de verzoeken af.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.